Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

23-11-2015

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2015:272

Zaaknummer

15-516/A/NN

Inhoudsindicatie

Voorzittersbeslissing. Klacht tegen eigen advocaat. Het is niet aan verweerder te wijten dat de vordering van klager tot op heden niet is geïncasseerd. Verweerder heeft voldoende pogingen ondernomen om tot incasso van de vordering te komen. Klacht kennelijk ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van 23 november 2015

in de zaak 15-516/A/NN

naar aanleiding van de klacht van:

klager

tegen:

verweerder

Na een verwijzingsbeslissing van het Hof van Discipline van 30 oktober 2015, door de raad van discipline in het ressort Amsterdam ontvangen op 3 november 2015, heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna "de voorzitter") kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Nederland aan het Hof van Discipline van 6 oktober 2015 met kenmerk 2014 KNN087 en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1 FEITEN

1.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

1.2 Klager is eind november 2004 en in februari 2005 mishandeld door de heer H.. De kantonrechter heeft de heer H. bij verstekvonnis van 23 juli 2008 veroordeeld tot vergoeding aan klager van de door hem geleden schade ten bedrage van € 3.362,50, te vermeerderen met rente en kosten. Het verstekvonnis is op 1 augustus 2008 door verweerder aan klager toegezonden.

1.3 Verweerder heeft de heer H. onder andere bij brief van 19 augustus 2008 gesommeerd tot betaling, waarna de vordering op 17 september 2008 ter incasso uit handen is gegeven aan deurwaarderskantoor GGN Thijhuis & Partners.

1.4 Bij brief van 20 november 2008 heeft mr. V., advocaat van de heer H., verweerder bericht dat de heer H. in een slechte financiële positie verkeert en hem het voorstel gedaan dat de heer H. tegen finale kwijting een bedrag van € 1.000,- aan klager zal betalen. Klager wenste niet op dit voorstel in te gaan.

1.5 Verweerder heeft meerdere keren bij GGN Thijhuis & Partners om informatie gevraagd. Bij e-mail van 19 november 2010 heeft een medewerker van GGN Thijhuis & Partners verweerder meegedeeld dat zij op korte termijn geen verhaalsmogelijkheden zien en dat de heer H. onlangs is vertrokken naar Almere.

1.6 Op 29 december 2010 heeft verweerder Pranger AGIN gevraagd voor inning van de vordering zorg te dragen. Verweerder heeft ook bij Pranger AGIN meerdere keren geïnformeerd naar de stand van zaken. De vordering is tot op heden niet volledig voldaan. De heer H. blijkt inmiddels naar Irak te zijn vertrokken.

1.7 Bij brief van 14 mei 2015 heeft klager zich bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Nederland beklaagd over verweerder.

2 KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij onvoldoende heeft gedaan om de vordering van klager op de heer H. te incasseren. 

3 VERWEER

3.1 Verweerder voert aan dat hij al het mogelijke heeft gedaan om tot incasso van de vordering van klager op de heer H. te komen  Dat het incasseren van de vordering tot op heden niet is gelukt, betekent niet dat verweerder als advocaat heeft gefaald. Verweerder heeft niet tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld.

4 BEOORDELING

4.1 De Advocatenwet is met ingang van 1 januari 2015 gewijzigd. Op klachten die tegen advocaten zijn ingediend vóór 1 januari 2015 blijven echter ingevolge artikel IVA van de Wet positie en toezicht advocatuur de paragrafen 4, 4a en 4b van de oude Advocatenwet, zoals deze luidden tot 1 januari 2015, van toepassing. De onderhavige klacht is bij de deken ingediend vóór 1 januari 2015 en wordt daarom door de raad van discipline behandeld en beoordeeld op grond van de oude Advocatenwet. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de oude Advocatenwet bedoeld.

4.2 De voorzitter is allereerst van oordeel dat klager ontvankelijk is in zijn klacht, nu verweerder ook de afgelopen jaren nog doende is geweest de vordering van klager op de heer H. te (laten) incasseren. De stelling van verweerder dat de klacht te laat is ingediend, volgt de voorzitter dan ook niet.

4.3 Klager verwijt verweerder onvoldoende te hebben gedaan om tot incasso van zijn vordering op de heer H. te komen. De voorzitter is van oordeel dat, anders dan klager stelt, het niet aan verweerder is te wijten dat de vordering van klager op de heer H. tot op heden niet volledig is geïncasseerd. Uit de door verweerder overgelegde stukken blijkt dat verweerder voldoende pogingen heeft ondernomen om tot incasso van de vordering te komen en steeds bij de deurwaarder heeft gevraagd naar de stand van zaken. Dat de heer H. onvoldoende verhaal biedt, kan verweerder niet worden verweten. Van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen door verweerder is dan ook geen sprake.

4.4 Voor zover klager verweerder tevens verwijt onvoldoende te hebben gecommuniceerd over de incasso van de vordering overweegt de voorzitter dat klager dit klachtonderdeel, gelet op de gedingstukken, onvoldoende heeft onderbouwd.

4.5 Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46g Advocatenwet, dan ook kennelijk ongegrond verklaren.

BESLISSING

De voorzitter verklaart de klacht kennelijk ongegrond.

Aldus gewezen door mr. C.L.J.M. de Waal, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. S. van Excel als griffier op 23 november 2015.

Griffier  Voorzitter

 

Deze beslissing is in afschrift op 23 november 2015 per aangetekende post verzonden aan:

- klager

en per gewone post aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Nederland.

Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klager en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Nederland binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam, kamer BRO 3.02, Postbus 76334, 1070 EH Amsterdam (fax: 088-205 3702). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet mogelijk.