Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

30-11-2015

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2015:255

Zaaknummer

15-308/DB/ZWB

Inhoudsindicatie

 

Inhoudsindicatie

Het niet schriftelijk vastleggen van de met cliënt gemaakte financiële afspraken en het verzenden van een declaratie meer dan 5 jaar na dato van de laatste werkzaamheden, over een periode van 4 jaar en  enkel naar aanleiding van een conflict met de cliënt in de persoonlijke sfeer, betaamt een behoorlijk advocaat niet en is tuchtrechtelijk verwijtbaar.  

Inhoudsindicatie

Klacht gegrond; voorwaardelijke schorsing 2 weken.

Inhoudsindicatie

 

Uitspraak

 

Beslissing van  30 november 2015

in de zaak  15-308/DB/ZWB

 

naar aanleiding van de klacht van:

 

                     

 

 

     

    Klaagster

 

    

 

                                        

                      tegen:

 

 

                    

                      

                      Verweerder

 

 

1          Verloop van de procedure

1.1      Bij brief aan de raad van 17 augustus 2015, met kenmerk K14-099, door de raad ontvangen op 18 augustus 2015, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland West Brabant de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2      De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 5 oktober 2015 in aanwezigheid van klaagster vertegenwoordigd door de heer R. Verweerder is hoewel behoorlijk opgeroepen niet verschenen, met bericht van verhindering. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3      De raad heeft kennis genomen van:

-       Het klachtdossier;

-       Een brief van verweerder aan de raad d.d. 18 september 2015, met bijlagen.

 

 

 

 

 

2          FEITEN

2.1      Bij de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting (onweersproken) is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:

2.2      Verweerder is in de periode van 2004 tot eind mei 2009 als advocaat voor klager opgetreden. Op 12 juli 2004 heeft verweerder aan klager een voorschotnota gezonden ter zake het uitbrengen van een dagvaarding. Op 3 juli 2007 is in de betreffende zaak door de wederpartij een bedrag van          € 6.000,- voldaan op klagers derdengeldenrekening. Dit bedrag is op 3 juli 2009 door verweerder contant aan klager doorbetaald.

2.3      Bij een repetitie van de muziekvereniging waarvan klager en verweerder beiden lid waren, is op 19 september 2013 onenigheid ontstaan tussen klager en verweerder. Bij brief d.d. 18 oktober 2013 heeft verweerder klager laten weten dat hij was vergeten om zijn werkzaamheden in eerdergenoemde zaak bij klager te declareren en aangekondigd dat hij binnenkort diens einddeclaratie tegemoet kon zien. Verweerder heeft klager daarop een factuur gestuurd gedateerd op 2 juni 2008. Bij brief van 23 oktober 2013 heeft verweerder aan klager dezelfde factuur gestuurd gedateerd op 23 oktober 2013. Bij brief d.d. 28 oktober 2013 heeft klager verweerder verzocht deze factuur in te trekken. Verweerder heeft klager ter betaling van zijn factuur  gedagvaard voor de kantonrechter te Eindhoven. Deze heeft bij vonnis d.d. 17 april 2014 de vordering van verweerder wegens verjaring afgewezen. Verweerder heeft tegen dit vonnis beroep aangetekend.

 

3          klacht

3.1      De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:

1.    Zich niet te houden aan de met klager gemaakte mondelinge betalingsafspraken;

2.   Geen schriftelijke afspraken te maken met klager over de wijze waarop verweerder zijn kosten van rechtsbijstand in rekening zou brengen;

3.   De kosten van rechtsbijstand over de periode van 2 februari 2002 tot en met 1 juni 2008 pas op 23 oktober 2013 te factureren.

4.   Nodeloos tegen klager te procederen en hem daarmee op kosten te jagen.

 

3.2      Toelichting:

Ad 1

Klager heeft ter compensatie van de werkzaamheden van verweerder werkzaamheden verricht. Met verweerder is afgesproken dat de over en weer verrichte werkzaamheden met gesloten beurzen zouden worden verrekend;

Ad 2

De afspraak om zonder betaling wederdiensten te verrichten is mondeling gemaakt. Er is geen uurtarief afgesproken noch zijn er andere financiële afspraken gemaakt en/of schriftelijk vastgelegd;

Ad 3

Verweerder heeft 5 tot 11 jaar gewacht alvorens te declareren;

Ad 4

Verweerder heeft klager voor de kantonrechter gedagvaard teneinde betaling van zijn factuur af te dwingen. Die vordering is bij vonnis van de kantonrechter d.d. 17 april 2014 afgewezen wegens verjaring, dus kansloos. Verweerder heeft hiertegen ook nog beroep ingesteld.

 

4          VERWEER

4.1      Het verweer houdt, zakelijk weergegeven, het volgende in.

Ad 1

Er is geen mondelinge afspraak gemaakt om zonder betaling wederdiensten te verrichten. Er is een voorschotnota verzonden en betaald;

Ad 2

Juist is dat de financiële afspraken niet schriftelijk zijn vastgelegd. Klager was wel op de hoogte van het uurtarief;

Ad 3

Omstreeks 2008 was er een eerste aanvaring met klager naar aanleiding waarvan verweerder een einddeclaratie had opgemaakt welke was gedateerd op 2 juni 2008. Aangezien het dispuut werd bijgelegd werd de einddeclaratie niet verzonden. Na het conflict bij de muziekvereniging is de factuur alsnog aan klager toegezonden;

 

Ad 4

Er is beroep aangetekend omdat verweerder het op juridische gronden niet eens was met de beslissing van de kantonrechter.

 

5          BEOORDELING

5.1      Per 1 januari 2015 is de gewijzigde Advocatenwet in werking getreden. De nieuwe Advocatenwet is van toepassing op klachten die op of na 1 januari 2015 zijn ingediend bij de deken. De onderhavige klacht is voor 1 januari 2015 ingediend bij de deken en wordt door de raad van discipline derhalve behandeld en beoordeeld op grond van de Advocatenwet, zoals die tot 1 januari 2015 gold.

5.2      Ten aanzien van klachtonderdeel 1.

De raad stelt vast dat de afspraken over de wijze waarop de kosten van rechtsbijstand zouden worden voldaan, door verweerder niet schriftelijk zijn vastgelegd. Uit de door verweerder in deze procedure overgelegde voorschotnota, blijkt slechts dat verweerder een voorschot voor zijn werkzaamheden heeft gevraagd en kan niet worden afgeleid of er, en zo ja welke, financiële afspraken tussen partijen zijn gemaakt. Dat tussen partijen is afgesproken dat klager ter compensatie van verweerders werkzaamheden wederdiensten zou verlenen, zoals klager stelt, is door verweerder betwist en kan ook overigens niet op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting worden vastgesteld. Nu de feiten daaromtrent niet vast staan, kan de klacht op dit onderdeel niet gegrond worden verklaard. Dat is niet omdat de raad aan het woord van klager minder geloof hecht dan aan dat van verweerder, maar omdat voor het oordeel of laatstgenoemde tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld eerst voldoende aannemelijk moet zijn dat het verweten handelen feitelijk heeft plaatsgevonden. Dit is in casu niet het geval.

5.3      Ten aanzien van klachtonderdeel 2.

De advocaat is gehouden om bij aanvaarding van een opdracht de financiële consequenties met de cliënt te bespreken en inzicht te geven in de wijze waarop en de frequentie waarmee hij zal declareren. Bovendien is hij ter voorkoming van misverstanden hierover gehouden om belangrijke informatie, feiten en afspraken schriftelijk vast te leggen. Verweerder heeft erkend dat hij niet schriftelijk heeft vastgelegd welke financiële afspraken hij met klager zou hebben gemaakt. Gelet op bovenstaand criterium kan verweerder daarvan een tuchtrechtelijk verwijt worden gemaakt. De raad zal de klacht op dit onderdeel gegrond verklaren.

5.4      Ten aanzien van klachtonderdeel 3

De advocaat is gehouden tot zorgvuldigheid en nauwgezetheid in financiële aangelegenheden. Daaruit vloeit voort dat hij verplicht is zijn cliënt tijdig en met regelmaat op de hoogte te houden van zijn werkzaamheden in de zaak en de kosten die daarmee zijn gemoeid, zodat voor de cliënt steeds duidelijk is welke kosten ter zake rechtsbijstand hij maakt en deze ook in staat wordt gesteld om deze te controleren en zo nodig te ageren. De raad stelt in dit verband vast dat verweerders factuur d.d. 23 oktober 2013, een declaratie betreft voor verweerders’ werkzaamheden over de periode van 2 februari 2004 tot en met 1 juni 2008, derhalve bijna vijfenhalf jaar na zijn laatste werkzaamheden. Verweerder heeft in zijn verweerschrift bovendien gesteld dat hij in 2008 naar aanleiding van een conflict met klager de rekening had opgemaakt, maar dat hij deze toen niet heeft verstuurd omdat het conflict werd bijgelegd. Toen zich in 2013 een nieuw conflict voordeed heeft hij klager alsnog een rekening toegezonden. De raad acht dan ook aannemelijk dat verweerder de declaratie enkel alsnog aan klager heeft verzonden naar aanleiding van zijn geschil met klager. Nog afgezien van het feit dat het, gelet op bovenstaand criterium, een behoorlijk advocaat niet betaamt om pas 5 jaar na dato van de laatste werkzaamheden in een zaak zijn declaratie over een periode van meer dan vier jaren  uit te brengen, past het zeker niet om dit enkel te doen naar aanleiding van een conflict met een cliënt in de persoonlijke sfeer. De raad is van oordeel dat verweerder daarmee tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld en zal de klacht op dit onderdeel eveneens gegrond verklaren.

5.5      Ten aanzien van klachtonderdeel 4

Hoewel door tijdsverloop van meer dan vijf jaren het vermoeden ontstaat dat de vordering van verweerder is verjaard, kan niet worden vastgesteld dat de vordering geen enkele kans van slagen heeft nu verweerder zich op het standpunt stelt dat de verjaringstermijn later is aangevangen en tevens door hem is gestuit. Gelet hierop kan naar het oordeel van de raad niet worden vastgesteld dat verweerder nodeloos procedeert en klager daarmee nodeloos op kosten jaagt. De klacht zal op dit onderdeel ongegrond worden verklaard.

 

6          MAATREGEL

6.1       De raad acht, mede gelet op de eerdere tuchtrechtelijke veroordelingen van verweerder, de maatregel van voorwaardelijke schorsing voor de duur van 2 weken passend en geboden.

 

7        BESLISSING

7.1    De raad van discipline:

-           verklaart de klachtonderdelen 2 en 3 gegrond;

-           verklaart de klacht in haar overige onderdelen ongegrond;

-           legt ter zake aan verweerder op de maatregel van schorsing in de uitoefening van de praktijk voor de duur van twee weken;

-           bepaalt dat deze schorsing niet ten uitvoer zal worden gelegd tenzij de raad anders mocht oordelen op de grond dat verweerder zich voor het einde van een op 2 jaar bepaalde proeftijd schuldig maakt aan een in artikel 46 van de Advocatenwet bedoelde gedraging.

 

 

 

 

 

Aldus gegeven door mr. J.K.B. van Daalen , voorzitter, mrs. J.C. van den Dries, E.J.P.J.M. Kneepkens, J.J.M. Goumans, J.F.E. Kikken, leden, bijgestaan door mr. A.M.T.A. Verhagen als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 30 november 2015

 

griffier                                                                        voorzitter                                  

 

 

 

 

Deze beslissing is in afschrift op 1 december 2015

 

verzonden aan:

-        klaagster

-        verweerder

-        de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Zeeland West Brabant

-        de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

 

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

-        verweerder

-        de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

 

en voor zover deze niet ongegrond is verklaard tevens door

-    klaagster

-   de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Zeeland West  

    Brabant

 

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

 

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

 

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.      Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 85452, 2508 CD Den Haag

b.      Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Kneuterdijk 1, 2514 EM Den Haag .

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

c.    Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 088 - 2053701 . Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof:

088 - 2053777 of griffie@hofvandiscipline.nl

 

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl .