Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

07-12-2015

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2015:295

Zaaknummer

15-068A

Zaaknummer

15-069A

Inhoudsindicatie

15-068A en 15-069A: Verzet. Klacht tegen advocaat wederpartij. Verzet ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van 7 december 2015

in de zaken 15-068A en 15-069A

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 3 april 2015 op de klacht van:

klager

tegen:

advocaten te Amsterdam     

verweersters

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brieven van 5 en 12 augustus 2014 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweersters.

1.2 Bij brief aan de raad van 12 maart 2015 met kenmerk 4014-0585 en 4014-0598, door de raad ontvangen op 12 maart 2015, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3 Bij beslissing van 3 april 2015 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna: de voorzitter) de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 7 april 2015 is verzonden aan klager.

1.4 Bij brief van 17 april 2015, door de raad ontvangen op 20 april 2015, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.5 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 12 oktober 2015 in aanwezigheid van klager en verweerster sub 1.

1.6 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede van het verzetschrift van klager van 17 april 2015.

2 FEITEN EN KLACHT

2.1 Voor een weergave van de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter. Voor zover daartegen in verzet wordt opgekomen, komt de raad daarop hieronder, in 4.2, nog terug.

3 VERZET

3.1 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in dat (1) ten onrechte in de klachtomschrijving staat dat de klacht over verweerster sub 1 alleen ziet op het feit dat zij zich rechtstreeks tot klager heeft gewend, nu klager tevens heeft geklaagd over de communicatiebeperking die zij hem heeft opgelegd, (2) verweerster sub 1 in strijd met Gedragsregel 18 heeft gehandeld, (3) verweerster sub 1 klager ten onrechte beperkingen ten aanzien van zijn communicatie heeft opgelegd en hem daarmee heeft beperkt in zijn vrijheid van meningsuiting, en (4) verweerster sub 2 als onderdeel van de poging tot oplossing van het geschil ten onrechte als voorwaarde heeft gesteld dat klager de klachten tegen haar collega’s, waaronder verweerster sub 1, zou intrekken.

4 BEOORDELING

4.1 De Advocatenwet is met ingang van 1 januari 2015 gewijzigd. Op klachten die tegen advocaten zijn ingediend vóór 1 januari 2015 blijven echter ingevolge artikel IVA van de Wet positie en toezicht advocatuur de paragrafen 4, 4a en 4b van de oude Advocatenwet, zoals deze luidden tot 1 januari 2015, van toepassing. De onderhavige klacht is ingediend vóór 1 januari 2015 en wordt daarom door de raad behandeld en beoordeeld op grond van het oude recht. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de oude Advocatenwet bedoeld.

4.2 De raad is van oordeel dat de voorzitter bij zijn beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en voorts acht heeft geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval. Naar het oordeel van de raad kunnen de door klager aangevoerde gronden niet slagen en heeft de voorzitter de klacht terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden. De raad overweegt hierbij nog dat het juist is dat in de klachtomschrijving zoals neergelegd in § 2.1 van de beslissing van de voorzitter niet is vermeld dat de klacht van klager over verweerster sub 1 tevens ziet op de communicatiebeperking die zij klager in haar e-mail van 28 juli 2014 zou hebben opgelegd. De voorzitter heeft echter in § 3.2 van zijn beslissing overwogen dat de e-mail van verweerster sub 1 van 28 juli 2014 ten doel had de communicatie te stroomlijnen. De voorzitter heeft dit onderdeel van de klacht van klager derhalve wel degelijk meegenomen in zijn beoordeling.

4.3 Nu het verzet van klager tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.

BESLISSING

De raad van discipline:

 verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gewezen door mr. D.H. Steenmetser-Bakker, voorzitter, mrs. H.C.M.J. Karskens, R. Lonterman, M.W. Schüller en M. Ynzonides, leden, bijgestaan door mr. S. van Excel als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 7 december 2015.

Griffier Voorzitter

 

Deze beslissing is in afschrift op 7 december 2015 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- verweersters

en per gewone post aan:

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam.

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Op grond van artikel 46h lid 4 Advocatenwet kan van deze beslissing geen hoger beroep worden ingesteld.