Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

17-11-2015

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2015:270

Zaaknummer

15-148A

Inhoudsindicatie

15-148A: Verzetbeslissing. Naar het oordeel van de raad kunnen de door klager aangevoerde gronden van verzet niet slagen en heeft de voorzitter de klacht terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond, kennelijk niet-ontvankelijk en kennelijk van onvoldoende gewicht bevonden.

Uitspraak

Beslissing van 17 november 2015

in de zaak 15-148A

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 7 juli 2015 op de klacht van:

klager

tegen:

verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief van 9 januari 2015 heeft klager zich bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam beklaagd over verweerder.

1.2 Bij brief aan de raad van 18 juni 2015 met kenmerk 4015-0021, door de raad ontvangen op 18 juni 2015, heeft de deken de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3 Bij beslissing van 7 juli 2015 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna: de voorzitter) de klacht deels kennelijk niet-ontvankelijk, deels ongegrond en deels van onvoldoende gewicht verklaard, welke beslissing op 7 juli 2015 is verzonden aan klager.

1.4 Bij brief van 24 juli 2015, door de raad ontvangen op 28 juli 2015, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. Bij brief van 1 augustus 2015 heeft klager zijn verzetschrift op twee punten hersteld.

1.5 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 21 september 2015 in aanwezigheid van partijen.

1.6 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede van het verzetschrift van klager van 24 juli 2015, aangevuld bij brief van 1 augustus 2015.

2 FEITEN EN KLACHT

2.1 Voor een weergave van de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter. Klager komt in verzet slechts op tegen de vaststelling – onder 1.4 – dat het door verweerder gedeclareerde bedrag (inclusief BTW), is voldaan. Ter zitting is gebleken dat tussen partijen vast staat dat de rechtsbijstandsverzekeraar van klager declaraties onbetaald heeft gelaten.

3 VERZET

3.1 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in dat:

a) de beoordeling van de klachtonderdelen a), b), c), d), h) en i) kennelijk ongegrond is omdat klager zijn stellingen voldoende heeft onderbouwd. Aan zijn inbreng is ten onrechte voorbij gegaan;

b) de beoordeling van klachtonderdeel e) kennelijk niet-ontvankelijk is;

Klager stelt ter toelichting op dit onderdeel dat hij wel degelijk belang heeft bij klachtonderdeel e) omdat al hetgeen wordt gedeclareerd, ten koste gaat van het budget dat de rechtsbijstandsverzekeraar voor de gehele procedure ter beschikking heeft gesteld;

c) de beoordeling van klachtonderdeel f) onvoldoende is gemotiveerd;

d) de beoordeling van klachtonderdeel g) kennelijk ongegrond is;

Klager stelt ter toelichting dat hij weliswaar heeft ingestemd met het uitstelverzoek maar dat hij dat niet zou hebben gedaan als hij had geweten dat verweerder geen lange voorbereidingstijd voor de zitting nodig had;

e) de beoordeling van de klachtonderdelen h) en i) kennelijk ongegrond is.

 

4 BEOORDELING

4.1 De opmerkingen die klager ten aanzien van de feitenvaststelling maakt, zijn voor de beoordeling van de klacht niet relevant zodat dit niet tot gegrondverklaring van het verzet kan leiden.

4.2 De raad overweegt ten aanzien van klachtonderdeel h) dat het klachtdossier geen aanknopingspunt biedt voor de stelling dat verweerder klagers belangen tijdens de comparitie niet adequaat heeft behartigd. Niet gebleken is dat het voor verweerder kenbaar moet zijn geweest dat de aanwezigheid van de tweede gedaagde van invloed was op de concentratie van klager. Het verzet is op dit punt ongegrond.

4.3 De raad is voor het overige van oordeel dat de voorzitter bij de beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en voorts acht heeft geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval. Naar het oordeel van de raad kunnen de door klager aangevoerde gronden van verzet niet slagen en heeft de voorzitter de klacht terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond, kennelijk niet-ontvankelijk en kennelijk van onvoldoende gewicht bevonden.

4.4 Nu het verzet van klager tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.

BESLISSING

De raad van discipline verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gewezen door mr. C.L.J.M. de Waal, voorzitter, mrs. S. van Andel, G. Kaaij, A.S. Kamphuis, N.M.N. Klazinga, leden, bijgestaan door mr. S.M. Balkema als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 17 november 2015.

Griffier Voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 17 november 2015 verzonden aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam

Op grond van artikel 46h lid 7 Advocatenwet kan van deze beslissing geen hoger beroep worden ingesteld.