Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

17-11-2015

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2015:269

Zaaknummer

15-156A

Inhoudsindicatie

15-156A: Door curator ingediende klacht. Verweerder heeft ten onrechte niet voldaan aan het verzoek van de curator om een bedrag van de derdengeldrekening – een bedrag dat verband hield met een door verweerder voor de curandus gevoerde procedure – op de boedelrekening over te maken. Mitsdien heeft verweerder feitelijk gelden verrekend terwijl niet is voldaan aan de eisen zoals gesteld in artikel 6.6. Verordening op de administratie en de financiële integriteit (het huidige artikel 6.19 lid 5 van de Verordening op de advocatuur). De klacht is gegrond.

Inhoudsindicatie

 

Inhoudsindicatie

 

Uitspraak

Beslissing van 17 november 2015

in de zaak 15-156A

naar aanleiding van de klacht van:

klager

tegen:

verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de raad van 24 juli 2015 met kenmerk 4014-0895, door de raad ontvangen op 27 juli 2015, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 21 september 2015 in aanwezigheid van de gemachtigde van klager en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van:

- de genoemde brief van de deken aan de raad;

- de stukken 1 tot en met 23 genoemd in de bij die brief gevoegde inventarislijst.

2 FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2 Verweerder is de voormalig advocaat van S. B.V. Op 7 mei 2013 is S. B.V. in staat van faillissement verklaard. Klager is aangesteld als curator.

2.3 Klager heeft verweerder bij e-mail van 11 juni 2013 verzocht om hem te informeren over de door hem behandelde incassodossiers van S. B.V. Verweerder heeft de stukken toegestuurd bij e-mail van 24 juni 2013.

2.4 In voornoemde e-mail laat verweerder weten dat er in een bepaalde zaak een bedrag van € 461,53 op zijn derdengeldrekening staat. Bij e-mail van 8 juli 2013 heeft klager verweerder verzocht het bedrag van € 461,53 op de boedelrekening over te maken.

2.5 Verweerder heeft geweigerd het bedrag over te maken. Bij e-mail van 9 juli 2013 laat verweerder onder meer weten:

“Ik verreken geen bedrag met openstaande facturen. Dit betreft (mijn) salaris gemachtigde toegekend door de rechtbank, welke op mijn derdenrekening staat. Dit valt niet onder de faillissementsboedel. Ik heb dit geverifieerd bij enkele (senior) advocaten (faillissementscuratoren). (…) Het is wat anders als het gelden van [S. B.V.] zouden (…) zijn die ik onder mij houd op de derdenrekening. Die mag ik inderdaad niet verrekenen. Maar hier betreft het mijn eigen salaris. En bovendien verreken ik helemaal niets.”

2.6 Bij brief van 21 november 2014 heeft de gemachtigde van klager zich bij de deken beklaagd over verweerder.

2.7 Nadat partijen meerdere malen contact hebben gehad, heeft verweerder bij brief van 6 mei 2015 uiteindelijk laten weten dat het bedrag van € 461,53 op de boedelrekening stond.

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat verweerder:

a) herhaalde verzoeken van de curator om een bedrag van € 416,53 op de boedelrekening te storten, heeft genegeerd;

b) zonder afspraak derdengelden heeft verrekend met openstaande declaraties.

4 VERWEER

4.1 Verweerder meent dat de klacht ongegrond is en heeft daartoe het volgende aangevoerd.

4.2 Verweerder voert aan dat het bedrag van € 461,53 met instemming van S. B.V. door de stichting derdengelden is gehouden voor de vordering die het kantoor van verweerder heeft op S. B.V. Meer specifiek is op 22 oktober 2012 met S. B.V. afgesproken dat gelden op de derdengeldrekening van het kantoor van verweerder mogen worden aangewend voor de schuld van S. B.V. aan het kantoor van verweerder. Van verrekening is geen sprake, aldus verweerder.

5 BEOORDELING

5.1 De Advocatenwet is met ingang van 1 januari 2015 gewijzigd. Op klachten die tegen advocaten zijn ingediend vóór 1 januari 2015 blijven echter ingevolge artikel IVA van de Wet positie en toezicht advocatuur de paragrafen 4, 4a en 4b van de oude Advocatenwet, zoals deze luidden tot 1 januari 2015, van toepassing. De onderhavige klacht is bij de deken ingediend vóór 1 januari 2015 en wordt daarom door de raad behandeld en beoordeeld op grond van het oude recht. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de oude Advocatenwet bedoeld.

Ad klachtonderdeel a)

5.2 De raad stelt voorop dat een goede beroepsuitoefening binnen de advocatuur gediend is met een onderlinge verhouding tussen advocaten die berust op vertrouwen en welwillendheid. Daarom worden advocaten geacht zich te onthouden van al wat hun onderlinge verhouding kan verstoren.

5.3 De raad stelt voorop dat het door verweerder ingenomen standpunt – ten aanzien van het op de derdengeldrekening gehouden bedrag – onjuist is. Dat behoorde verweerder te weten nu het om basiskennis gaat. Door desondanks vast te blijven houden aan dit standpunt – en aldus de verzoeken van klager te negeren – heeft verweerder zich uiterst onwelwillend opgesteld. Verweerder heeft ten onrechte geen vertrouwen gesteld in de heldere uitleg van klager. Verweerder valt van deze handelswijze een tuchtrechtelijk verwijt te maken.

5.4 Klachtonderdeel a) is gegrond.

Ad klachtonderdeel b)

5.5 Ook klachtonderdeel b) is gegrond. Op grond van artikel 6.6. Verordening op de administratie en de financiële integriteit (het huidige artikel 6.19 lid 5 van de Verordening op de advocatuur) – en overigens ook volgens gedragsregel 28 – dient een advocaat de ondubbelzinnige instemming van zijn cliënt voor de verrekening van een declaratie met (de cliënt toekomende) derdengelden te vragen, te verkrijgen en schriftelijk te bevestigen met het oog op een specifieke declaratie en een concreet bedrag. Doordat verweerder dat niet heeft gedaan – en hij de gelden desondanks op zijn derdengeldrekening heeft laten staan – heeft hij tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld. Verweerders stelling dat hij niet heeft verrekend maar slechts heeft betwist, is van geen belang nu feitelijk sprake is geweest, althans tot 6 mei 2015, van verrekening.

5.6 Dat verweerder het bedrag uiteindelijk toch heeft betaald, doet aan het voorgaande niet af. Verweerder had onverwijld na het verzoek daartoe moeten betalen. Door dat niet te doen, heeft verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld.

6 MAATREGEL

6.1 Verweerder heeft, zoals uit het voorgaande blijkt, gehandeld zoals een advocaat niet betaamt. Verweerder heeft ten onrechte vastgehouden aan een onjuist standpunt en ten onrechte – en op onjuiste gronden – derdengelden verrekend. Gelet daarop, acht de raad de maatregel van een waarschuwing passend en geboden.

BESLISSING

De raad van discipline:

- verklaart beide klachtonderdelen gegrond;

- legt aan verweerder de maatregel van een waarschuwing op;

Aldus gewezen door mr. C.L.J.M. de Waal, voorzitter, mrs. S. van Andel, G. Kaaij, A.S. Kamphuis, N.M.N. Klazinga, leden, bijgestaan door mr. S.M. Balkema als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 17 november 2015.

Griffier Voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 17 november 2015 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- verweerder

en per gewone post aan:

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

- verweerder

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a. Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 85452, 2508 CD Den Haag

b. Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Kneuterdijk 1, 2514 EM Den Haag.

Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.

c. Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 088 - 205 3701. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

088 - 205 3777 of griffie@hofvandiscipline.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl