Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

16-11-2015

ECLI

ECLI:NL:TAHVD:2015:291

Zaaknummer

7534

Inhoudsindicatie

Klaagster niet-ontvankelijk in haar hoger beroep vanwege het bepaalde in artikel 56 lid 1 Advocatenwet dat klager geen hoger beroep kan instellen indien de klacht gegrond is verklaard.

Uitspraak

Beslissing

 

van 16 november 2015   

in de zaak 7534

 

naar aanleiding van het hoger beroep van:

klaagster

tegen:

verweerster

 

1    HET GEDING IN EERSTE AANLEG

Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch (verder: de raad) van 20 april 2015, onder nummer L 209-2014, aan partijen toegezonden op 20 april 2015, waarbij van een klacht van klager tegen verweerster klachtonderdeel a gegrond is verklaard zonder oplegging van een maatregel en de klachtonderdelen, b, c, d, en e ongegrond zijn verklaard.

De beslissing is gepubliceerd op tuchtrecht.nl als ECLI:NL:TADRSHE:2015:152.

 

2    HET GEDING IN HOGER BEROEP

2.1    De memorie waarbij klaagster van deze beslissing in hoger beroep is gekomen, is op 18 mei 2015 ter griffie van het hof ontvangen.

2.2    Het hof heeft voorts kennis genomen van:

-    de stukken van de eerste aanleg.

2.3    Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 21 september 2015, waar verweerster is verschenen.

 

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven en voor zover in hoger beroep nog aan de orde, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 van de Advocatenwet doordat:

a)     […...]

b)    Verweerster een verkeerde beoordeling heeft gemaakt van klaagsters situatie waardoor er te veel overleg is gevoerd en waarvan de wederpartij van klaagster maximaal heeft kunnen profiteren;

c)    verweerster heeft toegestaan dat de advocaat van de wederpartij van klaagster ook de advocaat was die diens zakelijke belangen behartigde;

d)    verweerster heeft samengewerkt met de advocaat van de wederpartij;

e)    ten onrechte heeft nagelaten de echtelijke woning te laten taxeren.

 

4    FEITEN

In overweging 2 heeft de raad vastgesteld van welke feiten in deze procedure wordt uitgegaan. De door de raad vastgestelde feiten vormen ook in hoger beroep het uitgangspunt.

 

5    BEOORDELING

5.1    Volgens het bepaalde in artikel 56 lid 1 van de Advocatenwet kan de klager, die de klacht heeft ingediend die tot de beslissing van de raad heeft geleid, van die beslissing hoger beroep instellen indien de klacht geheel of ten dele ongegrond is verklaard. Nu klachtonderdeel a van klaagsters klacht door de raad gegrond is verklaard - en dus niet geheel of ten dele ongegrond - kan zij, klaagster, niet van die beslissing in hoger beroep komen. Het beroep van klaagster tegen de gegrondverklaring van klachtonderdeel a is derhalve niet-ontvankelijk zodat het dient te worden afgewezen.

5.2    Voor het overige heeft het onderzoek in hoger beroep niet geleid tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de raad, waarmee het hof zich verenigt.

5.3    De grieven van klaagster tegen de beslissing van de raad worden verworpen. De beslissing van de raad dient te worden bekrachtigd.

 

BESLISSING

 

Het Hof van Discipline:

- verklaart klaagster niet-ontvankelijk in haar beroep tegen de beslissing van de

Raad van Discipline in het ressort ’s-Hertogenbosch van 20 april 2015, gewezen onder nummer L 209-2014, voor daarin klachtonderdeel a gegrond is verklaard;

- bekrachtigt die beslissing voor het overige.

 

Aldus gewezen door mr. P.M.A. de Groot-van Dijken, voorzitter, mrs. G.J. Visser, J.S.W. Holtrop, N.H. van Everdingen en I.P.A. van Heijst, leden, in tegenwoordigheid van mr. A.N. Kikkert, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 16 november 2015.

griffier    voorzitter                           

De beslissing is verzonden op 16 november 2015.