Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

05-11-2015

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2015:252

Zaaknummer

15-414/DB/ZWB

Inhoudsindicatie

Toevoeging uit 2011 is niet van toepassing op nieuwe procedure ook al heeft deze betrekking op dezelfde zaak. Van een advocaat kan niet worden verwacht dat hij zijn werkzaamheden zonder betaling daarvoor vericht.

Inhoudsindicatie

Kalcht kennelijk ongegrond.

Uitspraak

 

Beslissing van 5 november 2015

in de zaak 15-414/DB/ZWB

 

 

naar aanleiding van de klacht van:

 

klagers

 

 

tegen:

 

                  

 

verweerder

 

De (plaatsvervangend) voorzitter van de raad van discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant van 2 september 2015 met kenmerk K15-048, door de raad ontvangen op 3 september 2015, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

 

1             FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

1.1      Verweerder heeft klaagster bijgestaan in een procedure tegen mr. X, curator in het faillissement van klager sub 2. Verweerder heeft mr. X, in diens hoedanigheid van curator, op 22 februari 2012 namens klaagster in rechte gedagvaard. Klager sub 2 was in deze procedure geen partij. Mr. X heeft op 9 mei 2012, wegens opheffing van het faillissement van klager sub 2 op 17 april 2012,  een akte strekkende tot schorsing van de procedure genomen. De procedure is op grond van het bepaalde in artikel 225 lid 1 Rv bij beslissing dd. 25 juli 2015 geschorst en op 10 september 2012 doorgehaald. Verweerder heeft op 24 september 2012 zijn dossier gesloten en de toevoeging bij de Raad voor Rechtsbijstand gedeclareerd.

 

1.2      Klaagster sub 1 heeft zich op 19 maart 2014 opnieuw tot verweerder gewend met het verzoek mr. X pro se te dagvaarden. Verweerder heeft op 20 maart 2014 een opdrachtbevestiging aan klaagster toegezonden. Verweerder gaf hierin aan eerst de beslissing op de toevoegingsaanvraag af te wachten alvorens werkzaamheden te zullen verrichten. De toevoegingsaanvraag is bij beslissing dd. 13 juni 2014 afgewezen. Verweerder heeft klaagster bij brief dd. 17 juni 2014 geïnformeerd over de afwijzende beslissing van de Raad voor Rechtsbijstand. Hij verzocht klaagster voorts om aan te geven of zij betalend van zijn diensten gebruik wenste te maken. Op 9 juli 2014 heeft tussen klaagster sub 1 en verweerder overleg plaatsgevonden. Verweerder heeft op 15 juli 2014 namens klaagster sub 1 bezwaar gemaakt tegen de afwijzing van de toevoegingsaanvraag. De Raad voor Rechtsbijstand heeft het bezwaar bij beslissing dd. 22 oktober 2014 ongegrond verklaard. Verweerder heeft de beslissing bij brief dd. 28 oktober 2014 aan klaagster sub 1 doorgezonden, haar op de mogelijkheid van beroep gewezen en opnieuw gevraagd of zij bereid was betalend gebruik te maken van de diensten van verweerder. Klaagster sub 1 heeft verweerder bij brief dd. 4 december 2014 verzocht om zijn werkzaamheden op grond van de oude toevoeging te verlenen. Verweerder heeft bij brief dd. 22 januari 2015 aan klaagster sub 1 bericht uit haar brief dd. 4 december 2014 te hebben afgeleid dat zij niet betalend gebruik wenste te maken van de diensten van verweerder. Verweerder heeft voorts aangegeven waarom de oude toevoeging niet meer gebruikt kon worden.

 

 

2             KLACHT

2.1      De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

verweerder de aan hem verstrekte opdracht tot het verlenen van rechtsbijstand niet uitvoert, terwijl aan hem een toevoeging was verstrekt.

 

3             VERWEER

3.1      Verweerder heeft klager sub 2 wel bijgestaan, maar niet in de zaak waartegen de klacht zich richt. De klacht heeft betrekking op de procedure van klaagster sub 1 tegen mr. X. Verweerder was wel bij de besprekingen aanwezig en emotioneel bij de zaak betrokken maar dat maakt hem nog geen partij in de procedure tegen zijn voormalig curator. Verweerder heeft van klager sub 2 nimmer opdracht gekregen om een procedure tegen zijn voormalig curator aanhangig te maken.

 

3.2      De stelling van klagers dat verweerder geen werkzaamheden heeft uitgevoerd is niet juist. In de zaak waarop de klacht zich richt heeft verweerder klaagster sub 1 bijgestaan. Toen verweerder in april 2014 opdracht van klaagster sub 1 kreeg om een procedure tegen mr. X pro se aanhangig te maken, heeft verweerder daarvoor een toevoeging aangevraagd. Deze is niet verstrekt, ook niet na een namens klaagster sub 1 ingediend bezwaar. Verweerder heeft direct aangegeven dat verweerder bij afwijzing van de toevoegingsaanvraag betaald zou moeten worden voor zijn diensten. Klaagster sub 1 bleek hiertoe niet bereid.

 

 

4             BEOORDELING

4.1      Per 1 januari 2015 is de gewijzigde Advocatenwet in werking getreden. De nieuwe Advocatenwet is van toepassing op klachten die op of na 1 januari 2015 zijn ingediend bij de deken. De onderhavige klacht is na 1 januari 2015 ingediend bij de deken en wordt door de raad van discipline derhalve behandeld en beoordeeld op grond van de Advocatenwet, zoals deze vanaf 1 januari 2015 geldt.

4.2      De klacht heeft betrekking op het niet uitvoeren van de opdracht van klaagster sub 1 om een procedure tegen mr. X pro se aanhangig te maken. Hoewel begrijpelijk is dat klager sub 2 zich emotioneel bij de zaak betrokken voelde, was hij niet als partij bij de eerdere procedure tegen mr. X, noch bij de opdrachtverlening dd. 19 maart 2014, betrokken. Nu klager sub 2 geen eigen belang heeft bij de klacht zal de voorzitter met toepassing van artikel 46j van de Advocatenwet klager sub 2 kennelijk niet-ontvankelijk verklaren in de klacht.

4.3      De voorzitter volgt klaagster sub 1 niet in haar stelling dat verweerder weigert de opdracht tot dienstverlening uit te voeren, terwijl daarvoor een toevoeging was verleend. De toevoeging die in 2011 is verleend was bedoeld voor de procedure van klaagster sub 1 tegen mr. X in diens hoedanigheid van curator. Toen de procedure op grond van het bepaalde in artikel 225 Rv is doorgehaald, was de procedure daarmee geëindigd en daarmee ook de toepassing van de toevoeging. De stelling van klaagster dat deze toevoeging twee jaar later in een nieuwe procedure tegen mr. X pro se opnieuw zou kunnen worden gebruikt is onjuist. Indien een nieuwe procedure aanhangig wordt gemaakt, dient, ook al heeft de nieuwe procedure betrekking op dezelfde zaak, hiervoor een nieuwe toevoeging te worden aangevraagd, wat verweerder terecht ook heeft gedaan.

4.4      Verweerder heeft in zijn opdrachtbevestiging dd. 20 maart 2014 klaagster erop gewezen dat zij, indien de toevoeging zou worden afgewezen, verweerder voor zijn diensten diende te betalen, onder vermelding van zijn uurtarief. Verweerder heeft klaagster, na de afwijzende beslissing van de Raad voor Rechtsbijstand verzocht of zij betalend gebruik wilde maken van de diensten van verweerder. Het is begrijpelijk dat verweerder, toen een bevestigend antwoord uitbleef, geen werkzaamheden voor klaagster heeft verricht. Van een advocaat kan immers niet worden verwacht dat hij zijn werkzaamheden zonder betaling daarvoor verricht.

4.5      De voorzitter zal met toepassing van artikel 46j van de Advocatenwet beslissen dat de klacht van klaagster sub 1 kennelijk ongegrond is.

 

BESLISSING

 

De voorzitter:

 

beslist dat klager sub 2 kennelijk niet-ontvankelijk is in zijn klacht;

beslist dat de klacht van klaagster sub 1 kennelijk ongegrond is.

 

Aldus gegeven door mr. P.H. Brandts, voorzitter, met bijstand van mr. I.J.M. Huysmans - van Opstal, als griffier op 5 november 2015

 

 

Griffier                                            Voorzitter

 

 

 

Deze beslissing is in afschrift op 9 november 2015

 

verzonden aan:

-    klagers

-    verweerder

-    de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant

 

 

Ingevolge artikel 46h lid 1 van de Advocatenwet kunnen klager, verweerder en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant binnen dertig dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort ’s-Hertogenbosch.

Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift ( in tweevoud ), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van dertig dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van dertig dagen is niet mogelijk.

 

Het verzetschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij de raad van discipline:

 

a.         Per post

Het verzetschrift dient samen met de beslissing waarvan verzet in tweevoud, per post te    worden toegezonden aan de griffie van de raad.

Het postadres van de griffie van de raad van discipline is:

Postbus 1190, 4801 BD Breda

 

b.         Bezorging

De griffie is gevestigd in het gerechtsgebouw, Sluissingel 20, Breda

 

c.         Per fax

Het faxnummer van de raad van discipline is:

088-2053737

 

Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het verzetschrift samen met een afschrift van de beslissing waarvan verzet in tweevoud per post te worden toegezonden aan de griffie van de raad van discipline.