Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

01-12-2015

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2015:282

Zaaknummer

15-120A

Zaaknummer

15-211A

Zaaknummer

15-212A

Inhoudsindicatie

Inhoud e-mail advocaat wederpartij toe te rekenen aan zijn cliënten. Norm voor handelen advocaat wederpartij van toepassing. Klachten dat verweerders dreigen hun nog niet onherroepelijk vaststaande vordering op klagers over te dragen ongegrond. Geen schending

Inhoudsindicatie

geheimhoudingsplicht.

Uitspraak

Beslissing van 1 december 2015

in de zaak 15-210A, 15-211A en 15-212A

naar aanleiding van de klacht van:

 

gemachtigde:

gezamenlijk: klagers

tegen:

advocaat te Amsterdam

verweerder in de zaak 15-210A ("verweerder sub 1")

advocaat te Amsterdam

verweerder in de zaak 15-211A ("verweerder sub 2")

advocaat te Amsterdam

verweerster in de zaak 15-212A ("verweerster sub 3")

gezamenlijk: verweerders

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief van 7 april 2015 hebben klagers zich bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam beklaagd over verweerders.

1.2 Bij brief aan de raad van 3 september 2015 met kenmerk 4015-0258, 4015-0284 en 4015-285, door de raad ontvangen op 7 september 2015, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 6 oktober 2015 in aanwezigheid van klagers, de gemachtigde van klagers en verweerders sub 1 en sub 2. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.4 De raad heeft kennis genomen van:

- de in paragraaf 1.2. bedoelde brief van de deken;

- de stukken genummerd 1 tot en met 21 genoemd in de inventarislijst bij de brief van de deken.

- de fax van 2 oktober 2015 van verweerder sub 1 met als bijlage het standpunt van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag van 29 september 2015 inzake de klacht van klager sub 5 tegen de advocaat van verweerders.

2 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.1 Verweerders vormden in het verleden een maatschap. Die maatschap heeft in 2009 en 2010 advocatuurlijke diensten verleend aan klaagsters sub 1 tot en met 4. Klager sub 5 is (middellijk) bestuurder van klaagsters sub 1 tot en met 4.

2.2 Klaagster sub 1 tot en met 4 zijn door de (inmiddels ontbonden) maatschap van verweerders in rechte aangesproken tot betaling van declaraties.

2.3 De kantonrechter heeft klaagsters 2 tot en met 4 in conventie veroordeeld tot betaling van de aan hen gerichte declaraties en de vordering tegen klaagster sub 1 voor aan haar gerichte declaraties afgewezen. In reconventie is geoordeeld dat de maatschap een beroepsfout heeft gemaakt.

2.4 Verweerders hebben appel ingesteld tegen het vonnis, voor zover daarin ten nadele van hen was beslist. Het appel is uitsluitend gericht tegen klaagster sub 1. In een tussenarrest van 3 februari 2015 heeft het Gerechtshof Amsterdam geoordeeld dat geen sprake is van een beroepsfout van verweerders. De zaak staat voor eindarrest over de vordering tegen klaagster sub 1 tot betaling van de openstaande declaraties.

2.5 Partijen hebben na dit tussenarrest getracht tot een minnelijke regeling te komen voor zowel het onbetaalde deel van de vorderingen op klaagsters sub 2 tot en met 4 (waarover reeds onherroepelijk was beslist) als de vordering op klaagster sub 1. Door klagers is voorgesteld verweerders een bedrag van € 15.000 te betalen. Dit bedrag zou door klager sub 5 worden voldaan.

2.6 In een e-mail van 25 maart 2015 schrijft de advocaat van verweerders aan de advocaat van klagers, voor zover hier relevant:

"Het voorstel de vorderingen groot circa € 100.000 af te wikkelen tegen betaling op korte termijn van € 15.000 besprak ik met cliënte.

Terecht is uw voorstel niet gebaseerd op inhoudelijke bezwaren tegen de declaraties. Die zijn er immers niet en zijn daarom noch in rechte, noch daarbuiten aangevoerd. Zoals u ook aangeeft, berust het voorstel daarop dat uw cliënten "momenteel" niet beschikken over voldoende liquide middelen. Het woord momenteel zegt al genoeg: wanneer uw cliënten willen, beschikken zij ongetwijfeld vlot over het voor hen bescheiden bedrag om de vordering van [de maatschap] te voldoen. De laatst gepubliceerde jaarrekening toont immers een eigen vermogen van circa € 18 miljoen. [De maatschap] is er dan ook van overtuigd, dat zij voor haar vordering verhaal zal vinden. Bijvoorbeeld door beslaglegging door de deurwaarder die met eerdere beslagen ten laste van [klaagster sub 1] ervaring heeft. Anders door overdracht van de vordering aan een partij die daarin interesse heeft. Daarbij valt te denken aan een schuldenaar van [klaagster sub 1] of een andere partij, waarmee [klaagster sub 1] een geschil heeft.

Tegelijkertijd geeft ook cliënte de voorkeur aan vlotte afwikkeling boven voortzetten van de procedure. Derhalve is zij bereid om in de door haar begonnen procedure tot betaling van haar openstaande declaraties genoegen te nemen met [volgt een voorstel, waarvan onderdeel is doorhaling van de procedure op de eerstvolgende roldatum]."

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerders tuchtrechtelijk verwijtbaar hebben gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a) verweerders in de e-mail van 25 maart 2015 dreigen met overdracht van hun vermeende vordering op klaagsters sub 1 tot en met 4 aan een wederpartij van klagers;

b) verweerders in het geval zij de vordering zouden overdragen tevens vertrouwelijke dossierinformatie aan een derde zouden verstrekken.

3.2 Ter toelichting op deze klachten stellen klagers dat verweerders gedragsregels 27 lid 7 en 31 hebben overtreden. Zij hebben de gepaste en vereiste terughoudendheid, die in het bijzonder geldt voor betwiste declaraties, niet in acht genomen. Verweerders dreigen onder meer met verkoop of overdracht van hun (vermeende) vordering op klagers aan hun tegenpartij, terwijl verweerders wisten dat deze er alles aan zou doen om klagers maximaal te beschadigen bijvoorbeeld door faillissement aan te vragen. Het dreigen met een strafaangifte of faillissementsaanvrage is ontoelaatbaar volgens vaste tuchtrechtspraak. Ditzelfde dient te gelden voor de verkoop aan een wederpartij tegen wie verweerders voor klagers optraden. Bovendien hebben verweerders gebruik gemaakt van informatie ontleend aan het dossier.

3.3 Verweerders hebben voorts in het verleden al eens een deurwaarder ingeschakeld, die eerder werkzaamheden had verricht voor de wederpartij van klagers. Vermoed wordt dat in dat kader kennis, door verweerders verkregen uit dossiers van klagers, is overgedragen aan die deurwaarder c.q. wederpartij.

4 VERWEER

4.1 Verweerders voeren aan dat de klachten op onjuiste veronderstellingen zijn gebaseerd. In de betreffende e-mail wordt niet vermeld hoe uiteindelijk tot incasso van de vordering zal worden overgegaan: er worden in de e-mail slechts mogelijkheden genoemd die niet verder zijn uitgewerkt. De veronderstelling dat de vordering zal worden overgedragen is onjuist. Ditzelfde geldt voor de veronderstelling dat een overdracht, indien deze zou plaatsvinden, gepaard zou moeten gaan met overdracht van het onderliggende dossier en schending van de geheimhoudingsplicht van verweerders jegens klagers. De eventueel over te dragen vorderingen zijn immers óf al definitief door de kantonrechter vastgesteld óf voorwerp van procedure bij het gerechtshof. Indien ook het hof de vorderingen vaststelt is ook daar sprake van een in rechte vastgestelde betalingsverplichting en behoeft een eventuele overdracht alleen al daarom evenmin gepaard te gaan met overdracht van een onderliggend dossier.

5 BEOORDELING

5.1 De Advocatenwet is met ingang van 1 januari 2015 gewijzigd. Op klachten die tegen advocaten zijn ingediend vóór 1 januari 2015 blijven echter ingevolge artikel IVA van de Wet positie en toezicht advocatuur de paragrafen 4, 4a en 4b van de oude Advocatenwet, zoals deze luidden tot 1 januari 2015, van toepassing. De onderhavige klacht is bij de deken ingediend na 1 januari 2015 en wordt daarom door de raad behandeld en beoordeeld op grond van het nieuwe recht. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de nieuwe Advocatenwet bedoeld.

Ontvankelijkheid klager sub 5

5.2 Klager sub 5 heeft de klachten als (middellijk) bestuurder van klaagsters sub 1 tot en met 4 namens hen ingediend, maar daarnaast ook namens zichzelf, dus als privé-persoon. Verweerders hebben onbetwist gesteld dat klager sub 5 zelf geen debiteur is van de vorderingen die zij trachten te incasseren, zodat de vraag rijst klager sub 5 zelf ontvankelijk is in zijn klachten.

5.3 De raad overweegt dat het klachtrecht alleen toekomt aan diegene die door het handelen of nalaten waarover wordt geklaagd rechtstreeks in zijn belang is of kan worden getroffen. Uit het klachtdossier is gebleken dat klager sub 5 (middellijk) aandeelhouder en (middellijk) bestuurder van klaagsters sub 1 tot en met 4 is en bovendien heeft aangeboden het voorgestelde schikkingsbedrag uit eigen middelen aan verweerders te voldoen. Ter zitting is voorts - onvoldoende door verweerders weersproken - aangevoerd dat klager sub 5 in de verschillende dossiers contactpersoon was van verweerders, waardoor de dossiers mogelijk ook vertrouwelijke informatie over klager sub 5 bevatten. Gelet hierop is de raad van oordeel dat klager sub 5 door het beweerdelijk handelen van verweerders rechtstreeks in zijn belang is of kan worden getroffen. Klager sub 5 kan dan ook worden ontvangen in zijn klachten.

Ad klachtonderdelen a) en b)

5.4 De klachtonderdelen a) en b) lenen zich voor een gezamenlijke behandeling.

5.5 De raad overweegt dat de e-mail van 25 maart 2015 niet door verweerders zelf, maar door hun advocaat is verstuurd. Aangezien het tegendeel is gesteld noch gebleken, moet worden aangenomen dat de inhoud daarvan door de advocaat van verweerders met verweerders is afgestemd en de

e-mail ook met instemming van verweerders is verzonden. De inhoud van de e-mail moet dan ook aan verweerders worden toegerekend.

5.6 De raad stelt allereerst vast dat in de e-mail van 25 maart 2015 niet wordt gesproken over een overdracht van de vordering van verweerders aan de wederpartij van klagers in het geschil waarop de declaraties betrekking hebben, maar in meer algemene zin over de mogelijkheid van een overdracht aan een geïnteresseerde partij, zoals een schuldenaar van klagers of een andere partij waarmee klagers een geschil hebben.

5.7 Aan klagers moet worden toegegeven dat het een advocaat niet vrijstaat te dreigen met (laat staan over te gaan tot) overdracht van een betwiste en in rechte nog niet onherroepelijk vastgestelde vordering op een (voormalig) cliënt wegens onbetaalde declaraties aan een wederpartij van die (voormalig) cliënt. Daartegen verzetten zich de geheimhoudingsplicht van de advocaat en de vereiste terughoudendheid bij de inning van betwiste declaraties. Een dergelijke overdracht zou de (ex-)cliënt aanzienlijk kunnen schaden in zijn rechtspositie omdat het zeer wel mogelijk is dat voor het voeren van een adequaat verweer tegen de vordering wegens onbetaalde declaraties informatie over (de behandeling van) de onderliggende zaak zal moeten worden verschaft, waarvan de vertrouwelijkheid wordt gegarandeerd door de geheimhoudingsplicht van de advocaat.

5.8 De raad is echter van oordeel dat in de e-mail van 25 maart 2015 niet een dreiging van een in rechte nog niet onherroepelijk vastgestelde vordering aan een wederpartij van klagers kan worden gelezen.

5.9 Bij de uitleg van de e-mail in kwestie is van belang dat ten tijde van de verzending daarvan over een deel van de vordering reeds bij onherroepelijke rechterlijke uitspraak was beslist en de procedure met betrekking tot het andere deel reeds in een vergevorderd stadium verkeerde. Verder is van belang dat de e-mail, zo blijkt uit het citaat in 2.5, geschreven is in reactie op het bericht van de advocaat van klagers dat klagers op dat moment niet beschikten over liquide middelen om de vordering van verweerders te voldoen. Verweerders hebben daartegen ingebracht dat zij wel verhaal zouden vinden voor hun vordering. In dat verband wijzen zij erop dat er een eigen vermogen van circa € 18 miljoen is volgens de laatst gepubliceerde jaarrekening. De daarop volgende, door klagers gewraakte, passage dat verhaal kan worden gezocht door beslaglegging of door overdracht van de vordering aan een geïnteresseerde partij, moet redelijkerwijs dan ook worden opgevat als een uitwerking van verweerders' overtuiging dat er verhaalsmogelijkheden voorhanden zijn.

5.10 Verder spreken verweerders na de gewraakte passage hun voorkeur uit voor een vlotte afwikkeling boven voortprocederen en doen zij een tegenvoorstel, waarvan doorhaling van de procedure, waarin op dat moment nog geen eindarrest was gewezen, onderdeel uitmaakt.

5.11 In het licht van het voorgaande kan de door klagers gewraakte passage niet worden verstaan als dreigement van verweerders om hun vordering op klagers reeds te verkopen voordat deze vordering onherroepelijk in rechte vast is komen te staan.

5.12 Niet tot een ander oordeel kan leiden dat verweerders de incasso van hun vorderingen al eerder hebben opgedragen aan een deurwaarder, die ook optrad voor een wederpartij van klagers. Overigens heeft klager sub 5 daarover reeds eerder een tuchtklacht ingediend tegen verweerder sub 1. Die klacht is bij beslissing van deze raad van 4 juni 2013 (ECLI:NL:TADRAMS:2013:YA4437) ongegrond verklaard.

5.13 Het voorgaande brengt mee dat de klachtonderdelen ongegrond zijn. Overdracht van een onherroepelijk vastgestelde vordering op een cliënt wegens onbetaalde declaraties aan een wederpartij van de cliënt is niet per definitie ongeoorloofd. Een advocaat hoeft bij de inning van een onherroepelijk vastgestelde vordering op zijn (ex-) cliënt immers geen bijzondere terughoudendheid in acht te nemen. De geheimhoudingsverplichting van de advocaat behoeft zich ook niet te verzetten tegen de overdracht van een onherroepelijk vastgestelde vordering. Anders dan de klacht veronderstelt, behoeft bij een dergelijke overdracht in ieder geval niet het dossier of de daarin vastgestelde informatie te worden overdragen. Dat verweerders met een schending van hun geheimhoudingsplicht hebben gedreigd, is niet gebleken.

5.14 Beide klachtonderdelen zijn derhalve ongegrond.

BESLISSING

De raad van discipline acht de klacht in al haar onderdelen ongegrond.

Aldus gewezen door mr. A. Schoonbrood-Wessels, voorzitter, mrs. E.C. Gelok,

G. Kaaij, P. van Lingen en B.J. Sol, leden, bijgestaan door mr. S.C. Zum Vörde Sive Vörding als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 1 december 2015.

Griffier Voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 1 december 2015 per aangetekende brief verzonden aan:

- klagers

- verweerders

en per gewone post aan:

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

- het College van Toezicht van de Nederlandse Orde van Advocaten

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

- klagers

- verweerders

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a. Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 85452, 2508 CD Den Haag

b. Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Kneuterdijk 1, 2514 EM Den Haag.

Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.

c. Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 088 - 205 3701. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

088 - 205 3770 of griffie@hofvandiscipline.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl