Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

15-06-2018

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2018:138

Zaaknummer

18-341/A/NH

Inhoudsindicatie

Voorzittersbeslissing. Klacht over advocaat wederpartij. Het is niet de taak van de tuchtrechter om een oordeel te geven over het geschil tussen partijen over de vraag welke rechtbank bevoegd is. Voorts is het op zichzelf niet tuchtrechtelijk laakbaar om in twee landen tegelijk te procederen. Daarbij kan niet worden gezegd dat het standpunt dat verweerder namens zijn cliënte heeft ingenomen, luidende dat de Nederlandse rechter bevoegd is, evident in strijd is met hetgeen een behoorlijk handelend advocaat betaamt. De stelling van klager dat hij niet – althans niet tijdig – is geïnformeerd over het ingediende echtscheidingsverzoek mist feitelijke grondslag. Klacht in beide onderdelen kennelijk ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort  Amsterdam

van 15 juni 2018

in de zaak 18-341/A/NH

naar aanleiding van de klacht van:

klager

over:

verweerder

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland (hierna: de deken) van 3 mei 2018 met kenmerk td/md/17-425, door de raad ontvangen op 4 mei 2018, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende feiten uitgegaan.

1.1 Klager en zijn echtgenote zijn verwikkeld in een echtscheiding. Verweerder staat de echtgenote van klager daarin bij.

1.2 Op 21 september 2016 heeft klager een echtscheidingsverzoek ingediend bij de rechtbank te Gorzów Wielkopolski in Polen.

1.3 Op 17 oktober 2016 heeft de advocaat van klager, mr. V, een e-mail gestuurd aan verweerder, met onder meer de volgende inhoud:

“In bovengenoemde kwestie ben ik benaderd door [klager] in verband met een voorgenomen echtscheiding van zijn echtgenote, (…). Van cliënt vernam ik, dat u de belangen van mevrouw behartigt.

(…)

Dan neem ik aan dat we vervolgens in alle rust kunnen bekijken hoe de zaak verder wordt afgewikkeld.”

1.4 Op 11 november 2016 heeft mr. V een e-mail gestuurd aan klager, met onder meer de volgende inhoud:

Door [verweerder] is inmiddels een verzoekschrift tot echtscheiding bij de rechtbank ingediend. U treft dat verzoekschrift bijgaand aan.

Gisteren ontving ik van hem een telefoontje met de mededeling dat u een Poolse advocaat in de arm zou hebben genomen, die in Polen de echtscheiding zou hebben ingezet. (…)

Ik hoor graag omgaand van u wat er nu precies aan de hand is.”

1.5 Op 14 november 2016 heeft verweerder namens de echtgenote een echtscheidingsverzoekschrift ingediend bij de rechtbank te Amsterdam.

1.6 Op 5 december 2016 heeft mr. V een e-mail gestuurd aan verweerder, met onder meer de volgende inhoud:

“In bovengenoemde kwestie zond u mij op 11 november jl. het verzoekschrift dat u op die dag bij de rechtbank Amsterdam heeft ingediend. Voorts zond u mij de nodige documenten die uw cliënte heeft ontvangen uit Polen.

Kort daarvoor hadden wij telefonisch contact. Zoals ik u mededeelde wist ik niet dat cliënt een advocaat in Polen had ingeschakeld. Dat bleek achteraf al te zijn gebeurd voordat ik werd ingeschakeld. U hebt tijdens dat telefoongesprek aangegeven dat de Poolse rechter naar uw mening niet bevoegd was.

Dat laatste klopt niet. Bevoegd is de rechter van de gezamenlijke nationaliteit – dus de Poolse rechter – of de rechter van het land, waar beide partijen wonen – de Nederlandse rechter. En voor de doorslaggevende bevoegdheid is simpelweg van belang, waar de procedure het eerst aanhangig is gemaakt. Ik zal de nodige stukken in Polen opvragen, maar het ziet er naar uit, dat de zaak als eerste bij de Poolse rechter aanhangig is gemaakt. Tegen deze achtergrond ziet het er naar uit, dat u enigszins voorbarig de zaak in Amsterdam hebt aangebracht.

Ik neem aan dat u het verzoekschrift inmiddels wel weer retour zult hebben ontvangen van de rechtbank voor de betekening. Daarbij stel ik vast, dat u als adres van cliënt (…) noemt, maar dat is niet het feitelijk adres. Een eventuele betekening komt dus niet bij cliënt aan. Ik verzoek u mij dus omgaand de juiste gegevens van de zaak bij de rechtbank Amsterdam door te geven, en de datum voor verweerder, en alle andere bij de rechtbank relevante gegevens.”

1.7 Op 13 december 2016 heeft verweerder een e-mail gestuurd aan mr. V, met onder meer de volgende inhoud:

“Onderstaand de zaakgegeven en bijgaand het betekeningsexploot.

Ten aanzien van de bevoegdheid heeft cliënte een andere mening naar aanleiding van haar contact met de rechtbank in Polen. Zodra ik meer weet in dit kader bericht ik u direct.”

1.8 Op 7 juni 2017 heeft de rechtbank te Amsterdam beschikking gewezen, waarbij de echtscheiding is uitgesproken en de overige verzoeken van de vrouw zijn toegewezen.

