Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

07-12-2015

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2015:287

Zaaknummer

15-531/A/A

Inhoudsindicatie

Samenvatting: voorzittersbeslissing. Niet gebleken dat verweerder in strijd heeft gehandeld met de Advocatenwet en/of de Gedragsregels. Klacht in alle onderdelen kennelijk ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van 7 december 2015

in de zaak 15-531/A/A

naar aanleiding van de klacht van:

klager

tegen:

verweerder

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam van 5 november 2015 met kenmerk 4015-0458, door de raad ontvangen op 6 november 2015, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

1.1 Verweerder is de advocaat van CM&P, een organisatie die zich bezig houdt met het adviseren van ondernemingen op bedrijfskundig en bancair gebied. CM&P heeft in Nederland verschillende kantoren, waarin zelfstandige partners werkzaam zijn op basis van kostendeling binnen het betreffende kantoor en een vergoedingenstructuur richting CM&P. Klager was één van die partners.

1.2 Op enig moment is tussen klager en CM&P een geschil ontstaan. Verweerder heeft namens CM&P een arbitrageprocedure aanhangig gemaakt bij het Nederlands Arbitrage Instituut en onder meer gevorderd klager te veroordelen tot betaling aan CM&P van een bedrag van € 50.000,- terzake de boetes, verschuldigd tot op heden, als gevolg van overtreding van contractuele bedingen. De arbiter heeft zich onbevoegd verklaard van het geschil kennis te nemen.

1.3 Vervolgens heeft verweerder klager namens CM&P gedagvaard voor de rechtbank Oost-Brabant, locatie ’s-Hertogenbosch, en onder meer gevorderd klager te veroordelen tot betaling aan CM&P van een bedrag van € 50.000,- terzake de boetes, verschuldigd tot op heden, als gevolg van overtreding van contractuele bedingen. Deze procedure loopt nog.

1.4 Bij brief van 15 april 2015 heeft klager zich bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement ’s-Hertogenbosch beklaagd over verweerder. De deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement ’s-Hertogenbosch heeft de klacht bij brief van 21 april 2015 aan de griffier van het Hof van Discipline doorgeleid. Bij verwijzingsbeslissing van 28 mei 2015, hersteld bij beslissing van 30 juni 2015, heeft de voorzitter van het Hof van Discipline de klacht voor verder onderzoek doorverwezen naar de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam.

2 KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij:

a) in strijd heeft gehandeld met artikel 10a, eerste lid, Advocatenwet;

b) in strijd heeft gehandeld met artikel 3, tweede lid, Advocatenwet;

c) in strijd heeft gehandeld met artikel 46 Advocatenwet en de Gedragsregels 1992.

3 VERWEER

3.1 Verweerder betwist klager te hebben geïntimideerd of psychisch geweld te hebben aangedaan. Ook betwist verweerder in strijd te hebben gehandeld met de door hem afgelegde advocateneed en/of artikel 46 Advocatenwet en/of de Gedragsregels 1992. Verweerder betwist tot slot gegevens te hebben verstrekt, waarvan hij wist, althans behoorde te weten dat deze onjuist zijn.

4 BEOORDELING

4.1 De klacht betreft het handelen van verweerder als advocaat van een wederpartij. Uitgangspunt bij de beoordeling van een dergelijke klacht is dat een advocaat een ruime mate van vrijheid geniet om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze als hem in overleg met zijn cliënt goeddunkt. Deze vrijheid is niet absoluut, maar kan onder meer beperkt worden doordat (a) de advocaat zich niet onnodig grievend mag uitlaten over de wederpartij, (b) de advocaat geen feiten mag poneren waarvan hij de onwaarheid kent of redelijkerwijs kan kennen, (c) de advocaat bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij niet onnodig of onevenredig mag schaden zonder redelijk doel. Daarbij geldt voorts dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft, en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid daarvan en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren.

Ad klachtonderdeel a)

4.2 In dit klachtonderdeel verwijt klager verweerder dat hij in strijd heeft gehandeld met artikel 10a Advocatenwet, doordat hij klager heeft geïntimideerd.

4.3 De voorzitter is van oordeel dat klager dit klachtonderdeel onvoldoende feitelijk heeft onderbouwd. Klager heeft niet, althans onvoldoende toegelicht op welke wijze verweerder klager zou hebben geïntimideerd. Voor zover klager doelt op het feit dat verweerder namens CM&P een vordering tegen klager heeft ingesteld, is de voorzitter van oordeel dat dit niet kan worden aangemerkt als intimidatie dan wel psychisch geweld. Het staat verweerder vrij om in het belang van zijn cliënte, CM&P, een vordering jegens klager in te stellen. Dat daarbij de belangen van klager onevenredig zijn geschaad is niet gebleken. Verweerder heeft aldus de grenzen van de onder 4.1 genoemde vrijheid niet overschreden. Klachtonderdeel a) is kennelijk ongegrond.

Ad klachtonderdeel b)

4.4 In dit klachtonderdeel verwijt klager verweerder dat hij in strijd met de in artikel 3 lid 2 Advocatenwet neergelegde eed of belofte (“Ik zweer (beloof) getrouwheid aan de Koning, gehoorzaamheid aan de Grondwet, eerbied voor de rechterlijke autoriteiten, en dat ik geen zaak zal aanraden of verdedigen, die ik in gemoede niet gelove rechtvaardig te zijn.”) heeft gehandeld. Volgens klager bestaat er een lijst met daarop bijna 30 personen die allemaal min of meer gelijksoortige verwijten aan de cliënte van verweerder hebben gemaakt. Verweerder is met deze lijst bekend, aldus klager.

4.5 De voorzitter begrijpt dit onderdeel van de klacht van klager aldus dat hij verweerder verwijt in strijd met artikel 3 lid 2 Advocatenwet te handelen door een zaak te verdedigen, waarvan hij weet dat deze zaak niet rechtvaardig is. De voorzitter overweegt dat, ook als zou zijn gebleken dat de verwijten aan het adres van de cliënte van verweerder terecht zijn (hetgeen (nog) niet het geval is), dit niet tot consequentie heeft dat verweerder zijn cliënte niet zou mogen vertegenwoordigen en/of niet door het aanhangig maken van een procedure een rechterlijke beslissing zou mogen uitlokken. Ook klachtonderdeel b) is derhalve kennelijk ongegrond.

Ad klachtonderdeel c)

4.6 Klager verwijt verweerder in dit klachtonderdeel in strijd te hebben gehandeld met artikel 46 van de Advocatenwet en de Gedragsregels 1992. Uit de toelichting van klager op dit klachtonderdeel volgt dat klager verweerder verwijt een niet onderbouwde vordering van € 50.000,- tegen hem te hebben ingediend, de wederpartij van klager bij te staan terwijl verweerder op de hoogte is hoe zijn cliënte omgaat met haar (ex)partners en feitelijke gegevens heeft verstrekt waarvan hij wist, althans behoorde te weten, dat die onjuist zijn.

4.7 De voorzitter overweegt als volgt. De vordering die verweerder namens CM&P tegen klager heeft ingesteld is, anders dan klager stelt, wel onderbouwd. Of die onderbouwing doel treft is een vraag die niet thuishoort in een tuchtprocedure, maar die is voorbehouden aan de civiele rechter. Zoals hiervoor reeds is overwogen handelt verweerder niet tuchtrechtelijk verwijtbaar door CM&P te vertegenwoordigen. Voorts is niet gebleken dat verweerder opzettelijk en in strijd met de waarheid feiten heeft geponeerd waarvan hij wist of kon weten dat deze niet juist waren. Klager heeft dit ook niet nader onderbouwd. Klachtonderdeel c) is derhalve eveneens kennelijk ongegrond.

4.8 Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, dan ook kennelijk ongegrond verklaren.

BESLISSING

De voorzitter verklaart:

de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.

Aldus gewezen door mr. C.L.J.M. de Waal, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. S. van Excel als griffier op 7 december 2015.

Griffier  Voorzitter

 

Deze beslissing is in afschrift op 8 december 2015 per aangetekende post verzonden aan:

- klager

en per gewone post aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam.

Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klager, verweerder en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam binnen dertig dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam, kamernummer BRO 3.02, Postbus 76334, 1070 EH Amsterdam (fax: 088-2053702). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van dertig dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van dertig dagen is niet mogelijk.