Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

02-11-2015

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2015:245

Zaaknummer

ZWB 12 - 2015

Inhoudsindicatie

Niet is gebleken dat verweerster de belangen van klager nodeloos heeft geschaad dan wel zich nodeloos grievend jegens klager heeft uitgelaten.

Inhoudsindicatie

Verzet ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van 2 november 2015

in de zaak ZWB 12-2015

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van discipline van 12 februari 2015 op de klacht van:

 

 

klager

 

tegen:

 

 

verweerster

 

 

1          Verloop van de procedure

1.1      Bij brief aan de raad van 14 januari 2015 met kenmerk K14-118 , door de raad ontvangen op 15 januari 2015 , heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2      Bij beslissing van 12 februari 2015 heeft de voorzitter van de raad de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 16 februari 2015 is verzonden aan klager.

1.3      Bij brief van 22 februari 2015, door de raad ontvangen op 26 februari 2015 , heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.4      Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 14 september 2015 in aanwezigheid van verweerster . De raad ontving op 15 september 2015 een ongedateerde brief van klager waarin hij bericht niet bij de mondelinge behandeling aanwezig te zijn. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.5      De raad heeft kennisgenomen van:

-                 de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop

                 de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven;

-                 het verzetschrift van klager d.d. 22 februari 2015.

 

2          FEITEN en klacht

2.1      Voor een weergave van de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter, waartegen klager in verzet in zoverre niet opkomt. 

2.2      De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

1.            verweerster op 17 juni 2014 heeft verzocht te oordelen over een verzoek om eenhoofdig ouderlijk gezag en kinderalimentatie betreffende J, terwijl zij dit verzoek op 1 april 2014 had ingetrokken;

2.            verweerster de kosten van de procedure onnodig heeft opgedreven door irrelevante vragen te stellen aan de advocaat van klager en door hem niet relevante documenten toe te zenden;

3.            verweerster haar beroepsgeheim heeft geschonden door in de procedure voor de Raad van Discipline een brief van 30 april 2014 te overleggen met als bijlage een fax van 3 maart 2014;

4.            verweerster ter zitting dd. 4 maart 2014 tijdens de behandeling van het verzoekschrift van de Stichting Bureau Jeugdzorg Zeeland tot verlenging van de ondertoezichtstelling van E. aan de rechter heeft medegedeeld dat de “kinderalimentatie spaak liep”. Deze mededeling was irrelevant en bovendien onjuist. Verweerster verspreidt laster;

5.            verweerster aan de Raad van Discipline het concept van het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming van 9 oktober 2014 overgelegd, hetgeen een schending inhoudt van de privacy van klager en van het beroepsgeheim van verweerster.

 

3          VERZET

3.1      De gronden van het verzet houden zakelijk weergegeven het volgende in:

1.            De voorzitter heeft onvoldoende nota genomen van de klachten van klager en de daaraan ten grondslag liggende stukken, zodat de klachten op onjuiste overwegingen als kennelijk ongegrond zijn afgedaan.

2.            De voorzitter heeft de stukken onvoldoende doorgrond; verweerster had het verzoek ten aanzien van J. ingetrokken en daarna voor beide kinderen een nieuw verzoek ingediend, terwijl de voorzitter schrijft dat het verzoek alleen ten aanzien van E. was gedaan. De voorzitter is van een onjuiste veronderstelling uitgegaan.

3.            Het gaat erom wat verweerster met het indienen van de stukken heeft beoogd, te weten het zwart maken van klager en het verspreiden van laster.

 

4          BEOORDELING

4.1      Per 1 januari 2015 is de gewijzigde Advocatenwet in werking getreden. De nieuwe Advocatenwet is van toepassing op klachten die op of na 1 januari 2015 zijn ingediend bij de deken. De onderhavige klacht is voor 1 januari 2015 ingediend bij de deken en wordt door de raad van discipline derhalve behandeld en beoordeeld op grond van de Advocatenwet, zoals die tot 1 januari 2015 gold. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de Advocatenwet zoals deze tot 1 januari 2015 gold bedoeld.

4.2      De raad is van oordeel dat de voorzitter bij zijn beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en voorts acht heeft geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval.

4.3      De voorzitter heeft terecht geoordeeld dat aan verweerster als advocaat van de wederpartij van klager een grote mate van vrijheid toekwam om de belangen van haar cliënte te behartigen op een wijze die haar passend voorkwam. De raad is evenals de voorzitter van oordeel dat uit de aan de raad overgelegde stukken niet is gebleken dat verweerster de belangen van klager nodeloos heeft geschaad dan wel zich nodeloos grievend jegens klager heeft uitgelaten. Verweerster heeft gehandeld in het belang van haar cliënte. In aanmerking dient te worden genomen dat in een procedure en zeker in een familierechtelijke procedure, de emoties tussen partijen hoog kunnen oplopen. In zijn algemeenheid worden uitlatingen van de advocaat van een wederpartij dan wel diens aanpak van de zaak door de andere partij vaak als niet welgevallig of onaangenaam ervaren. Dat betekent echter niet dat die advocaat daarom reeds de grens heeft overschreden van hetgeen hem als advocaat tegenover de wederpartij van zijn cliënt vrijstond.

4.4      Naar het oordeel van de raad kunnen de door klager aangevoerde gronden niet slagen en heeft de voorzitter de klacht terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden.

4.5      Nu het verzet van klagers tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.

 

BESLISSING

 

De raad van discipline:

 

verklaart het verzet ongegrond.

 

 

Aldus gegeven door , mr. P.H. Brandts, voorzitter, mrs. S.A.R. Lely, A.L.W.G. Houtakkers A.J.F. van Dok en J.D.E. van den Heuvel, leden, bijgestaan door mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 2 november 2015

 

griffier                                                               voorzitter                                  

 

 

 

Deze beslissing is in afschrift op 3 november 2015

 

per aangetekende brief verzonden aan:

-     klager

-     verweerster

-     de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-   West-Brabant

-     de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

 

 

Van deze beslissing kan geen hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld.