Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

05-11-2015

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2015:260

Zaaknummer

15-454/A/NH

Inhoudsindicatie

Voorzittersbeslissing. Klacht tegen eigen advocaat. Onvoldoende aannemelijk dat verweerder tekort is geschoten in zijn advisering. Verweerder heeft niet tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld door zich als advocaat terug te trekken. Klacht kennelijk ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van 5 november 2015

in de zaak 15-454/A/NH

naar aanleiding van de klacht van:

klager

tegen:

 

verweerder

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland van 12 oktober 2015 met kenmerk td/md/15-324, door de raad ontvangen op 13 oktober 2015, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken. Tevens heeft de voorzitter kennisgenomen van de e-mail met bijlagen van klager van 17 oktober 2015.

1 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

1.1 Klager is door het Juridisch Loket verwezen naar een kantoorgenoot van verweerder, mr. H. Klager is als advocaat van het tableau geschrapt en wilde de Nederlandse Staat aansprakelijk stellen voor de in zijn ogen met artikel 6 EVRM strijdige beslissingen van de Raad van Discipline en het Hof van Discipline. Omdat mr. H. nog niet zo lang advocaat is, heeft hij verweerder verzocht bij het gesprek met klager aanwezig te zijn.

1.2 Op 31 juli 2015 heeft een intakegesprek met klager plaatsgevonden. Naar aanleiding van dit gesprek heeft verweerder klager bij e-mail van 3 augustus 2015 onder meer het volgende meegedeeld:

“Tijdens onze bespreking vertelde u mij dat u de staat wilde aanspreken, omdat u een eerlijke rechtsgang is onthouden. Graag wil ik u in deze kwestie bijstaan.”

1.3 Bij brief van 7 augustus 2015 heeft verweerder klager een advies gestuurd. In het advies staat, kort gezegd, dat er volgens verweerder geen gronden zijn om te kunnen vaststellen dat de Raad van Discipline en het Hof van Discipline jegens klager onrechtmatig zouden hebben gehandeld en dat het dus niet zinvol is om de Raad van Discipline en het Hof van Discipline aan te spreken voor de door klager geleden schade. Tevens deelt verweerder klager mee dat als klager nog vragen mocht hebben, hij niet moet aarzelen contact op te nemen met verweerder, maar dat verweerder vanaf 9 augustus 2015 twee weken met vakantie is en dat mr. H. in die periode zijn praktijk waarneemt.

1.4 Op 10 augustus 2015 heeft klager inhoudelijk gereageerd op het advies van verweerder. Hij vindt het broddelwerk. In de begeleidende e-mail bij de reactie van klager staat het volgende:

“Hierbij zend ik u als bijlage mijn reactie op uw brief d.d. 7 augustus jl.

Graag verneem ik of u zich in mijn zaak echt gaat verdiepen en hoe u dat gaat doen.

Bij gebreke hiervan dien ik een klacht in!”

1.5 Verweerder is op 24 augustus 2015 teruggekomen van vakantie en heeft toen kennis genomen van de brief van klager van 10 augustus 2015. Verweerder heeft klager daarop bij brief van 24 augustus 2015 meegedeeld dat hij niet langer bereid is klager bij te staan omdat zij blijkbaar te veel van inzicht verschillen over de inhoudelijke kant van de zaak en hij het niet accepteert dat klager meteen al met een klacht dreigt. Verweerder verzoekt klager derhalve een andere advocaat te zoeken en aan hem door te geven of hij het dossier naar klager moet toesturen of naar de opvolgende advocaat.

1.6 Bij e-mail van 26 augustus 2015 heeft verweerders nogmaals duidelijk gemaakt dat hij niet bereid is klager verder bij te staan.

1.7 Bij e-mail van gelijke datum heeft klager aangegeven zich genoodzaakt te zien een klacht tegen verweerder in te dienen omdat verweerder niet in gaat op de gestelde wannprestatie.

1.8 Bij brief van 31 augustus 2015 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerder.

2 KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij:

a) wanprestatie heeft gepleegd door niet te onderzoeken of de Staat der Nederlanden in strijd met het fair trial beginsel en/of artikel 6 EVRM heeft gehandeld;

b) klager niet eerst, zoals was afgesproken, een concept-advies heeft gestuurd en hij na het versturen van het advies gedurende twee weken niet bereikbaar is geweest;

c) klager, ondanks een verzoek daartoe, geen nieuw exemplaar van zijn brief van 7 augustus 2015, die klager gescheurd heeft ontvangen, heeft toegestuurd;

d) zich zonder gegronde reden als advocaat van klager heeft teruggetrokken.

3 VERWEER

3.1 Verweerder voert verweer waarop hierna, voor zover van belang, zal worden ingegaan.

4 BEOORDELING

Ad klachtonderdelen a), b) en c)

4.1 Deze klachtonderdelen lenen zich voor gezamenlijke bespreking en zien op het door verweerder gegeven advies van 7 augustus 2015 (zie hiervoor onder § 1.3).

4.2 Verweerder betwist dat hij wanprestatie heeft gepleegd. Hij heeft de feiten wel degelijk onderzocht en een uitgebreid advies gegeven. Anders dan klager stelt is niet afgesproken dat verweerder klager eerst een concept-advies zou toesturen. Verweerder zou de stukken bestuderen en een advies uitbrengen over de haalbaarheid van de door klager beoogde schadeclaim. Dat neemt niet weg dat verweerder altijd open staat voor op- of aanmerkingen op zijn adviezen. In de brief van klager van 10 augustus 2015 staat echter geen enkel argument dat voor verweerder reden is zijn advies te herzien. Het verzoek om een kopie van het advies van 7 augustus 2015 is verweerder ontgaan. Indien klager hem nog een keer op dat verzoek had geattendeerd had verweerder die kopie natuurlijk direct gestuurd, aldus verweerder.

4.3 De voorzitter is van oordeel dat klager onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat verweerder tekort is geschoten in zijn advisering aan klager. Verweerder heeft klager geadviseerd over de mogelijkheid om de Nederlandse Staat aan te spreken voor de diverse tuchtrechtelijke uitspraken die over klager zijn gedaan, zoals hem door klager was verzocht. Niet is gebleken dat het (vijf pagina’s tellende) advies, gezien de beschikbare informatie, onzorgvuldig tot stand is gekomen. Dat klager het op inhoudelijke gronden niet eens is met het advies, betekent niet dat verweerder terzake tuchtrechtelijk iets te verwijten valt. Klager heeft voorts onvoldoende aangetoond dat verweerder hem eerst een concept-advies zou verstrekken. Nu dat een afwijking is van het gebruikelijke, ligt het op de weg van klager om aan te tonen dat die afspraak is gemaakt. Dat heeft klager niet gedaan. De klacht dat verweerder na het advies niet bereikbaar was voor klager mist feitelijke grondslag, nu verweerder klager had meegedeeld dat hij twee weken met vakantie was en mr. H. voor hem zou waarnemen. Voorts is niet gebleken dat verweerder geweigerd heeft een kopie van zijn advies aan klager te sturen. Nu verweerder het kennelijk was vergeten lag het op de weg van klager om verweerder eraan te herinneren. Niet gebleken is dat klager dat heeft gedaan. Klachtonderdelen a), b) en c) zijn derhalve kennelijk ongegrond.

Ad klachtonderdeel d)

4.4 Dit klachtonderdeel ziet op de onttrekking door verweerder als advocaat van klager.

4.5 Verweerder voert aan dat de reden om zijn werkzaamheden voor klager te beëindigen duidelijk in zijn brief van 24 augustus 2015 staat omschreven. Verder moge duidelijk zijn dat de toon van de brief van klager van 10 augustus 2015 en de daarin vervatte beschuldigingen de relatie al zo zeer had verstoord dat een voortzetting van die relatie niet langer mogelijk was, aldus verweerder.

4.6 De voorzitter overweegt dat de verhouding tussen de advocaat, als opdrachtnemer, en de cliënt, als opdrachtgever, meebrengt dat de advocaat in beginsel gehouden is de instructies van zijn cliënt op te volgen. Indien de advocaat uitvoering van een instructie van zijn cliënt onverenigbaar acht met de op hem rustende verantwoordelijkheid voor zijn eigen optreden, en dit verschil van mening niet in onderling overleg kan worden opgelost, dan kan de advocaat niet zijn eigen wil doorzetten, maar dient hij zich uit de zaak terug te trekken. Voorts geldt dat een advocaat gehouden is de werkzaamheden te beëindigen als de vertrouwensbasis is vervallen. Wel dient de advocaat die beslissing zo tijdig kenbaar te maken en de cliënt te wijzen op de te nemen stappen, dat de cliënt daarvan geen procedurele schade ondervindt.

4.7 De voorzitter is van oordeel dat verweerder niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld door zich als advocaat van klager terug te trekken. Klager en verweerder verschilden immers zodanig van mening over de inhoud van de zaak, dat verweerder zich uit de zaak terug diende te trekken. Anders dan klager heeft aangevoerd rust op verweerder dan ook niet de verplichting om zich voor klager te blijven inzetten. Bovendien heeft verweerder terecht aangevoerd dat door de reactie van klager van 10 augustus 2015 de vertrouwensbasis tussen klager en verweerder is komen te vervallen, zodat verweerder ook op die grond gehouden was zijn werkzaamheden te beëindigen. Verweerder heeft dit gedaan conform de hiervoor onder § 4.7 genoemde maatstaf. Ook klachtonderdeel d) is derhalve kennelijk ongegrond.

4.8 Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, dan ook kennelijk ongegrond verklaren.

BESLISSING

De voorzitter verklaart:

de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.

Aldus gewezen door mr. J. Blokland, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. S. van Excel als griffier op 5 november 2015.

Griffier  Voorzitter

 

Deze beslissing is in afschrift op 5 november 2015 per aangetekende post verzonden aan:

- klager

en per gewone post aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland.

Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klager, verweerder en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland binnen dertig dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam, kamernummer BRO 3.02, Postbus 76334, 1070 EH Amsterdam (fax: 088-2053702). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van dertig dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van dertig dagen is niet mogelijk.