Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

14-12-2015

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2015:300

Zaaknummer

15-619/A/A

Inhoudsindicatie

Voorzittersbeslissing. Klacht tegen eigen advocaat. Klacht in alle onderdelen kennelijk ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van 14 december 2015

in de zaak 15-619/A/A

naar aanleiding van de klacht van:

klager

tegen:

verweerder

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam van 3 december 2015 met kenmerk 4015-0124, door de raad ontvangen op 4 december 2015, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

1.1 Klager is in 2011 verwikkeld geweest in een conflict met zijn voormalig werkgever. Klager is in dat conflict bijgestaan door GMW Advocaten (hierna GMW).

1.2 GMW heeft klager op 9 januari 2013 gedagvaard voor de rechtbank Amsterdam en onder meer gevorderd klager te veroordelen tot betaling van een bedrag in hoofdsom van € 10.805,47 aan onbetaalde facturen. De rechtbank heeft de vordering afgewezen. GMW is van dit vonnis in hoger beroep gekomen.

1.3 In hoger beroep is klager bijgestaan door verweerder. In de opdrachtbevestiging d.d. 6 januari 2014 staat onder meer het volgende:

“In navolging van ons gesprek van 18 december 2013 bevestig ik u hierbij het navolgende.

(…)

Ik heb u meegedeeld dat in hoger beroep de zaak in feite volledig opnieuw wordt cq. kan worden behandeld en dat u er verstandig aan doet om verweer te voeren tegen de ingestelde vordering. U heeft mij meegedeeld dat u welbewust en om uw moverende redenen van financiële aard zonder bijstand van een advocaat bij de kantonrechter heeft geprocedeerd en uw zaak uiteindelijk ook heeft gewonnen. Voorts heeft u mij meegedeeld dat u thans in hoger beroep in beginsel ook geen advocaat nodig heeft en evenmin nodig wenst, omdat u geen advocaatkosten meer wenst te maken. In dit verband is het u welbekend dat u zich in hoger beroep alleen kunt stellen middels een advocaat. Ik hecht eraan te bevestigen dat u mij, tegen mijn uitdrukkelijk advies in, heeft verzocht géén inhoudelijke werkzaamheden te verrichten, waaronder het voeren van eventueel verweer, doch mij enkel heeft verzocht het verloop van de zaak te monitoren en u van de uitkomst daarvan in kennis te stellen. In dit verband heeft u mij tevens aangegeven dat u, ongeacht de uitkomst van het hoger beroep, binnen niet al te lange tijd, u medio 2014, te zullen gaan emigreren. Gelet hierop zal ik dan ook geen verweerschrift voor u indienen. Ik zal mij namens u stellen bij het gerechtshof en het verloop van de procedure monitoren en voor zover daar sprake van zal zijn u in kennis stellen van (de inhoud van) het arrest.

Ik wijs u er nogmaals uitdrukkelijk op dat het niet voeren van verweer, tot een voor u ongunstig resultaat kan leiden met als gevolg een proceskostenveroordeling.

Gelet op het vorenstaande wordt uw opdracht aanvaard onder de volgende condities:

- Voor het monitoren van uw zaak ben ik met u een bedrag van € 200,= aan vast honorarium overeengekomen. Dit wordt verhoogd met 5% kantoorkosten (alles exclusief 21% BTW). Het totaalbedrag bedraagt dan € 254,10.

(…)”

1.4 Bij brief van 17 maart 2014 heeft verweerder de memorie van grieven van GMW ter kennisname aan klager toegezonden.

1.5 Op 18 november 2014 heeft het Gerechtshof Amsterdam (hierna het hof) arrest gewezen. Het hof heeft klager veroordeeld tot betaling aan GMW van een bedrag in hoofdsom van € 10.805,47, te vermeerderen met rente en kosten.

1.6 Bij brief van 21 november 2014 heeft verweerder klager onder meer het volgende meegedeeld:

“Hierbij zend ik u bijgaand het arrest d.d. 18 november jl. Het gerechtshof heeft het vonnis vernietigd en u onder meer alsnog veroordeeld tot betaling van de vordering van GMW. Voorts treft u bijgaand aan de brief van de wederpartij van 20 november jl. De wederpartij heeft zich bereid verklaard tot een afbetalingsregeling die niet langer duurt dan vier maanden. (…)

Gelet op het vorenstaande verzoek ik u per ommegaande contact met mij op te nemen om het voorstel van GMW te bespreken. U kunt mij uiteraard ook schriftelijk aangeven wat uw reactie is naar aanleiding hiervan opdat ik de wederpartij kan berichten.”

1.7 Bij brief van 6 februari 2015 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerder.

2 KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij:

a) namens klager geen verweer heeft gevoerd bij het hof;

b) klager niet heeft geïnformeerd over het risico dat klager liep op verlies van de procedure als geen inhoudelijk verweer zou worden gevoerd;

c) klager niet heeft geïnformeerd over de voortgang van de zaak bij het hof;

d) klager niet heef geïnformeerd over het door het hof gewezen (eind)arrest;

e) klager geen poststukken per e-mail heeft toegezonden terwijl verweerder wist dat klager in het buitenland verbleef.

3 VERWEER

3.1 Verweerder voert aan dat klager hem, tegen zijn uitdrukkelijk advies in, heeft verzocht geen inhoudelijke werkzaamheden te verrichten, waaronder het voeren van eventueel verweer. De opdracht was het verloop van de procedure bij het hof te monitoren en klager van de uitkomst daarvan in kennis te stellen. Verweerder heeft een en ander bij brief van 6 januari 2014 aan klager bevestigd. Bij brief van 17 maart 2014 heeft verweerder de memorie van grieven van GMW ter kennisname aan klager toegezonden. Klager heeft hierop niet gereageerd. Bij brief van 21 november 2014 heeft verweerder klager het arrest van het hof toegezonden, alsmede klager op de hoogte gesteld van het voorstel van GMW. Verweerder heeft klager daarbij verzocht om contact op te nemen met verweerder dan wel schriftelijk aan te geven wat zijn reactie is op het voorstel van GMW. Klager heeft ook hier niet op gereageerd. Op 15 december 2014 heeft verweerder een gesprek gehad met klager, waarbij zowel de memorie van grieven als het arrest van het hof zijn besproken. Klager heeft tijdens dat gesprek op geen enkele wijze kenbaar gemaakt dat hij in de periode van januari 2014 tot december 2014 geen correspondentie van verweerder heeft ontvangen. Met klager zijn voorts geen afspraken gemaakt omtrent de wijze van corresponderen. Klager heeft verweerder ook nimmer te kennen gegeven dat hij verdere correspondentie per e-mail wenste te ontvangen. Indien hij dit wel had gedaan, dan had verweerder uiteraard aan dit verzoek voldaan, aldus steeds verweerder.

 

4 BEOORDELING

Ad klachtonderdelen a) en b)

4.1 Deze klachtonderdelen lenen zich voor gezamenlijke behandeling en zien op het niet voeren van verweer in de procedure bij het hof. Klager verwijt verweerder geen verweer te hebben gevoerd in de procedure bij het hof en hem niet te hebben gewezen op de risico’s als er geen verweer zou worden gevoerd.

4.2 De voorzitter overweegt als volgt. In de opdrachtbevestiging van 6 januari 2014 (zie §1.3) heeft verweerder aan klager bevestigd dat klager hem, tegen zijn nadrukkelijk advies in, heeft verzocht geen inhoudelijke werkzaamheden te verrichten, waaronder het voeren van eventueel verweer, doch hem enkel heeft verzocht het verloop van de zaak te monitoren en klager van de uitkomst daarvan in kennis te stellen. Dat verweerder geen verweer heeft gevoerd in de procedure bij het hof kan hem dan ook niet worden verweten. In de opdrachtbevestiging heeft verweerder klager er voorts expliciet op gewezen dat het niet voeren van verweer tot een voor klager ongunstig resultaat kan leiden met als gevolg een proceskostenveroordeling. De stelling van klager dat verweerder hem niet heeft geïnformeerd over het risico dat hij liep als er geen inhoudelijk verweer zou worden gevoerd, volgt de voorzitter dan ook niet. Klachtonderdelen a) en b) zijn kennelijk ongegrond.

Ad klachtonderdelen c) en d)

4.3 Deze klachtonderdelen lenen zich voor gezamenlijke behandeling en zien op het informeren door verweerder van klager. Volgens klager heeft verweerder hem niet geïnformeerd over de voortgang van de procedure bij het hof en heeft verweerder hem ook niet geïnformeerd over het door het hof gewezen arrest.

4.4 De voorzitter overweegt als volgt. Verweerder heeft gemotiveerd betwist dat hij klager niet heeft geïnformeerd over de voortgang van de procedure en het arrest van het hof. Verweerder heeft in dit verband een brief aan klager van 17 maart 2014 (zie §1.4) en een brief aan klager van 21 november 2014 (zie §1.6) in het geding gebracht. Verweerder heeft voorts onbetwist gesteld dat hij op 15 december 2015 een gesprek heeft gehad met klager waarbij de memorie van grieven en het arrest van het hof aan de orde zijn geweest en dat klager tijdens dat gesprek op geen enkele wijze kenbaar heeft gemaakt dat hij in de periode van januari 2014 tot december 2014 geen correspondentie van verweerder heeft ontvangen. Tegenover de gemotiveerde betwisting van verweerder heeft klager zijn klacht niet onderbouwd. Klachtonderdelen c) en d) zijn dan ook kennelijk ongegrond.

Ad klachtonderdeel e)

4.5 In dit klachtonderdeel verwijt klager verweerder poststukken niet per e-mail aan hem te hebben gezonden, terwijl verweerder wist dat hij in het buitenland verbleef.

4.6 De voorzitter overweegt als volgt. Verweerder heeft onbetwist gesteld dat met klager geen afspraken zijn gemaakt omtrent de wijze van corresponderen. Volgens verweerder heeft klager hem ook nimmer te kennen gegeven dat hij de (verdere) correspondentie per e-mail wenste te ontvangen. De voorzitter is van oordeel dat, indien klager had gewild dat de (verdere) correspondentie met verweerder (uitsluitend) per e-mail zou verlopen, hij dit met verweerder had moeten afstemmen. Dat hij dit heeft gedaan is gesteld noch gebleken. Ook klachtonderdeel e) is derhalve kennelijk ongegrond.

4.7 Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, dan ook kennelijk ongegrond verklaren.

BESLISSING

De voorzitter verklaart:

de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.

Aldus gewezen door mr. C.L.J.M. de Waal, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. S. van Excel als griffier op 14 december 2015.

Griffier  Voorzitter

 

Deze beslissing is in afschrift op 14 december 2015 per aangetekende post verzonden aan:

- klager

en per gewone post aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam.

Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klager, verweerder en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam binnen dertig dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam, kamernummer BRO 3.02, Postbus 76334, 1070 EH Amsterdam (fax: 088-2053702). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van dertig dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van dertig dagen is niet mogelijk.