1.9 Bij ongedateerde brief, door de deken ontvangen op 23 november 2017, heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerder.

2 KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij:

a) in Nederland een echtscheidingsverzoek heeft ingediend, terwijl hij wist – althans behoorde te weten – dat er reeds een echtscheidingsverzoek in Polen was ingediend en in behandeling was genomen;

b) klager niet – althans niet tijdig – heeft geïnformeerd over het ingediende echtscheidingsverzoek, zodat klager hiertegen geen verweer heeft kunnen voeren.

2.2 Daarnaast verzoekt klager om toewijzing van een vergoeding van de door hem geleden schade ten bedrage van € 10.000,=.

3 VERWEER

3.1 Verweerder voert verweer dat hierna, voor zover relevant, zal worden weergegeven.

4 BEOORDELING

4.1 Uitgangspunt is dat aan de advocaat een grote mate van vrijheid toekomt om de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem passend voorkomt. Deze vrijheid is niet absoluut, maar kan onder meer beperkt worden doordat (a) de advocaat zich niet onnodig grievend mag uitlaten over de wederpartij, (b) de advocaat geen feiten mag poneren waarvan hij de onwaarheid kent of redelijkerwijs kan kennen, (c) de advocaat bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij niet onnodig of onevenredig mag schaden zonder redelijk doel. Daarbij geldt voorts dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft, en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid daarvan en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. De advocaat behoeft in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat hij voor zijn cliënt wil bereiken met de middelen waarvan hij zich bedient, opweegt tegen het nadeel dat hij daarmee aan de wederpartij toebrengt. Wel moet de advocaat zich onthouden van middelen die op zichzelf beschouwd ongeoorloofd zijn of die, zonder dat zij tot enig noemenswaardig voordeel van zijn cliënt strekken, onevenredig nadeel aan de wederpartij toebrengen.

Ad klachtonderdelen a) en b)

4.2 De klachtonderdelen a) en b) lenen zich voor gezamenlijke behandeling.

4.3 Klager verwijt verweerder dat hij in Nederland een echtscheidingsverzoek heeft ingediend, terwijl hij wist – althans behoorde te weten – dat er reeds een echtscheidingsverzoek in Polen was ingediend en in behandeling was genomen. Voorts verwijt klager verweerder dat hij klager niet – althans niet tijdig – heeft geïnformeerd over het ingediende echtscheidingsverzoek, zodat klager hiertegen geen verweer heeft kunnen voeren.

4.4 Verweerder stelt dat er geen wet- en regelgeving aan in de weg staat om in Nederland een procedure te starten, indien in een ander land eveneens een procedure is gestart. Bovendien had verweerder van zijn cliënte begrepen dat het echtscheidingsverzoek bij de rechtbank in Polen niet in behandeling was genomen. Voorts voert verweerder aan dat van begin af aan met de voormalig advocaat van klager, mr. V, is gecommuniceerd over de in Nederland aanhangig gemaakte echtscheidingsprocedure, zodat verweerder ervan uitging dat klager daarvan op de hoogte was. Daarnaast stelt verweerder dat de betekening van het echtscheidingsverzoek zoals gebruikelijk door de deurwaarder heeft plaatsgevonden na GBA-controle.

4.5 De voorzitter overweegt als volgt. De achtergrond van de klacht betreft het geschil tussen partijen over de vraag welke rechtbank bevoegd is, dit is echter voorbehouden aan de civiele rechter. Het is niet de taak van de tuchtrechter daarover een oordeel te geven. Voorts is het - zoals verweerder terecht stelt - op zichzelf niet tuchtrechtelijk laakbaar om in twee landen tegelijk te procederen. Daarbij kan niet worden gezegd dat het standpunt dat verweerder namens zijn cliënte heeft ingenomen, luidende dat de Nederlandse rechter bevoegd is, evident in strijd is met hetgeen een behoorlijk handelend advocaat betaamt. Klachtonderdeel a) is daarom kennelijk ongegrond. De stelling van klager dat hij niet – althans niet tijdig – is geïnformeerd over het ingediende echtscheidingsverzoek mist gezien de e-mail van mr. V aan klager van 11 november 2016 (zie hiervoor onder paragraaf 1.4) feitelijke grondslag. Hieruit blijkt immers dat verweerder mr. V heeft geïnformeerd over het ingediende echtscheidingsverzoek en dat mr. V op zijn beurt klager daarover heeft geïnformeerd. Klachtonderdeel b) is daarom ook kennelijk ongegrond.

4.6 Ten aanzien van het verzoek om toewijzing van een schadevergoeding overweegt de voorzitter dat daarvoor in de onderhavige klachtprocedure geen plaats is, aangezien de raad van discipline in beginsel geen schadevergoeding kan vaststellen. Als klager een geldvordering aanhangig wil maken is een civiele procedure daarvoor de meest aangewezen weg.

4.7 Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, dan ook kennelijk ongegrond verklaren.

BESLISSING

De voorzitter verklaart:

de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, in beide onderdelen kennelijk ongegrond.

Aldus in het openbaar uitgesproken door mr. D.H. Steenmetser-Bakker, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. P.J. Verdam als griffier op 15 juni 2018

Griffier  Voorzitter

mededelingen van de griffier ter informatie:

Deze beslissing is in afschrift op 15 juni 2018 verzonden.