Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

07-12-2015

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2015:291

Zaaknummer

15-139A

Inhoudsindicatie

15-139A: Klacht over advocaat wederpartij. Verweerder heeft met zijn optreden de hem toekomende vrijheid, om de belangen van zijn cliënt te behartigen, niet overschreden.

Inhoudsindicatie

 

Uitspraak

Beslissing van 7 december 2015

in de zaak 15-139A

naar aanleiding van de klacht van:

klager

tegen:

verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief van 13 januari 2015 heeft klager zich bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam beklaagd over verweerder.

1.2 Bij brief aan de raad van 4 juni 2015 met kenmerk 4015-0042, door de raad ontvangen op 5 juni 2015, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 13 oktober 2015 in aanwezigheid van partijen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.4 De raad heeft kennis genomen van:

- de genoemde brief van de deken aan de raad;

- de stukken 1 tot en met 11 genoemd in de bij die brief gevoegde inventarislijst;

- een brief van klager van 30 september 2015 met de drie bijlagen 19, 20 en 21.

2 FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2 Klager en zijn (ex-)echtgenote (hierna: ex-echtgenote of cliënte) zijn verwikkeld in een echtscheidingsprocedure. De ex-echtgenote wordt bijgestaan door verweerder.

2.3 Op een zitting op 8 mei 2012 zijn verweerder en zijn cliënte niet verschenen.

2.4 Bij beschikking van 11 oktober 2012 is de echtscheiding tussen klager en zijn ex-echtgenote uitgesproken. De beschikking bevat daarnaast het bevel om tot afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden te komen.

2.5 De echtscheiding is op 28 januari 2013 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.

2.6 Bij e-mail van 29 oktober 2013 heeft de advocate van klager aan verweerder voorgesteld dat klager – tot aan het moment dat het hof heeft beslist over de door klager te betalen kinderalimentatie – met ingang van juni 2013 geen kinderalimentatie zou betalen. Verweerder heeft dat voorstel bij e-mail van 31 oktober 2013 afgewezen. Verweerder heeft aangegeven de zaak zo nodig ter incassering aan de deurwaarder over te dragen. Verweerder heeft het dossier op een gegeven moment daadwerkelijk ter incasso aan de deurwaarder overgedragen.

2.7 Bij brief van 10 januari 2014 heeft de advocate van klager verweerder verzocht haar binnen veertien dagen te berichten dat de ingeschakelde deurwaarder zijn werkzaamheden zou staken.

2.8 Bij beschikking van het hof Arnhem-Leeuwarden van 18 september 2014 is de door klager te betalen kinderalimentatie vastgesteld. Bij verzoekschrift van 5 februari 2015 heeft klager de rechtbank verzocht de beschikking van het hof van 18 september 2014 te wijzigen voor wat betreft de daarin vastgelegde kinderalimentatie en voor wat betreft de door het hof vastgestelde zorgregeling.

2.9 Partijen hebben overeenstemming bereikt over een ouderschapsplan. Het ouderschapsplan is aan een beschikking van 16 juli 2015 gehecht.

2.10 Klager heeft zich bij brief van 13 januari 2015 bij de deken beklaagd over verweerder.

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a) verweerder is tekortgeschoten, omdat:

- de boedelscheiding maar niet tot stand komt;

- zijn cliënte en hij niet zijn verschenen op de zitting van 8 mei 2012;

- verweerder niets heeft ondernomen om zaken als een 4-gesprek en de verdeling van de gemeenschap beter c.q. actiever te regelen;

- verweerder tijdens zittingen onwaarheden heeft verkondigd en op die manier een vijandige sfeer heeft gecreëerd;

- verweerder hoge kinderalimentatie heeft geëist en vervolgens een deurwaarder heeft ingeschakeld om de druk te verhogen;

- verweerder zijn manier van zaken doen neigt naar chantage.

b) verweerder niet heeft gereageerd op aan hem gerichte brieven en/of e-mails van 10 januari 2014 en 12, 22 en 24 december 2014 van de advocate van klager.

4 VERWEER

4.1 Verweerder meent dat de klacht ongegrond is en heeft daartoe het volgende aangevoerd.

4.2 Aangezien klager geen alimentatie betaalde, heeft verweerder na een half jaar uiteindelijk door een deurwaarder loonbeslag laten leggen. Dat de huwelijksgemeenschap en de eigendom van de echtelijke woning nog niet zijn afgewikkeld, heeft klager aan zichzelf te danken, nu hij vasthoudt aan de door hem gewenste regeling, aldus – steeds – verweerder.

4.3 Verweerder heeft ook overigens gemotiveerd verweer gevoerd. Op het verweer wordt hierna zo nodig ingegaan.

5 BEOORDELING

5.1 Partijdigheid is één van de kernwaarden waaraan de advocaat dient te voldoen; de advocaat is partijdig bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt.

5.2 Een advocaat geniet een ruime mate van vrijheid om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze als hem in overleg met zijn cliënt goeddunkt. Deze vrijheid is niet absoluut, maar kan onder meer beperkt worden doordat (a) de advocaat zich niet onnodig grievend mag uitlaten over de wederpartij, (b) de advocaat geen feiten mag poneren waarvan hij de onwaarheid kent of redelijkerwijs kan kennen, (c) de advocaat bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij niet onnodig of onevenredig mag schaden zonder redelijk doel. Daarbij geldt voorts dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft, en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid daarvan en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. De advocaat behoeft in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat hij voor zijn cliënt wil bereiken met de middelen waarvan hij zich bedient, opweegt tegen het nadeel dat hij daarmee aan de wederpartij toebrengt. Wel moet de advocaat zich onthouden van middelen die op zichzelf beschouwd ongeoorloofd zijn of die, zonder dat zij tot enig noemenswaardig voordeel van zijn cliënt strekken, onevenredig nadeel aan de wederpartij toebrengen.

Klachtonderdeel a)

5.3 In verband met klachtonderdeel a) overweegt de raad allereerst dat klager lijkt te miskennen dat verweerder optreedt voor zijn wederpartij en per definitie gehouden is zich partijdig op te stellen. Verweerder is gehouden zich te laten leiden door de naar zijn oordeel gerechtvaardigde wensen van zijn cliënte, klagers wederpartij.

5.4 Klager heeft niet aannemelijk weten te maken dat het aan verweerder te wijten is dat de boedelscheiding niet tot stand kwam. Ook heeft klager niet aannemelijk gemaakt dat verweerders manier van zaken doen neigt naar chantage. De overige aspecten van de klacht zien – zo deze al aannemelijk zijn geworden – naar het oordeel van de raad allen op het partijdige optreden van verweerder. Verweerder heeft ter zitting toegelicht dat de keuze om niet ter zitting te verschijnen en de keuze om een deurwaarder in te inschakelen keuzes waren in het belang van zijn cliënte. Het is de raad niet gebleken dat de belangen van klager onevenredig zijn geschaad door dit partijdige optreden van verweerder. Verweerder heeft aldus de grenzen van de onder 5.2 genoemde vrijheid niet overschreden. Klachtonderdeel a) is daarom ongegrond.

Klachtonderdeel b)

5.5 Tegenover de stelling van klager, dat verweerder niet op bepaalde faxen en e-mails heeft gereageerd, voert verweerder aan dat hij ervan uit gaat dat er wel is gereageerd. Verweerder heeft daarnaast aangevoerd dat het op de weg van klager, althans zijn advocate, had gelegen te rappelleren indien klagers belang met een reactie zou zijn gediend.

5.6 Nu verweerder heeft nagelaten zijn standpunt met stukken te onderbouwen, kan de raad er niet vanuit gaan dat verweerder daadwerkelijk (terstond) op alle faxberichten en e-mails heeft gereageerd. Dat kan naar het oordeel van de raad echter in het midden blijven. Zelfs als de raad ervan uit dient te gaan dat reacties zijn uitgebleven dan staat daarmee nog niet vast dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar jegens klager heeft gehandeld. De in 5.2 genoemde vrijheid brengt naar het oordeel van de raad mee dat de advocaat kan beslissen niet alle berichten van een wederpartij (terstond) te beantwoorden.

5.7 Klager heeft overigens ter zitting bevestigd dat het contact over de boedelscheiding – waar ook de berichten van 10 januari 2014 en 12, 22 en 24 december 2014 op zien – in 2015 is hervat. Het moet er aldus voor worden gehouden dat het achterwege blijven van een reactie op voornoemde berichten niet tot een definitieve ‘radiostilte’ op dit punt heeft geleid. De boedelscheiding is aldus onderwerp van gesprek is gebleven. Het is de raad – mede daardoor – niet gebleken dat klager zijn belangen onevenredig zijn geschaad door het uitblijven van een reactie op de verschillende berichten in 2014. Klachtonderdeel b) is ongegrond.

BESLISSING

De raad van discipline verklaart beide klachtonderdelen ongegrond.

Aldus gewezen door mr. C.L.J.M. de Waal, voorzitter, mrs. S. van Andel, B. Roodveldt, A. de Groot en C.C. Oberman, leden, bijgestaan door mr. S.M. Balkema als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 7 december 2015.

Griffier Voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 7 december 2015 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- verweerder

en per gewone post aan:

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

- het College van Toezicht van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

- klager

- verweerder

- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse orde van advocaten.

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a. Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 85452, 2508 CD Den Haag

b. Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Kneuterdijk 1, 2514 EM Den Haag.

Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.

c. Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 088 - 205 3701. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

088 - 205 3770 of griffie@hofvandiscipline.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl