Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

02-11-2015

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2015:243

Zaaknummer

15-125A

Inhoudsindicatie

Klacht tegen advocaat wederpartij. Verweerster zou zich ten onrechte rechtstreeks tot klagers hebben gewend en zou onnodig executiemaatregelen hebben getroffen. Klacht in alle onderdelen ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van 2 november 2015

in de zaak 15-125A

naar aanleiding van de klacht van:

klagers

tegen:

verweerster

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief van 2 januari 2015 hebben klagers zich bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam beklaagd over verweerster.

1.2 Bij brief aan de raad van 12 mei 2015 met kenmerk 4015-0010, door de raad ontvangen op 12 mei 2015, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3 De klacht is gezamenlijk behandeld met de klacht met zaaknummer 15-126A ter zitting van de raad van 7 september 2015 in aanwezigheid van klager sub 1., alsmede verweerster met mr. M.L.M. Frantzen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.4 De raad heeft kennis genomen van de in § 1.1 bedoelde brief van de deken aan de raad en van de stukken 1 tot en met 11 van de bij die brief gevoegde inventarislijst.

2 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.1 Tussen klagers en de cliënte van verweerster, bouwbedrijf H B.V. (hierna H B.V.), is een geschil ontstaan over betaling door klagers van door H B.V. uitgevoerde verbouwingswerkzaamheden in de woning van klagers.

2.2 Bij vonnis van de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem, van 6 augustus 2014 (hierna het vonnis) zijn klagers veroordeeld tot betaling aan H B.V. van een bedrag in hoofdsom van € 125.088,95. Het vonnis is op 19 augustus 2014 aan klagers betekend. Klagers zijn in appel gegaan van voornoemd vonnis.

2.3 Bij brief van 30 december 2014 heeft verweerster klagers onder meer het volgende meegedeeld:

“Naar aanleiding van het voornemen van [H B.V.] om beslag te doen leggen op uw roerende goederen en executie aan te zeggen, heeft u zich op 8 december jl. bij de deurwaarder gemeld en aldaar een tweetal onderhandse pandakten over gelegd. (...) Pandhouder is uw (schoon)moeder (...) U heeft de deurwaarder geen toestemming gegeven om deze akten aan [H B.V.] voor te leggen. (...)

[H B.V.] stelt zich op het standpunt dat voornoemde akten uitsluitend en alleen zijn aangegaan ter hare benadeling in haar verhaalsmogelijkheden uit wanprestatie voor een bedrag van tenminste € 125.088,95 zoals toegekend in het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 6 augustus 2014 (...) Dit is paulianeus en onrechtmatig jegens [H B.V.] Op grond van artikel 3:45 BW vernietig ik daarom namens [H B.V.] de door u en uw echtgenote (...) met uw (schoon)moeder (...) gesloten en op 20 mei 2014 bij de belastingdienst geregistreerde onderhandse pandakte.

Nu deze pandakte buitengerechtelijk is vernietigd, zal [H B.V.] de deurwaarder opnieuw opdracht geven onverwijld tot beslaglegging over te gaan en u executie van alle roerende goederen (...) aan te zeggen. U kunt dit eventueel voorkomen door uiterlijk voor 12 uur op vrijdag 2 januari 2015 aan mij de navolgende stukken en gegevens te overleggen:

1. De volledige pandakte van 1 januari 2013, met bijlagen en schriftelijk bewijs van betaling van € 300.000,00 op rekening, zoals volgens deze pandakte zou zijn overeengekomen;

2. Schriftelijk bewijs van omzetting van het onder 1 genoemde pandrecht in vuistpand, alsmede schriftelijk bewijs van verkoop èn betaling van de roerende goederen;

3. De volledige pandakte van 20 mei 2014, met alle bijlagen, waaronder eventuele schuldverklaringen, betalingsbewijzen, etc.

Een afschrift zend ik u per post en aan uw advocaat (...)”

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat zij:

a) zich rechtstreeks tot klagers heeft gewend, terwijl zij wist dat klagers werden bijgestaan door een advocaat;

b) onnodig executiemaatregelen jegens klagers heeft doen treffen, zonder daarbij de geldende gedragsregels, meer in het bijzonder Gedragsregel 19, te volgen.

4 VERWEER

4.1 Verweerster betwist dat zij tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld door zich rechtstreeks tot klager te wenden. Het is een advocaat op grond van Gedragsregel 18 lid 2 toegestaan een aanzegging met rechtsgevolg rechtstreeks aan de wederpartij te doen, mits met gelijktijdige verzending van het afschrift aan diens advocaat. Dat is ook gebeurd. Verweerster betwist voorts dat onnodige executiemaatregelen zijn genomen. Klagers weigeren aan hun betalingsverplichtingen jegens de cliënte van verweerster te voldoen. Het vonnis is reeds op 19 augustus 2014 aan klagers betekend. Daarbij is een betalingstermijn gesteld en bij het uitblijven van betaling executie aangezegd. Klagers hebben op geen enkele manier gebruik gemaakt van de mogelijkheid om met verweerster of haar cliënte in beraad te treden, terwijl hen daartoe ruimschoots de tijd is gegeven. Pas op of omstreeks 3 december 2014 zijn executiemaatregelen geïnitieerd, aldus steeds verweerster.

5 BEOORDELING

5.1 De Advocatenwet is met ingang van 1 januari 2015 gewijzigd. De onderhavige klacht is bij de deken ingediend na 1 januari 2015 en wordt daarom door de raad behandeld en beoordeeld op grond van de nieuwe Advocatenwet. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de nieuwe Advocatenwet bedoeld.

Ad klachtonderdeel a)

5.2 In dit klachtonderdeel verwijten klagers verweerster in strijd te hebben gehandeld met Gedragsregel 18. Deze gedragsregel bepaalt dat een advocaat die zich in verbinding wil stellen met een wederpartij waarvan hij weet dat deze wordt bijgestaan door een advocaat, dit slechts doet door tussenkomst van die advocaat, tenzij deze hem toestemming geeft om zich rechtstreeks tot diens cliënt te wenden. Het Hof van Discipline heeft bepaald dat een uitzondering op die regel kan worden aanvaard – het tweede lid van Gedragsregel 18 voorziet daarin – wanneer het gaat om een aanzegging die, om het daarmee beoogde rechtsgevolg te kunnen bewerkstelligen, niet anders gedaan kan worden dan rechtstreeks aan de andere partij. Aan een advocaat komt niet de vrijheid toe om rechtstreeks een aanzegging aan de wederpartij te doen alleen omdat hij dit nuttig of nodig acht. Vereist is een rechtens aanvaardbare reden om de aanzegging niet aan de advocaat te doen, bijvoorbeeld omdat het beoogde rechtsgevolg anders niet kan worden bewerkstelligd.

5.3 Ter zitting heeft verweerster nader toegelicht dat zij de brief van 30 december 2014 rechtstreeks aan klagers heeft gestuurd vanwege het bepaalde in artikel 3:45 juncto artikel 3:50 van het Burgerlijk Wetboek. Daarin staat dat een buitengerechtelijke verklaring die een rechtshandeling vernietigt, zoals de brief van 30 december 2014, moet worden gericht tot hen die partij bij de rechtshandeling zijn, in casu klagers, aldus verweerster. Naar het oordeel van de raad is hiermee voldaan aan het door het Hof aangelegde criterium voor een uitzonderingssituatie en heeft verweerster niet in strijd gehandeld met Gedragsregel 18. Klachtonderdeel a) is dan ook ongegrond.

Ad klachtonderdeel b)

5.4 Dit klachtonderdeel ziet op schending door verweerster van gedragsregel 19. Deze gedragsregel bepaalt dat een advocaat verplicht is, alvorens hij overgaat tot het nemen van rechtsmaatregelen en in het bijzonder tot het nemen van executiemaatregelen, zijn wederpartij of diens advocaat van zijn voornemen kennis te geven. In beginsel dient hij daarbij een redelijke tijd voor beraad te geven. Uit de hiervoor geschetste feiten en omstandigheden blijkt dat het vonnis op 19 augustus 2014 aan klagers is betekend, met daarbij het bevel om binnen twee dagen aan de inhoud van het vonnis te voldoen en de aanzegging dat bij niet of niet tijdige voldoening aan het bevel zal worden overgegaan tot tenuitvoerlegging van de executoriale titel door inbeslagneming en verkoop van roerende en onroerende zaken. Klagers hebben niet aan het bevel voldaan. Vervolgens zijn pas op of omstreeks 3 december 2014 executiemaatregelen geinitieerd. Gelet op deze gang van zaken is de raad van oordeel dat (de cliënte van) verweerster klagers een redelijke termijn heeft gegeven voor beraad en dat verweerster niet in strijd heeft gehandeld met Gedragsregel 19. Ook klachtonderdeel b) is derhalve ongegrond.

BESLISSING

De raad van discipline:

verklaart de klacht in beide onderdelen ongegrond;

Aldus gewezen door mr. D.H. Steenmetser-Bakker, voorzitter, mrs. N.M.N. Klazinga, M. Middeldorp, M.W. Schüller en C. Wiggers, leden, bijgestaan door mr. S. van Excel als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 2 november 2015.

Griffier Voorzitter

 

Deze beslissing is in afschrift op 2 november 2015 per aangetekende brief verzonden aan:

- klagers

- verweerster

en per gewone post aan:

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

- het College van Toezicht van de Nederlandse Orde van Advocaten

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

- klagers

- verweerster

- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse orde van advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a. Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 85452, 2508 CD Den Haag

b. Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Kneuterdijk 1, 2514 EM Den Haag.

Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.

c. Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 088 - 205 3701. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

088 - 205 3770 of griffie@hofvandiscipline.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl