Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

02-11-2015

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2015:243

Zaaknummer

OB 37-2015

Inhoudsindicatie

Het staat een advocaat tegen wie een klacht is ingediend vrij om in die klachtprocedure datgene naar voren te brengen wat hij ter weerlegging van de gegrondheid van de klacht noodzakelijk acht. Niet gebleken dat verweerder onjuistheden aan de deken heeft verkondigd.

Inhoudsindicatie

Verzet ongegrond

Uitspraak

Beslissing van 2 november 2015

in de zaak OB 37-2015

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van discipline van 2 april 2015 op de klachten van:

 

 

klagers

 

 

tegen:

 

 

 

 

verweerder

 

 

1          Verloop van de procedure

1.1      Bij brief aan de raad van 5 maart 2015   met kenmerk 48/14/160K , door de raad ontvangen op 6 maart 2015 , heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2      Bij beslissing van 2 april 2015 heeft de (plaatsvervangend) voorzitter van de raad de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 7 april 2015 is verzonden aan klagers.

1.3      Bij brief van 21 april 2015, door de raad ontvangen op 21 april 2015 per fax en op 22 april 2015 per post , hebben klagers verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.4      Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 14 september 2015 in aanwezigheid van klager sub 1 en verweerder . Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.5      De raad heeft kennisgenomen van:

-            de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven;

-            het verzetschrift van klagers d.d. 21 april 2015.

 

2          FEITEN en klacht

2.1     Voor een weergave van de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter, waartegen klagers in verzet in zoverre niet opkomen. 

2.1      De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

verweerder in zijn brief d.d. 9 oktober 2014 aan de deken stellingen heeft ingenomen en aannames heeft gemaakt die niet op waarheid berusten, om daarmee een negatief beeld te scheppen van de persoon van klager sub 1 en om de aandacht van de klachten in zaak 48/14/113K af te leiden. Verweerder heeft aldus de deken bewust onjuist geïnformeerd en bewust informatie achtergehouden.

 

3          VERZET

3.1      De grond van het verzet houdt zakelijk weergegeven het volgende in:

De beslissing van de voorzitter is onjuist omdat de voorzitter de klachten van klagers onjuist heeft beoordeeld. Klagers handhaven hun klacht.

 

4          BEOORDELING

4.1      Per 1 januari 2015 is de gewijzigde Advocatenwet in werking getreden. De nieuwe Advocatenwet is van toepassing op klachten die op of na 1 januari 2015 zijn ingediend bij de deken. De onderhavige klacht is voor 1 januari 2015 ingediend bij de deken en wordt door de raad van discipline derhalve behandeld en beoordeeld op grond van de Advocatenwet, zoals die tot 1 januari 2015 gold. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de Advocatenwet zoals deze tot 1 januari 2015 gold bedoeld.

4.2      De raad is van oordeel dat de voorzitter bij zijn beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en voorts acht heeft geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval. De voorzitter heeft terecht overwogen dat het een advocaat tegen wie een klacht is ingediend vrij staat om in die klachtprocedure datgene naar voren te brengen wat hij ter weerlegging van de gegrondheid van de klacht noodzakelijk acht. Klagers hebben ook in verzet geen concrete feiten en omstandigheden aangevoerd noch een nadere toelichting gegeven waaruit blijkt dat verweerder onwaarheden aan de deken heeft verkondigd, dan wel dat hij op andere wijze de grens die wet en fatsoen aan iedere procespartij stellen heeft overschreden.

4.3      Naar het oordeel van de raad kunnen de door klagers aangevoerde gronden niet slagen en heeft de voorzitter de klacht terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden.

4.4      Nu het verzet van klagers tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.

 

BESLISSING

 

De raad van discipline:

 

verklaart het verzet ongegrond

 

Aldus gegeven door , mr. P.H. Brandts, voorzitter, mrs. S.A.R. Lely, A.L.W.G. Houtakkers A.J.F. van Dok en E.J.P.J.M. Kneepkens, leden, bijgestaan door mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 2 november 2015

 

griffier                                                               voorzitter                                  

 

Deze beslissing is in afschrift op 3 november 2015

 

per aangetekende brief verzonden aan:

-     klager

-     verweerder

-     de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost- Brabant

-     de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

 

Van deze beslissing kan ingevolge het bepaalde in artikel 46 h lid 4 van de Advocatenwet geen hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld.