Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

02-11-2015

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2015:244

Zaaknummer

15-049A

Inhoudsindicatie

Verzet. Klacht tegen eigen advocaat. Verzet ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van 2 november 2015

in de zaak 15-049A

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 24 maart 2015 op de klacht van:

klager

tegen:

verweerster

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief van 24 november 2014 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerster.

1.2 Bij brief aan de raad van 24 februari 2015 met kenmerk 4014-0910, door de raad ontvangen op 26 februari 2015, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3 Bij beslissing van 24 maart 2015 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna: de voorzitter) de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 24 maart 2015 is verzonden aan klager.

1.4 Bij brief van 26 maart 2015, door de raad ontvangen op 27 maart 2015, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.5 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 7 september 2015 in aanwezigheid van klager en zijn gemachtigde, alsmede een kantoorgenoot van verweerster.

1.6 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede van het verzetschrift met bijlagen van klager van 26 maart 2015. Tevens heeft de raad kennisgenomen van de brief met bijlagen van klager van 21 augustus 2015, door de raad ontvangen op 25 augustus 2015 en de brief van klager van 26 augustus 2015, door de raad ontvangen op 28 augustus 2015.

2 FEITEN EN KLACHT

2.1 Voor een weergave van de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter. Tegen die weergave komt klager in verzet niet op.

3 VERZET

3.1 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, het volgende in. Klager heeft de deken meerdere keren meegedeeld dat hij zijn klacht enkel bij de raad met bewijsstukken wenst te onderbouwen. Er is aan klager echter nimmer duidelijk gemaakt wanneer de raad deze bewijsstukken zou willen zien. De raad heeft klager ook nooit om bewijsstukken gevraagd, aldus  klager.

4 BEOORDELING

4.1 De Advocatenwet is met ingang van 1 januari 2015 gewijzigd. Op klachten die tegen advocaten zijn ingediend vóór 1 januari 2015 blijven echter ingevolge artikel IVA van de Wet positie en toezicht advocatuur de paragrafen 4, 4a en 4b van de oude Advocatenwet, zoals deze luidden tot 1 januari 2015, van toepassing. De onderhavige klacht is bij de deken ingediend vóór 1 januari 2015 en wordt daarom door de raad behandeld en beoordeeld op grond van de oude Advocatenwet. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de oude Advocatenwet bedoeld.

4.2 De raad is van oordeel dat de voorzitter bij zijn beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en voorts acht heeft geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval. De stelling van klager dat de raad hem nimmer duidelijk heeft gemaakt wanneer hij bewijsstukken zou willen zien en hem ook nooit om bewijsstukken heeft gevraagd volgt de raad niet. Ingevolge artikel 46c Advocatenwet worden klachten tegen advocaten ingediend bij de deken en is het de deken die een onderzoek instelt naar elke bij hem ingediende klacht. Het had dan ook op de weg van klager gelegen zijn klachten reeds gedurende het onderzoek van de deken te onderbouwen. Klager heeft dat nagelaten, hoewel de deken hem hierom veelvuldig heeft verzocht. Klager heeft weliswaar in het kader van deze verzetprocedure stukken overgelegd ter onderbouwing van zijn klacht, maar deze stukken zijn, gelet ook op de grote omvang ervan, te laat ingediend. Naar het oordeel van de raad kunnen de door klager aangevoerde gronden dan ook niet slagen en heeft de voorzitter de klacht terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden.

4.3 Nu het verzet van klager tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.

BESLISSING

De raad van discipline:

 verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gewezen door mr. D.H. Steenmetser-Bakker, voorzitter, mrs. N.M.N. Klazinga, M. Middeldorp, M.W. Schüller en C. Wiggers, leden, bijgestaan door mr. S. van Excel als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 2 november 2015.

Griffier Voorzitter

 

Deze beslissing is in afschrift op 2 november 2015 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- verweerster

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam.

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Op grond van artikel 46h lid 4 Advocatenwet kan van deze beslissing geen hoger beroep worden ingesteld.