Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

02-11-2015

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2015:244

Zaaknummer

OB 28 - 2015

Inhoudsindicatie

Geen wettelijke bepaling verzet zich tegen het uitlenen van een toga aan een derde, niet-advocaat, voor het maken van een foto. Niet gebleken dat  het handelen van verweerder er doelbewust op was gericht om klager te grieven dan wel om de gezinsverhoudingen te verstoren. Evenmin is gebleken dat verweerder zich respectloos of onfatsoenlijk heeft gedragen.

Inhoudsindicatie

Klacht ongegrond

Uitspraak

Beslissing van 2 november  2015

in de zaak OB 28-2015

 

 

 

naar aanleiding van de klacht van:

 

                    

     

                                       klager

 

 

                      tegen:

 

 

 

 

                      verweerder

 

 

 

 

1          Verloop van de procedure

1.1      Bij brief aan de raad van 20 februari 2015 met kenmerk 48/14/150K, door de raad ontvangen op 24 februari 2015, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement  ’s-Hertogenbosch de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2      De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 14 september 2015 in aanwezigheid van klager, verweerder en mr. M., kantoorgenoot van verweerder . Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3      De raad heeft kennis genomen van:

-     de brief van de deken dd. 20 februari 2015, met bijlagen;

-     de brief van verweerder dd. 7 september 2015, met bijlage.

 

 

2          FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:

2.1      Verweerder heeft op 4 september 2014 de dochter van klager bijgestaan tijdens een contra-enquête in een familierechtelijke procedure tussen klager en zijn dochter. De ex-echtgenote van klager werd tijdens de contra-enquête in die procedure als door verweerder opgeroepen getuige gehoord.

2.2      Voorafgaand aan de contra-enquête is een foto gemaakt waarop de ex-echtgenote van klager in de toga van verweerder is te zien, met verweerder aan de ene zijde van de ex-echtgenote van klager en een andere getuige aan haar andere zijde. Daarnaast is een foto gemaakt  waarop de dochter van klager in diezelfde toga is te zien. De ex-echtgenote van klager heeft beide foto’s na afloop van de contra-enquête op haar Facebook-pagina geplaatst.

 

3          klacht

3.1      De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

 

verweerder zich respectloos en onfatsoenlijk naar klager als vader/wederpartij van zijn cliënte in de procedure heeft gedragen en volledig is voorbijgegaan aan de tragiek van de verstoorde gezinsverbanden, door bewust en moedwillig mee te werken aan het bespotten daarvan, door er aan mee te werken dat de ex-echtgenote en de dochter van klager voorafgaand aan een contra-enquête zijn gefotografeerd in de toga van verweerder. Door deze gang van zaken te faciliteren heeft verweerder zich niet gedragen zoals een behoorlijk advocaat betaamt. 

 

4          VERWEER

4.1      De ex-echtgenote van klager was voorafgaand aan de contra-enquête erg zenuwachtig. Toen verweerder zijn toga wilde aantrekken, vroeg zij of zij niet een keer zijn toga mocht aantrekken, omdat zij zo graag een foto van zichzelf met toga zou willen hebben. Verweerder heeft haar hierna in de toga geholpen, waarna een foto van haar is gemaakt. Verweerder was zich er niet van bewust dat hij in beeld was en heeft de foto ook niet bekeken. Daarna heeft de dochter van klager de toga aangetrokken en een foto van zichzelf gemaakt. Hierna kreeg verweerder zijn toga terug. Klager was bij het nemen van de foto’s niet aanwezig. Het was verweerder niet bekend dat de foto’s op Facebook zouden worden geplaatst.

4.2      Het handelen van verweerder bestaat slechts uit het toestaan van het dragen van zijn toga voor het nemen van een foto. Dat handelen was op geen enkele manier gericht tot klager. De tragiek van de gezinsverbanden wordt noch door de foto’s noch door de bijschriften op Facebook bespot. Verweerder betreurt het voor zover dit door klager wel zo is ervaren. Het laat onverlet dat het handelen van verweerder niet was gericht op het medewerken aan spot. 

 

 

5          BEOORDELING

 

5.1      Vast staat dat verweerder kort voor de aanvang van de contra-enquête in de procedure tussen de dochter van klager en klager zijn toga ter beschikking heeft gesteld van de ex-echtgenote en de dochter van klager, waarna foto’s van hen beiden in die toga zijn gemaakt. Klager verwijt verweerder dat hij hierdoor is voorbij gegaan aan de verstoorde gezinsverbanden en opzettelijk heeft meegewerkt aan het bespotten daarvan met het doel klager te grieven.

 

5.2      Het Kostuum- en titulatuurbesluit rechterlijke organisatie bevat bepalingen ten aanzien van het dragen van een toga door rechterlijk ambtenaren en advocaten. Artikel 27 van dit besluit bepaalt wanneer een advocaat een toga dient te dragen en wanneer hem dit is toegestaan. Het besluit bevat geen bepalingen ten aanzien van het dragen van een toga door anderen dan rechterlijke ambtenaren en advocaten. Het uitlenen van een toga aan een derde is op grond van voormeld besluit niet verboden.

 

5.3      De klacht van klager is er vooral op gericht dat verweerder opzettelijk  heeft gefaciliteerd dat de van de ex-echtgenote en de dochter van klager gemaakte foto’s op Facebook zijn geplaatst, althans konden worden geplaatst. Vast staat dat de ex-echtgenote de foto’s op Facebook heeft geplaatst en dat verweerder hierin geen aandeel heeft gehad. De raad volgt klager niet in zijn stelling dat verweerder enkel door het uitlenen van zijn toga tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld, omdat hij hierdoor opzettelijk heeft gefaciliteerd dat foto’s werden gemaakt en op Facebook geplaatst, althans dat verweerder had moeten beseffen dat de gemaakte foto’s op Facebook zouden kunnen worden geplaatst. De door klager in zijn klacht beschreven gemoedstoestand nadat hij kennis nam van de op Facebook geplaatste foto’s kan verweerder dan ook niet worden aangerekend en daarvan valt verweerder evenmin een tuchtrechtelijk verwijt te maken. Het handelen van verweerder is beperkt gebleven tot het uitlenen van zijn toga voor het maken van een foto, waartegen zich geen wettelijke bepaling verzet. Klager heeft geen concrete feiten of omstandigheden aangevoerd waaruit blijkt dat het handelen van verweerder er (doelbewust) op was gericht om klager te grieven dan wel om de gezinsverhoudingen te verstoren. Evenmin is gebleken dat verweerder zich respectloos of onfatsoenlijk heeft gedragen.

 

5.4      De raad is op grond van het bovenstaande van oordeel dat verweerder geen tuchtrechtelijk verwijt valt te maken en zal de klacht ongegrond verklaren.

 

 

 

 

 

BESLISSING

 

De raad van discipline:

 

verklaart de klacht ongegrond

 

Aldus gegeven door , mr. P.H. Brandts, voorzitter, mrs. S.A.R. Lely, A.L.W.G. Houtakkers A.J.F. van Dok en J.D.E. van den Heuvel, leden, bijgestaan door mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 2 november 2015.

 

 

griffier                                                                        voorzitter                                  

 

 

 

Deze beslissing is in afschrift op 3 november 2015

 

verzonden aan:

-        klager

-        verweerder

-        de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant

-        de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

 

 

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

 

-        klager

-        verweerder

-        de deken van de orde van advocaten te Oost-Brabant

-        de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

 

 

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

 

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.       Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 85452, 2508 CD Den Haag

 

b.      Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres:

Kneuterdijk 1, 2514 EM Den Haag

 

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

Het telefoonnummer van het Hof van Discipline is 088-2053777

 

c.    Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 088-2053701

Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

 

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof:

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl