Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

19-11-2015

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2015:262

Zaaknummer

15-481/DB/L

Inhoudsindicatie

Het is de taak van de voorzieningenrecht om een verzoek tot het leggen van conservatoir beslag te toetsen aan de daartoe wettelijke vereisten.

Inhoudsindicatie

De rolrechter beslist of al dan niet in strijd met het rolreglement is gehandeld. Terzake komt de tuchtrechter geen bevoegheid toe.Klacht kennelijk ongegrond.

Uitspraak

 

Beslissing van 19 november 2015

in de zaak 15-481/DB/LI

 

 

naar aanleiding van de klacht van:

 

                                   

klager

 

 

tegen:

 

         

                        verweerder

 

De (plaatsvervangend) voorzitter van de raad van discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg van 22 oktober 2015 met kenmerk K15-066, door de raad ontvangen op 23 oktober 2015, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

 

1             FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

1.1       Verweerder treedt in een civiele procedure op voor de wederpartij van klager. Op 4 februari 2013 is tussen klager en de cliënt van verweerder een geldleningovereenkomst gesloten. De cliënt van verweerder vorderde terugbetaling van het op grond van voormelde overeenkomst door klager aan hem verschuldigde. Verweerder heeft namens zijn cliënt op 2 maart, 28 april  en 26 mei 2015 een verzoek tot het leggen van conservatoir verhaalsbeslag onder derden ex artikel 718 ev. Rv bij de voorzieningenrechter ingediend. De voorzieningenrechter heeft de beslagleggingen als verzocht steeds per datum verzoek toegestaan.

 

 

2             KLACHT

2.1      De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 van de Advocatenwet doordat:

 

1.            verweerder meermaals foutieve beslagrekesten heeft ingediend bij de voorzieningenrechter met als doel de rechter ten nadele van klager te misleiden;

2.            verweerder in strijd met artikel 2.6 van het rolreglement een akte van wijziging/vermeerdering van eis heeft ingediend, waardoor hij de civiele procedure van zijn cliënt tegen klager onnodig heeft vertraagd en bemoeilijkt;

3.            verweerder heeft geprobeerd een akte te nemen, ondanks dat de rolrechter hem dit had ontzegd;

4.            onrechtmatig beslag heeft doen leggen onder de gehele v.o.f van klager en de debiteuren van de v.o.f.

 

 

3             VERWEER

3.1      De beslagrekesten zijn getoetst door de voorzieningenrechter van de rechtbank; er is drie maal verlof verleend. Indien klager zich hiermee niet kan verenigen, kan hij een kort geding starten tot opheffing van het beslag. Dat heeft klager niet gedaan.

 

3.2      Klager is niet nodeloos in zijn belangen geschaad, noch zijn er feiten geponeerd waarvan verweerder wist dat deze onjuist waren. Feit is dat de cliënt van verweerder op grond van een geldleningovereenkomst een bedrag ad  € 70.000,- aan klager heeft betaald, en dat dit bedrag door klager niet is terugbetaald. Klager stelt een vordering op de cliënt van verweerder te hebben, waarover de civiele rechter in een bodemprocedure dient te oordelen.

 

3.3      Klager heeft er zelf toe bijgedragen dat het noodzakelijk was om de vordering van de cliënt van verweerder middels beslagen veilig te stellen. Dit is in de beslagrekesten nader gemotiveerd. De beslagen voldeden aan de wet en dienden het belang van de cliënt van verweerder.

 

 

 

4             BEOORDELING

4.1      Per 1 januari 2015 is de gewijzigde Advocatenwet in werking getreden. De nieuwe Advocatenwet is van toepassing op klachten die op of na 1 januari 2015 zijn ingediend bij de deken. De onderhavige klacht is na 1 januari 2015 ingediend bij de deken en wordt door de raad van discipline derhalve behandeld en beoordeeld op grond van de Advocatenwet, zoals deze vanaf 1 januari 2015 geldt.

4.2      De klacht betreft het optreden van de advocaat van een wederpartij. Bij  de beoordeling van een dergelijke klacht behoort er van te worden uitgegaan dat aan die advocaat een grote mate van vrijheid toekomt om de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem passend voorkomt. Deze vrijheid mag niet ten gunste van de tegenpartij worden beknot, tenzij diens belangen nodeloos en op ontoelaatbare wijze worden geschaad. Een advocaat mag in beginsel afgaan op de informatie die zijn cliënt hem verstrekt, met dien verstande dat hij bij het naar buiten brengen van die informatie zich moet onthouden van het verstrekken van feitelijke gegevens waarvan hij weet of redelijkerwijs kan weten dat deze niet juist zijn. Hiervan is in deze klachtzaak uit de aan de raad overgelegde stukken niet gebleken.

4.3      Het staat een advocaat vrij om in het belang van zijn cliënt bij de voorzieningenrechter een verzoek tot het leggen van conservatoir beslag onder derden in te dienen. Verweerder heeft zijn verzoeken nader gemotiveerd. Het is de taak van de voorzieningenrechter de verzoeken te toetsen aan de daartoe gestelde wettelijke vereisten en al dan niet verlof te verlenen. De tuchtrechter komt ter zake geen bevoegdheid toe. Klager stelt weliswaar dat verweerder stellingen en feiten heeft geponeerd waarvan hij wist dat deze onjuist waren, maar klager heeft hiervan geen onderbouwing noch bewijsstukken aan de raad overgelegd. Het is begrijpelijk dat de gelegde beslagen klager niet welgevallig waren, maar dit betekent niet dat verweerder de grens van de vrijheid, die hem als advocaat van de wederpartij tegenover klager vrijstond, heeft overschreden. Indien klager zich met de gelegde beslagen niet kan verenigen, ligt het op zijn weg om de hem ter beschikking staande rechtsmiddelen strekkende tot opheffing van de gelegde beslagen aan te wenden. Niet gebleken is dat verweerder de belangen van klager nodeloos heeft geschaad.

4.4      Het bovenstaande geldt eveneens ten aanzien van hetgeen door klager in zijn aanvullende klachtonderdelen 2, 3 en 4 naar voren is gebracht. Het stond verweerder vrij om in samenspraak met zijn cliënt de aanpak van de zaak te bepalen, waarbij hij in beginsel slechts rekening hoeft te houden met het belang van zijn cliënt. De beoordeling of verweerder al dan niet handelt in strijd met het rolreglement is voorbehouden aan de rolrechter. Klager heeft geen concrete feiten of omstandigheden aangevoerd noch bewijs daarvan overgelegd, waaruit blijkt dat verweerder de rolrechter heeft misleid.

4.5      De voorzitter zal op grond van het bovenstaande met toepassing van artikel 46 j van de Advocatenwet beslissen dat de klacht van klager in alle onderdelen kennelijk ongegrond is.

 

 

BESLISSING

 

De voorzitter:

 

beslist dat de klacht in alle onderdelen kennelijk ongegrond is.

 

Aldus gegeven door mr. M.I.J. Hegeman, voorzitter, met bijstand van mr. I.J.M. Huysmans - van Opstal, als griffier op 19 november 2015.

 

 

Griffier                                            Voorzitter

 

 

 

Deze beslissing is in afschrift op 24 november 2015

 

verzonden aan:

-          klager

-          verweerder

-           de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg

 

 

Ingevolge artikel 46h lid 1 van de Advocatenwet kunnen klager, verweerder en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg binnen dertig dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort ’s-Hertogenbosch.

Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift ( in tweevoud ), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van dertig dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van dertig dagen is niet mogelijk.

 

Het verzetschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij de raad van discipline:

 

a.         Per post

Het verzetschrift dient samen met de beslissing waarvan verzet in tweevoud, per post te    worden toegezonden aan de griffie van de raad.

Het postadres van de griffie van de raad van discipline is:

Postbus 1190, 4801 BD Breda

 

b.         Bezorging

De griffie is gevestigd in het gerechtsgebouw, Sluissingel 20, Breda

 

c.         Per fax

Het faxnummer van de raad van discipline is:

088-2053737

 

Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het verzetschrift samen met een afschrift van de beslissing waarvan verzet in tweevoud per post te worden toegezonden aan de griffie van de raad van discipline.