Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

23-11-2015

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2015:273

Zaaknummer

15-569/A/NH

Inhoudsindicatie

Verzoek ex artikel 60b Advocatenwet. Schorsing in de uitoefening van de praktijk voor onbepaalde tijd. Benoeming waarnemer bij wijze van voorziening.

Uitspraak

Beslissing van 23 november 2015

in de zaak 15-569/A/NH

naar aanleiding van het verzoek ex artikel 60b Advocatenwet van:

mevrouw mr. M. Brink, in haar hoedanigheid van deken van de orde van advocaten in het arrondissement Noord-Holland

tegen:

verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief van 16 november 2015 met kenmerk td/np/15-447, door de raad ontvangen op 16 november 2015, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland (hierna de deken) een verzoek als bedoeld in artikel 60b van de Advocatenwet ten aanzien van verweerder ingediend.

1.2 Het verzoek is behandeld ter zitting met gesloten deuren van de raad van 23 november 2015 in aanwezigheid van de deken. Verweerder is, hoewel behoorlijk opgeroepen, zonder bericht van verhindering niet verschenen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennisgenomen van de in paragraaf 1.1 bedoelde brief van de deken aan de raad en van de bij die brief gevoegde stukken genummerd 1 tot en met 29, zoals vermeld in de bij die brief gevoegde inventarislijst.

1.4 In verband met de spoedeisendheid van de zaak is op 23 november 2015 de beslissing gegeven in de vorm van een ‘kop-staart beslissing’ en is meegedeeld dat de uitwerking daarvan zal volgen op 26 november 2015. Het onderstaande bevat die uitwerking.

 

2 GRONDEN VAN HET VERZOEK

2.1 Volgens de deken geeft verweerder er geen blijk van zijn praktijk naar behoren te kunnen uitoefenen. De deken verwijst in dit verband naar de feiten zoals hierna in rubriek 3 weergegeven. Verweerder heeft inmiddels verzocht per 31 december 2015 van het tableau te worden geschrapt, met de toezegging aan de deken om alles keurig af te handelen. De deken acht deze toezegging echter geheel onvoldoende. Er bestaat voorts grote ongerustheid over de belangenbehartiging van de cliënten van verweerder.

2.2 Deze omstandigheden vormen volgens de deken aanleiding om verweerder zo spoedig mogelijk voor onbepaalde tijd te schorsen in de uitoefening van de praktijk. De deken verzoekt de raad daarnaast een advocaat aan te wijzen die zich, desnoods met de sterke arm, toegang kan verschaffen tot de dossiers in de praktijk van verweerder en de bijbehorende cliëntgegevens en die de bevoegdheid zal hebben al hetgeen te doen waartoe verweerder zelf als advocaat gerechtigd zou zijn, althans zodanige voorzieningen te treffen als de raad meent dat ten behoeve van de cliënten van verweerder gerechtigd zullen zijn, en een beslissing over de kosten te nemen zoals de raad zal vernemen te behoren.

3 FEITEN

3.1 Voor de beoordeling van het verzoek ex artikel 60b Advocatenwet wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

3.2 Bij e-mail van 22 juni 2015 is de deken door de Nederlandse Orde van Advocaten geattendeerd op het feit dat verweerder zijn hoofdelijke omslag over 2015 niet had voldaan, ondanks diverse rappellen. De deken heeft er daarop bij verweerder bij brief van 24 juni 2015 op aangedrongen dat hij omgaand voor betaling zorg zal dragen en de deken zal berichten dat betaling is geschied, alsmede de deken zal informeren over de reden waarom de factuur niet eerder is voldaan.

3.3 De deken heeft zowel op 28 juli 2015 als op 17 augustus 2015 een rappel gestuurd. Bij e-mail aan de deken van 27 augustus 2015 heeft verweerder gereageerd en toegezegd dat hij een en ander de volgende dag zou gaan oppakken. Deze toezegging is verweerder niet nagekomen.

3.4 Op 1 september 2015 heeft een gesprek plaatsgevonden met verweerder op het kantoor van de deken. Bij brief van 3 september 2015 heeft de deken hetgeen besproken en afgesproken is, schriftelijk aan verweerder bevestigd. De brief luidt, voor zover van belang, als volgt:

“(…) Wij hebben met u een aantal zaken doorgenomen.

(…)

Allereerst heeft u aangegeven dat u voornemens bent de advocatuur te gaan verlaten, uiterlijk 31 december 2015.

Daarnaast heeft u toegegeven slecht of niet bereikbaar te zijn geweest en u zich bewust ook een tijd lang niet bereikbaar heeft gehouden.

U heeft mij verzekerd dat dit verleden tijd was en u nu de praktijk op behoorlijke wijze gaat beheren, waaronder uw bereikbaarheid.

Ook heeft u aangegeven dat u met de griffie tot overeenstemming bent gekomen en de achterstallige griffierechten voldaan zijn, ditzelfde geldt voor de financiële bijdrage aan de NOvA alsmede voor uw eventuele belastingschulden.

Wel heeft u aangegeven dat uzelf wil bepalen of u wel of niet op bepaalde onderwerpen reageert richting ondergetekende of mr. Dams.

Ik heb met u de volgende afspraken gemaakt:

1. U stuurt mij een afschrift van de brief die u aan de NOvA (Bar Beheer) heeft gezonden, waarbij u om uitschrijving verzoekt per ultimo 31 december 2015. (…) Naast een kopie van deze brief, waarvan u aangaf dat u die op 2 september 2015 aan mij zou doen toekomen, dient u ook het bewijsstuk mee te sturen waaruit blijkt dat die ook daadwerkelijk verzonden is.

NB: Inmiddels heb ik van u de brief aan Bar Beheer ontvangen.

2. Over de bereikbaarheid kunnen we kort zijn: u heeft toegezegd dat klachten hierover niet meer zullen voorkomen omdat u bereikbaar bent en blijft.

3. U zult mij de bewijsstukken voor de regeling met de griffie voor wat betreft de achterstallige griffierechten vanaf 2014 toesturen. Ik ontvang dit graag uiterlijk binnen vijf dagen na heden.

4. Ook zult u mij alle mutaties (in de vorm van bankafschriften) van uw derdengeldrekening over de jaren 2014 en 2015 toesturen. U heeft toegezegd ook dit binnen vijf dagen na heden te kunnen opsturen.

5. Ditzelfde geldt voor wat betref uw financiële cijfers over de jaren 2013, 2014 en de halfjaarlijkse cijfers over 2015. Ook hiervan heeft u toegezegd dat deze gereed lagen zodat ik u verzoek deze ook binnen vijf dagen na heden toe te zenden. (…)

6. Tot slot heeft u mij toegezegd de regeling die u met de fiscus heeft getroffen eveneens aan mij toe te sturen.

(…)”

3.5 Bij e-mail van 28 september 2015 heeft verweerder rekeningoverzichten van zijn bank inclusief de derdenrekening aan de deken gestuurd, alsmede een nota van zijn beroepsaansprakelijkheidsverzekering en correspondentie met betrekking tot de griffierechten.

3.6 Bij brief van 7 oktober 2015 heeft de deken, onder verwijzing naar de brief van 3 september 2015, verweerder nogmaals verzocht de financiële cijfers alsook de regeling met de fiscus aan de deken toe te zenden. Op zowel 14 oktober 2015 als op 2 november 2015 heeft de deken verweerder gerappelleerd. Verweerder heeft tot op heden echter niet meer gereageerd op de brieven van de deken.

3.7 Uit telefonische navraag op 11 november 2015 is de deken gebleken dat verweerder zijn beroepsaansprakelijkheidsverzekering vanaf december 2014 niet meer heeft betaald en er inmiddels een incassoprocedure loopt.

3.8 Uit navraag bij het LDCR is de deken gebleken dat op 20 augustus 2015 een bedrag aan griffierecht openstond van in totaal € 8.860,59. De toenmalig kantoorgenoot van verweerder, mr. A., heeft voor 15 september 2015 een betaling gedaan van € 4.000,-. Verweerder is de met het LDCR afgesproken betalingsregeling niet nagekomen en het tekort is verder opgelopen. Op 13 november 2015 stond een bedrag open van in totaal € 6.357,37.

3.9 In de periode van 28 augustus 2015 tot heden heeft de deken ten aanzien van verweerder acht verzoeken tot dekenbemiddeling/klachten ontvangen.

4 BEOORDELING VAN HET VERZOEK

4.1 De raad is van oordeel dat uit het dossier en het verhandelde ter zitting genoegzaam is gebleken dat verweerder blijvend of tijdelijk niet in staat is zijn praktijk behoorlijk te kunnen uitoefenen. Hiertoe overweegt de raad dat verweerder zijn hoofdelijke omslag over 2015 niet heeft betaald, hij een forse achterstand heeft bij het LDCR inzake griffierechten, hij zijn beroepsaansprakelijkheidsverzekering vanaf december 2014 niet meer heeft betaald en niet of nauwelijks bereikbaar is. Voorts stelt de raad vast dat verweerder tegenover de deken niet de waarheid heeft gesproken over de brief die hij gestuurd zou hebben aan de NOvA (Bar Beheer), het hebben voldaan van de achterstallige griffierechten en het aantal lopende zaken dat hij thans nog onder zich heeft. Ook heeft verweerder op geen enkele wijze gereageerd op onderhavig verzoek van de deken en de oproeping door de raad. Voornoemde feiten en omstandigheden rechtvaardigen de conclusie dat verweerder niet meer in staat is zijn praktijk naar behoren uit te oefenen. Dit leidt onvermijdelijk tot het treffen van een maatregel zoals door de deken verzocht.

4.2 De raad wijst het verzoek van de deken om verweerder met onmiddellijke ingang voor onbepaalde tijd te schorsen toe. Tevens zal de raad bij wijze van voorziening bepalen dat de heer mr. A.H. Gaastra, advocaat te Haarlem, als waarnemer zal worden aangesteld. Mr. Gaastra heeft zich hiertoe bereid verklaard.

 

5 BESLISSING

5.1 wijst het verzoek van de deken toe en schorst verweerder ex artikel 60b Advocatenwet met onmiddellijke ingang voor onbepaalde tijd in de uitoefening van de praktijk;

5.2 bepaalt bij wijze van voorziening dat mr. A.H. Gaastra, advocaat te Haarlem, de bevoegdheid heeft om, zo nodig met behulp van de sterke arm, zich toegang te verschaffen tot de ruimte waarin de praktijk van verweerder wordt gevoerd, dan wel tot de ruimte waarvan de deken vermoedt dat zijn dossiers en cliëntgegevens zich bevinden. Dit opdat mr. Gaastra in het belang van de cliënten van verweerder al die maatregelen kan nemen waartoe verweerder als advocaat zelf bevoegd zou zijn en de dossiers in overleg met de cliënten van verweerder onder kan brengen bij andere advocaten of rechtsbijstandverleners, en alle overige voorzieningen kan treffen die hij, mr. Gaastra, zo nodig in overleg met de deken, nodig acht met het oog op de behartiging van de belangen van die cliënten;

5.3 bepaalt dat mr. Gaastra zijn werkzaamheden zal uitvoeren tegen betaling van een vergoeding van ten hoogste € 200,00 per uur (exclusief BTW), met een maximumbedrag van € 10.000,- (exclusief BTW); indien laatstgenoemd bedrag niet volstaat, kan mr. Gaastra de raad verzoeken het maximumbedrag te verhogen;

5.4 bepaalt dat verweerder dit bedrag aan mr. Gaastra dient te voldoen;

5.5 bepaalt dat verweerder aan mr. Gaastra binnen zeven dagen na dagtekening van deze beslissing op de door mr. Gaastra aan te wijzen rekening zal voldoen een voorschot van € 5.000,- (exclusief BTW);

5.6 bepaalt dat verweerder op eerste verzoek van mr. Gaastra en binnen zeven dagen na dit verzoek nadere voorschotten van steeds € 2.500,- (exclusief BTW) zal voldoen;

5.7 bepaalt dat indien de orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland gehouden is deze kosten aan mr. Gaastra te voldoen, zij gerechtigd is deze terug te vorderen van verweerder;

Aldus gewezen door mr. Q.R.M. Falger, voorzitter, mrs. S. van Andel, G. Kaaij, J. Trap en C. Wiggers, leden, bijgestaan door mr. S. van Excel als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 23 november 2015.

Griffier Voorzitter

 

 

Deze beslissing, althans de zogenoemde kop-staartvariant ervan, is in afschrift op 23 november 2015 per e-mail verzonden [...].

Deze beslissing, althans de zogenoemde kop-staartvariant ervan, is op 24 november 2015 in afschrift per aangetekende brief verzonden [...]

en per gewone post [...].

 

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland

- verweerder

 

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de kop-staartvariant van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

Het hoger beroep schorst niet de werking van de beslissing waartegen het gericht is.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a. Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 85452, 2508 CD Den Haag

b. Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Kneuterdijk 1, 2514 EM Den Haag.

Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.

c. Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 088 - 205 3701. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

088 - 205 3770 of griffie@hofvandiscipline.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl