Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

15-12-2015

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2015:307

Zaaknummer

15-146A

Inhoudsindicatie

15-146A: Verzet. Klacht tegen advocaat wederpartij. Ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van 15 december 2015

in de zaak 15-146A

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van discipline van 10 september 2015 op de klacht van:

klagers

tegen:

verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief van 12 december 2014 hebben klagers zich bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam beklaagd over verweerder.

1.2 Bij brief aan de raad van 20 augustus 2015, met kenmerk 4014-0954, door de raad ontvangen op 21 augustus 2015, heeft de deken de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3 Bij beslissing van 10 september 2015 heeft de voorzitter van de raad (hierna: de voorzitter) de klacht gedeeltelijk kennelijk niet-ontvankelijk en gedeeltelijk kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 10 september 2015 is verzonden aan klagers.

1.4 Bij brief van 21 september 2015, door de raad ontvangen op 22 september 2015, hebben klagers verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.5 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 2 november 2015 in aanwezigheid van partijen.

1.6 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede van het verzetschrift van klagers van 21 september 2015 en de daarbij behorende – nagezonden – bijlagen 1 tot en met 14.

1.7 De raad doet vervroegd uitspraak op 15 december 2015. Partijen zijn van die datum in kennis gesteld.

2 FEITEN EN KLACHT

2.1 Voor een weergave van de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter. Klagers komen in verzet slechts op tegen de vaststelling – onder 1.4 – dat klaagster haar geheimhoudingsplicht niet heeft nageleefd.

3 VERZET

3.1 De verzetsgrond houdt, zakelijk weergegeven, in dat de voorzitter in haar beslissing ten onrechte heeft aangenomen dat klaagster haar geheimhoudingsplicht heeft geschonden.

3.2 Klagers stellen ter toelichting dat klaagster pas informatie over haar voormalig cliënt heeft verstrekt nadat, op basis van een verzonnen niet bestaande vordering, haar faillissement was aangevraagd. Klagers stellen daarnaast dat het kort geding vonnis van 7 december 2012 – het vonnis waarin de vordering wegens schending geheimhouding jegens klaagster is toegewezen – is gebaseerd op een valse verklaring van één persoon. Klagers geven tot slot een opsomming van “schadelijke feiten” die zich volgens klagers niet zouden hebben voorgedaan als klaagster haar beroepsgeheim daadwerkelijk zou hebben geschonden.

4 BEOORDELING

4.1 De raad begrijpt het verzet aldus dat klagers specifiek opkomen tegen het oordeel van de voorzitter dat de beschuldiging van verweerder, dat klaagster haar beroepsgeheim niet is nagekomen, op feiten berust. Het verzet richt zich daarmee tegen de (kennelijke) ongegrond bevinding van klachtonderdeel c).

4.2 De raad overweegt dat het – hiervoor onder 4.1 weergegeven – oordeel van de voorzitter is gebaseerd op een vonnis van 7 december 2012 van de rechtbank Zwolle-Lelystad. De raad is van oordeel dat de voorzitter dit vonnis, dat in kracht van gewijsde is gegaan, terecht in haar beslissing heeft betrokken en aldus terecht tot (kennelijke) ongegrondheid van klachtonderdeel c) heeft geoordeeld.

4.3 Blijkens de toelichting op het verzet hebben klagers in verzet opnieuw aandacht willen vragen voor een door R ingestelde vordering ter zake van schilderwerkzaamheden; klachtonderdeel i). Ook voor dat klachtonderdeel geldt dat de voorzitter in haar beoordeling een vonnis heeft betrokken dat in kracht van gewijsde is gegaan, namelijk het vonnis van de kantonrechter van de rechtbank Midden-Nederland van 24 september 2014. De raad is van oordeel dat de voorzitter (mede) op basis van dat vonnis terecht tot kennelijke ongegrondheid heeft geoordeeld.

4.4 De raad overweegt ten overvloede dat de vraag of R de werkzaamheden daadwerkelijk heeft uitgevoerd, thuis hoort bij de civiele rechter, niet bij de tuchtrechter. De raad gaat daarom voorbij aan bijlage 3 bij het verzetschrift. Voor de overige bijlagen bij het verzetschrift geldt dat deze naar het oordeel van de raad geen nieuwe gezichtspunten opleveren.

4.5 De raad is (ook) voor het overige van oordeel dat de voorzitter bij de beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en voorts acht heeft geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval. Naar het oordeel van de raad kunnen de door klagers aangevoerde grond(en) niet slagen en heeft de voorzitter de klachtonderdelen terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond en kennelijk niet-ontvankelijk bevonden.

4.6 Nu het verzet van klagers tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.

BESLISSING

De raad van discipline verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gewezen door mr. Q.R.M. Falger, voorzitter, mrs. A.S. Kamphuis, N.M.N. Klazinga, S. Wieberdink en C. Wiggers, leden, bijgestaan door mr. S.M. Balkema als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 15 december 2015.

Griffier Voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 15 december 2015 per e-mail verzonden aan:

- klagers

- verweerder

en per gewone post verzonden aan:

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam.

Op grond van artikel 46j lid 4 in verbinding met artikel 46h lid 7 Advocatenwet kan van deze beslissing geen hoger beroep worden ingesteld.