Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

10-12-2015

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2015:286

Zaaknummer

15-557/A/A

Inhoudsindicatie

Voorzittersbeslissing. Klacht tegen advocaat wederpartij. Verweerder handelt niet tuchtrechtelijk verwijtbaar door tot tenuitvoerlegging van een vonnis over te gaan. Verweerder kan geen tuchtrechtelijk verwijt worden gemaakt ten aanzien van de verdeling van de gemeenschap. Klacht kennelijk ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van 10 december 2015

in de zaak 15-557/A/A

naar aanleiding van de klacht van:

klager

tegen:

verweerder

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam van 13 november 2015 met kenmerk 4015-0568, door de raad ontvangen op 16 november 2015, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

1.1 Verweerder is de advocaat van de ex-echtgenote van klager.

1.2 Klager en zijn ex-echtgenote zijn verwikkeld geweest in een echtscheidingsprocedure. De echtscheiding is op 8 augustus 2007 uitgesproken en op 11 oktober 2007 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.

1.3 Bij vonnis van 30 november 2011 heeft de rechtbank Amsterdam een verdeling van de gemeenschap vastgesteld. De rechtbank heeft, voor zover hier relevant, bepaald dat de woning van partijen in Pavullo nel Frignano (Italië) aan klager wordt toebedeeld en de woning in Capri (Italië) aan de ex-echtgenote van klager en heeft klager veroordeeld een bedrag van

€ 90.454,96 plus rente aan zijn ex-echtgenote te betalen. Klager is van dit vonnis in hoger beroep gekomen. Bij arrest van 15 januari 2013 heeft het Gerechtshof te Amsterdam (hierna het hof) het vonnis van de rechtbank wat betreft de verdeling van de gemeenschap bekrachtigd.

1.4 Bij brief van 16 augustus 2015 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerder.

2 KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat a) hij klager acht jaar na de echtscheiding nog steeds vervolgt en ten laste van klager beslag legt, waarbij sprake is van chantage en b) klager het niet eens is met de verdeling van de gemeenschap en er volgens klager sprake is van fraude.

3 VERWEER

3.1 Verweerder voert aan dat er geen sprake is van vervolging of chantage. Hij is bezig het in kracht van gewijsde gegane vonnis van de rechtbank in Italië ten uitvoer te laten leggen. Inmiddels is één van de twee huizen, zoals door de rechtbank bepaald, op naam van de ex-echtgenote gezet en zijn er ten laste van klager beslagen gelegd in een poging het verschuldigde betaald te krijgen.

4 BEOORDELING

4.1 De klacht betreft het handelen van verweerder als advocaat van een wederpartij. Uitgangspunt bij de beoordeling van een dergelijke klacht is dat aan die advocaat een grote mate van vrijheid toekomt om de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem passend voorkomt. Deze vrijheid mag niet ten gunste van een tegenpartij worden beknot, tenzij diens belangen nodeloos en op ontoelaatbare wijze worden geschaad. De advocaat behoeft in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat hij voor zijn cliënt wil bereiken met de middelen waarvan hij zich bedient, opweegt tegen het nadeel dat hij daarmee aan de wederpartij toebrengt. Wel moet de advocaat zich onthouden van middelen die op zichzelf beschouwd ongeoorloofd zijn of die, zonder dat zij tot enig noemenswaardig voordeel van zijn cliënt strekken, onevenredig nadeel aan de wederpartij toebrengen.

Ad klachtonderdeel a)

4.2 Dit klachtonderdeel betreft de tenuitvoerlegging van het vonnis van de rechtbank. De voorzitter overweegt dat verweerder niet tuchtrechtelijk verwijtbaar handelt door, in het belang van zijn cliënte, tot tenuitvoerlegging van het vonnis over te gaan. Dat daarbij de belangen van klager nodeloos en op ontoelaatbare wijze zijn geschaad is niet gebleken. Klager heeft weliswaar gesteld dat sprake is van chantage door verweerder, maar hij heeft dit niet onderbouwd. Klachtonderdeel a) is derhalve kennelijk ongegrond.

Ad klachtonderdeel b)

4.3 Klachtonderdeel b) ziet op de verdeling van de gemeenschap, waarmee klager het niet eens is. De voorzitter overweegt dat, anders dan klager lijkt te veronderstellen, niet verweerder maar de rechtbank een verdeling van de gemeenschap heeft vastgesteld. Klager is van het vonnis van de rechtbank in hoger beroep gekomen. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank op dit punt bekrachtigd. Verweerder kan hiervan dan ook geen tuchtrechtelijk verwijt worden gemaakt. Ook klachtonderdeel b) is derhalve kennelijk ongegrond.

4.4 Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, dan ook kennelijk ongegrond verklaren.

BESLISSING

De voorzitter verklaart:

de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.

Aldus gewezen door mr. D.H. Steenmetser-Bakker, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. S. van Excel als griffier op 10 december 2015.

Griffier  Voorzitter

 

 

Deze beslissing is in afschrift op 10 december 2015 per aangetekende post verzonden aan:

- klager

en per gewone post aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam.

Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klager, verweerder en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam binnen dertig dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam, kamernummer BRO 3.02, Postbus 76334, 1070 EH Amsterdam (fax: 088-2053702). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van dertig dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van dertig dagen is niet mogelijk.