Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

15-12-2015

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2015:303

Zaaknummer

15-596/A/NH

Inhoudsindicatie

Samenvatting: Voorzittersbeslissing. Klacht tegen advocaat wederpartij. Verweerster heeft zich niet onnodig grievend uitgelaten. Klacht kennelijk ongegrond

Uitspraak

Beslissing van 15 december 2015

in de zaak 15-596/A/NH

naar aanleiding van de klacht van:

klager

tegen:

verweerster

De voorzitter van de raad van discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland van 24 november 2015 met kenmerk td/md/15-216, door de raad ontvangen op 26 november 2015, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

1.1 Verweerster is de advocaat van de wederpartij van klager. Tussen klager en de cliënt van verweerster heeft een procedure gespeeld voor het Gerechtshof. Het Gerechtshof heeft klager in die procedure in het gelijk gesteld.

1.2 Bij brief van 4 juni 2015 heeft de gemachtigde van klager de cliënt van verweerster gesommeerd een bedrag van € 3.089,79 aan proceskosten te voldoen.

1.3 Bij brief van 10 juni 2015 heeft verweerster de gemachtigde van klager onder meer het volgende meegedeeld:

“Met referte aan ons telefoongesprek van zojuist en uw brief d.d. 4 juni jl. bericht ik u als volgt.

Het stoort mij enorm dat u aan de telefoon, tijdens een heel serieus onderwerp, lacht. Ik ben blij dat u zo blij bent met uw zelf maar het zou u sieren als u enige empathie met cliënt zou tonen.

Het kan zijn dat het hof cliënt in het ongelijk heeft gesteld maar uw cliënt weet heel goed dat hij de woning van cliënt heeft misbruikt en daar wiet heeft geteeld. Het zou hem sieren als hij af zou zien van de proceskostenveroordeling.

(…)”

1.4 Bij brief van 19 juni 2015 heeft (de gemachtigde van) klager zich bij de deken beklaagd over verweerster.

2 KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat zij zich in de brief van 10 juni 2015 onnodig grievend over klager heeft uitgelaten.

3 VERWEER

3.1 Verweerster voert aan dat de gemachtigde van klager haar op 10 juni 2015 heeft gebeld. Nu haar cliënt was veroordeeld is de proceskosten, hoopte zij met hem tot een regeling te komen. Hij deed echter erg neerbuigend en lacherig over de veroordeling. Verweerster was niet alleen met stomheid geslagen over het optreden van de gemachtigde van klager, maar raakte er ook door geïrriteerd. Verweerster heeft zich laten uitlokken en heeft na dit gesprek vanuit haar irritatie de brief van 10 juni 2015 geschreven. In die brief heeft zij haar eigen standpunt kenbaar gemaakt met een confraternele opmerking dat zij ervan overtuigd is dat klager hennep in de woning van haar cliënt heeft geteeld. Zij is op basis van het dossier tot dit standpunt gekomen en het feit dat het Gerechtshof daar anders over denkt maar dit niet anders. Het feit dat klager strafrechtelijk is vrijgesproken betekent niet meer en niet minder dan dat er geen overtuigend wettig bewijs tegen klager is gevonden en niet dat hij het feit niet heeft gepleegd, aldus verweerster. 

4 BEOORDELING

4.1 Nu de klacht is gericht tegen het optreden van verweerster als advocaat van klagers wederpartij stelt de voorzitter bij de beoordeling van de klacht voorop dat volgens vaste rechtspraak van het Hof van Discipline een advocaat een ruime mate van vrijheid geniet om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze als hem in overleg met zijn cliënt goeddunkt. Deze vrijheid is niet absoluut, maar kan onder meer beperkt worden doordat de advocaat zich niet onnodig grievend mag uitlaten over de wederpartij.

4.2 De klacht richt zich tegen de uitlating van verweerster over klager in de laatste alinea van haar brief van 10 juni 2015 (zie § 1.3). Hoewel de uitlating van verweerster weinig professioneel is, is de voorzitter van oordeel dat deze niet onnodig grievend is. Hiertoe overweegt de voorzitter dat de vraag of klager wiet heeft geteeld in de woning van de cliënt van verweerster kennelijk steeds punt van geschil is geweest. Door in een brief aan de gemachtigde van klager haar eigen mening op dit punt te blijven volgen, ook al heeft de rechter anders geoordeeld, en in het belang van haar cliënt te trachten een regeling ten aanzien van de proceskostenveroordeling te treffen, heeft verweerster de grenzen van de in § 4.1 genoemde vrijheid niet overschreden.

4.3 Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, dan ook kennelijk ongegrond verklaren.

BESLISSING

De voorzitter verklaart:

de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.

Aldus gewezen door mr. A.P. Schoonbrood-Wessels, voorzitter, met bijstand van mr. S. van Excel als griffier op 15 december 2015.

Griffier  Voorzitter

 

Deze beslissing is in afschrift op 15 december 2015 per aangetekende post verzonden aan:

- klager

en per gewone post aan:

- klager

- verweerster

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland.

Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klager, verweerder en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland binnen dertig dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam, kamernummer BRO 3.02, Postbus 76334, 1070 EH Amsterdam (fax: 088-2053702). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van dertig dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van dertig dagen is niet mogelijk.