Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

09-11-2015

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2015:256

Zaaknummer

15-142A

Inhoudsindicatie

Ongegronde klacht tegen eigen advocaat. Niet is komen vast te staan dat verweerder klager heeft bedreigd. Evenmin is komen vast te staan dat verweerder excessief dan wel te laat heeft gedeclareerd.

Uitspraak

Beslissing van 9 november 2015

in de zaak 15-142A

naar aanleiding van de klacht van:

klagers

tegen:

verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de raad van 11 juni 2015 met kenmerk 4014-0842, door de raad ontvangen op 12 juni 2015, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 14 september 2015 in aanwezigheid van verweerder en zijn gemachtigde mr. H.L.J. Walhain. Klagers zijn met bericht van verhindering niet verschenen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van de onder 1.1 genoemde brief van de deken met bijlagen 1 tot en met 30.

2 FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2 Klager 1 is managing director van klager 2, een bedrijf gevestigd in India. Verweerder heeft klager 2 bijgestaan in een arbitrageprocedure in Amsterdam.

2.3 Op 5 april 2012 stuurt verweerder aan klager 2 een e-mail waarin hij een schatting maakt van de kosten voor de procedure. Verweerder schrijft onder meer te verwachten dat voor de zaak "100+" declarabele uren gemaakt zullen worden.

2.4 Gedurende de procedure heeft verweerder zijn rechtsbijstand op verzoek van klager 2 neergelegd.

2.5 Verweerder heeft klager 2 een declaratie voor zijn honorarium gestuurd. Klager 2 heeft deze niet betaald.

2.6 In augustus 2014 heeft klager 1 een (zakelijk) bezoek gebracht aan Nederland. Verweerder heeft van een wederzijdse zakenrelatie vernomen dat klager 1 in Nederland was. Deze zakenrelatie heeft het mobiele telefoonnummer van klager 1 aan verweerder verstrekt. Op 6 augustus 2014 heeft verweerder telefonisch contact opgenomen met klager 1 in verband met de nog openstaande declaratie.

2.7 Bij brief van 16 september 2014 hebben klagers zich bij de deken beklaagd over verweerder.

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a) verweerder klager 1 in het telefoongesprek van 6 augustus 2014 heeft uitgescholden, heeft gedreigd leden van de maffia naar het hotel van klager 1 te zullen sturen als de declaratie van (het kantoor van) verweerder niet voor het vertrek van klager 1 zou zijn voldaan;

b) verweerder, door te handelen als onder klachtonderdeel a) omschreven, klager 1 heeft gedwongen het hotel te Amsterdam te verlaten, zich naar Schiphol te haasten en aldaar een eerder dan de aanvankelijk geboekte vlucht naar Londen te nemen om aldus aan verweerder te ontkomen;

c) verweerder, door te handelen als onder klachtonderdeel a), klager 1 niet alleen geestelijke schade heeft berokkend, maar ook financiële, nu klager 1 immers een nieuw ticket naar Londen heeft moeten aanschaffen:

d) verweerder, ondanks e-mails van klager 1, heeft geweigerd zijn verontschuldigingen aan te bieden aan klager 1 en het verkeerde van zijn handelen heeft geweigerd in te zien;

e) verweerder jegens klager 2 meer uren in rekening heeft gebracht dan overeengekomen;

f) verweerder zich ongeoorloofd gelden van klager 2 heeft toegeëigend;

g) verweerder aan klager 2 te laat heeft gedeclareerd en declaraties heeft geantedateerd;

h) verweerder zijn declaraties onvoldoende heeft gespecificeerd.

4 BEOORDELING

4.1 De nieuwe Advocatenwet is van toepassing op klachten die op of na 1 januari 2015 zijn ingediend bij de deken. De onderhavige klacht is voor 1 januari 2015 ingediend bij de deken en wordt door de raad van discipline derhalve behandeld en beoordeeld op grond van de oude Advocatenwet, zoals die tot 1 januari 2015 gold. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de oude Advocatenwet bedoeld.

Ad klachtonderdeel a), b), c) en d)

4.2 Deze klachtonderdelen lenen zich voor gezamenlijke behandeling, nu zij allen zien op het telefoongesprek tussen klager 1 en verweerder op 6 augustus 2014.

4.3 De stelling van klager 1 dat verweerder hem telefonisch heeft uitgescholden en bedreigd, wordt door verweerder betwist. Uit de overgelegde stukken blijkt niets van schelden dan wel dreigen door verweerder. De raad ziet geen enkele aanleiding om aan de stelling van klagers meer geloof te hechten dan aan de betwisting daarvan door verweerder. Het is vanzelfsprekend niet klachtwaardig om een voormalige cliënt op te bellen met het verzoek de openstaande declaraties te voldoen. De stelling van klagers dat het telefoonnummer van klager 1 op oneigenlijke wijze is bemachtigd, kan de raad niet plaatsen.

4.4 Hieruit volgt dat evenmin kan worden aangenomen dat klager 1 aan verweerders dreigementen heeft moeten ontkomen en door zijn toedoen schade heeft geleden.

4.5 Nu de raad niet heeft vastgesteld dat verweerder in relatie tot het telefoongesprek op 6 augustus 2014 enig klachtwaardig handelen jegens klager 1 kan worden verweten, ziet de raad geen reden voor verweerder om zijn verontschuldigingen aan klager 1 aan te bieden.

4.6 De raad verklaart klachtonderdelen a), b), c) en d) derhalve ongegrond.

Ad klachtonderdelen e) en f)

4.7 Deze klachtonderdelen lenen zich eveneens voor gezamenlijke behandeling.

4.8 Voor zover klager beoogt te klagen over de hoogte van de declaratie, merkt de raad op dat volgens vaste jurisprudentie de tuchtrechter niet de bevoegdheid heeft om declaratiegeschillen te beslechten. Hiervoor dienen andere wegen te worden bewandeld zoals een civiele of geschillenprocedure. Wel beoordeelt de tuchtrechter of er sprake is van excessief declareren. Van dat laatste is hier blijkens het klachtdossier geen sprake. Het tarief noch het aantal gedeclareerde uren is in verhouding tot de blijkens het klachtdossier verrichte werkzaamheden onredelijk. Ook blijkt niet uit het dossier dat verweerder meer uren in rekening heeft gebracht dan hij met klager 2 was overeengekomen.

4.9 Verweerder heeft het door klager 2 betaalde voorschot verrekend met de openstaande declaratie. Klager 2 stelt zich op het standpunt dat verweerder hier niet toe gerechtigd was. Kennelijk is klager 2 van mening dat verweerder dit bedrag niet mocht houden. Het dossier geeft echter geen aanleiding om te veronderstellen dat het verweerder niet vrijstond om dit bedrag aan te wenden voor de voldoening van de openstaande declaraties van zijn kantoor.

4.10 Klachtonderdelen e) en f) zijn derhalve ongegrond.

Ad klachtonderdeel g)

4.11 De stellingen dat verweerder te laat heeft gedeclareerd en declaraties heeft geantedateerd zijn onvoldoende onderbouwd en toegelicht. Verweerder heeft klager in de periode tussen maart 2012 en juli 2012 bijgestaan. De laatste declaratie is direct na het einde van de opdracht in augustus 2012 gestuurd. Het dossier biedt geen enkel aanknopingspunt dat declaraties zouden zijn geantedateerd.

4.12 De raad verklaart klachtonderdeel g) dan ook ongegrond.

Ad klachtonderdeel h)

4.13 De stelling van klager dat verweerder zijn declaraties onvoldoende heeft gespecificeerd vindt geen ondersteuning in het dossier. De declaraties zijn voorzien van een urenspecificatie en voldoen daarmee aan de daaraan gestelde vereisten.

4.14 Klachtonderdeel h) is derhalve ongegrond.

BESLISSING

De raad van discipline:

verklaart de klacht in alle onderdelen ongegrond.

Aldus gewezen door mr. Q.R.M. Falger, voorzitter, mrs. J.J. Trap, S. Wieberdink, C. Oberman, A. van Marwijk Kooy, leden, bijgestaan door mr. N.M.K. Damen als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 9 november 2015.

Griffier Voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 9 november 2015 per aangetekende brief verzonden aan:

- klagers

- verweerder

en per gewone post aan:

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

- klagers

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a. Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 85452, 2508 CD Den Haag

b. Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Kneuterdijk 1, 2514 EM Den Haag.

Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.

c. Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 088 - 205 3701. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

088 - 205 3777 of griffie@hofvandiscipline.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl