Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

21-12-2015

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2015:306

Zaaknummer

15-207A

Zaaknummer

15-208A(d)

Inhoudsindicatie

15-207A en 15-208A(d): Klacht en dekenbezwaar. Klager heeft in opdracht van verweerster werkzaamheden verricht voor een cliënte van verweerster. Verweerster heeft tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld door de declaratie van klager niet te voldoen, althans door het van haar cliënte ontvangen bedrag – ter voldoening van de declaratie van klager – niet aan klager door te betalen. Verweerster heeft ook in strijd gehandeld met artikel 46 Advocatenwet doordat zij haar administratie en financiën onvoldoende op orde heeft. Voorwaardelijke schorsing.

Uitspraak

Beslissing van 21 december 2015

in de zaken 15-207A en 15-208A(d)

naar aanleiding van de klacht van:

klager

alsmede het dekenbezwaar van:

de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam

 

tegen:

verweerster

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de raad van 27 augustus 2015 met kenmerken 4014-0739 (klacht) en 4015-0457 (dekenbezwaar), door de raad ontvangen op 31 augustus 2015, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht en het dekenbezwaar ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 2 november 2015 in aanwezigheid van klager, de deken, en verweerster. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van:

- de genoemde brief van de deken aan de raad;

- de stukken 1 tot en met 19 genoemd in de bij die brief gevoegde inventarislijst;

- een brief van 19 oktober 2015 (met bijlagen) van verweerster aan de raad.

1.4 De raad doet vervroegd uitspraak op 15 december 2015. Partijen zijn van die datum in kennis gesteld.

2 FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2 Klager heeft op verzoek van verweerster een cassatieprocedure voor een cliënte van verweerster behandeld. Klager heeft op 28 maart 2013 een declaratie van € 9.508,76 voor de uitgevoerde werkzaamheden gestuurd. Klager heeft de declaratie ‘ten name van’ de cliënte van verweerster en ‘per adres’ verweerster gesteld. De cliënte van verweerster heeft het door klager gedeclareerde bedrag aan verweerster betaald. Verweerster heeft het bedrag niet doorbetaald aan klager.

2.3 Klager heeft betalingsherinneringen aan verweerster gestuurd. Verweerster heeft bij brief van 17 oktober 2013 aangegeven de openstaande som niet ineens te kunnen voldoen. Verweerster heeft vervolgens een aantal deelbetalingen gedaan. Er resteert een openstaande som van € 6.185,07, te vermeerderen met rente.

2.4 Bij brief van 7 oktober 2014 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerster.

Ten aanzien van het dekenbezwaar

2.5 In januari 2014 heeft in opdracht van de deken Amsterdam een kantoorbezoek bij verweerster op kantoor plaatsgevonden. Op basis van de bevindingen is verweerster onder verscherpt toezicht gesteld van de zogenaamde unit ‘Financieel Toezicht Advocatuur’ van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam.

2.6 Verweerster heeft op een zeker moment een Besluit Bijstandsverlening Zelfstandigen (hierna: BBZ) krediet bij de gemeente aangevraagd. Verweerster tracht ook via BBZ tot een sanering van haar schulden te komen.

2.7 De deken heeft een met dit bezwaar vergelijkbaar bezwaar tegen verweerster ingediend dat bij de raad in behandeling is onder nummer 15-206A(d).

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat verweerster klager zijn declaratie grotendeels onbetaald heeft gelaten terwijl verweerster het bedrag wel bij haar cliënte heeft geïncasseerd.

4 DEKENBEZWAAR

4.1 Het bezwaar van de deken houdt, zakelijk weergegeven, het volgende in. Verweerster is niet in staat (geweest) de administratie van haar kantoor op orde te brengen waardoor de belangen van klager ernstig in het gedrang zijn gekomen. Door het van haar cliënte ontvangen bedrag niet onverwijld aan klager door te betalen, heeft verweerster in strijd met de Verordening op de advocatuur gehandeld. Door aldus te handelen heeft verweerder de norm van artikel 46 Advocatenwet geschonden.

5 VERWEER

5.1 Verweerster erkent de vordering van klager. Verweerster heeft diverse keren aangegeven de vordering op zo kort mogelijke termijn te voldoen, dat is echter nog niet gelukt. Verweerster heeft al wel deelbetalingen gedaan. Verweerster heeft een BBZ krediet aangevraagd om de schuld zo spoedig mogelijk te kunnen voldoen, aldus verweerster.

6 BEOORDELING

6.1 De Advocatenwet is met ingang van 1 januari 2015 gewijzigd. Op klachten die tegen advocaten zijn ingediend vóór 1 januari 2015 blijven echter ingevolge artikel IVA van de Wet positie en toezicht advocatuur de paragrafen 4, 4a en 4b van de oude Advocatenwet, zoals deze luidden tot 1 januari 2015, van toepassing. De onderhavige klacht is bij de deken ingediend vóór 1 januari 2015 en wordt daarom door de raad behandeld en beoordeeld op grond van het oude recht. Het dekenbezwaar volgt de klacht en zal daarom ook op grond van het oude recht worden behandeld en beoordeeld. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de oude Advocatenwet bedoeld.

6.2 De raad stelt voorop dat de advocaat gehouden is tot nauwgezetheid en zorgvuldigheid in financiële aangelegenheden

6.3 Met de Verordening op de administratie en de financiële integriteit (thans neergelegd in Hoofdstuk 6 en meer in het bijzonder de Afdelingen 6.2, 6.5 en 6.6 Verordening op de Advocatuur), geldend in de hier relevante periode, stelt de Algemene Raad regels aangaande de administratie en de financiën van de advocaat met als doel de integriteit van advocaten op deze terreinen te bevorderen. Dit is van belang voor het goed functioneren van de beroepsgroep en voor het vertrouwen dat de samenleving in de advocatuur heeft. De integriteit van advocaten houdt onder andere in dat advocaten financieel integer handelen, dat zij de financiële administratie op orde hebben, dat zij verzekerd zijn voor de risico’s van beroepsaansprakelijkheid en dat zij geen gelden of goederen aannemen die niet functioneel zijn voor de dienst die zij verlenen.

6.4 Zoals ook in Gedragsregel 32 tot uitdrukking is gebracht, moet een advocaat instaan voor de kosten van de door hem bij de behandeling van een zaak ingeroepen derde, tenzij hij een uitdrukkelijk voorbehoud maakt. Verweerster diende op deze grond in te staan voor de declaratie van klager. Nu verweerster die declaratie grotendeels onbetaald heeft gelaten, heeft verweerster naar het oordeel van de raad tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld. De klacht is gegrond.

6.5 De omstandigheid dat de cliënte van verweerster het door klager gedeclareerde bedrag wel aan verweerster heeft betaald maar dat verweerster heeft nagelaten het bedrag door te betalen, maakt de verwijtbaarheid ernstiger en raakt aan de, hiervoor in 6.3 aangehaalde, financiële integriteit van verweerster. Mede op dat aspect van verweerster haar handelen – of eigenlijk nalaten – ziet het dekenbezwaar.

6.6 Op grond van de hiervoor onder 2.2 en 2.3 genoemde, vaststaande, feiten is de raad van oordeel dat de financiële stabiliteit van het kantoor van verweerster ver onder de maat is. Verweerster voldoet aldus niet aan de, hiervoor onder 6.3 aangehaalde, door de Algemene Raad gestelde regels. Ter zitting heeft de deken in dit verband naar voren gebracht dat verweerster in het geheel geen inzicht heeft (gehad) in de financiën van haar kantoor. De deken heeft laten weten dat verweerster weliswaar een saneringsaanvraag heeft gedaan maar dat allerminst zeker is dat die sanering doorgang zal vinden. De deken heeft ter toelichting gesteld dat de grootste crediteuren, namelijk de bank en de fiscus – van welke crediteuren medewerking is vereist voor het kunnen slagen van de sanering – ieder een vordering van meer dan

€ 100.000,-- op verweerster hebben. Verweerster heeft dit alles niet bestreden. Dientengevolge bestaat naar het oordeel van de raad een groot risico dat de belangen van cliënten en derden blijvend gevaar lopen.

6.7 Gezien het voorgaande zal de raad ook het dekenbezwaar gegrond verklaren.

7 MAATREGEL

7.1 Met betrekking tot de aan verweerster op te leggen maatregel overweegt de raad als volgt. Het verwijt dat verweerster treft is een ernstig verwijt. Verweerster heeft in strijd gehandeld met artikel 46 Advocatenwet doordat zij de declaratie van klager grotendeels onbetaald heeft gelaten en doordat zij haar administratie en financiën onvoldoende op orde heeft. Het baart de raad grote zorgen dat verweerster een schuld als de onderhavige heeft laten ontstaan. De raad sluit evenwel niet uit dat verweerster – onder toezicht van de financiële unit van de Orde van Advocaten en – door middel van de aangevraagde sanering kan toegroeien naar een situatie waarin zij weer grip krijgt op de financiën en de administratie van haar kantoor.

7.2 De raad acht daarom een voorwaardelijke schorsing passend en geboden.

7.3 De raad zal de bijzondere voorwaarde stellen dat verweerster de declaratie van klager, vermeerderd met kosten en rente, dient te voldoen. Om het toezicht van de financiële unit van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam niet te doorkruisen, laat de raad de bepaling van de betalingstermijn over aan de deken. Daarnaast zal de raad als bijzondere voorwaarde stellen dat verweerster volledige medewerking aan het verscherpte toezicht van de Orde van Advocaten (in het arrondissement Amsterdam) dient te verlenen – en aldus door de orde gewenste informatie dient te verstrekken, dwingend voorgeschreven instructies dient op te volgen en jaarstukken binnen de door de orde voorgeschreven termijnen dient te verstrekken.

BESLISSING

De raad van discipline:

- verklaart de klacht gegrond;

- verklaart het dekenbezwaar gegrond;

- legt aan verweerster op de maatregel van schorsing in de uitoefening van de praktijk voor de duur van zes maanden;

-  bepaalt dat deze maatregel niet ten uitvoer zal worden gelegd tenzij de raad van discipline later anders mocht bepalen op de grond dat verweerster een of meer van de navolgende bijzondere of algemene voorwaarden niet heeft nageleefd;

- stelt als bijzondere voorwaarde dat verweerster binnen een door de deken Amsterdam te bepalen termijn na het onherroepelijk worden van deze uitspraak het aan klager verschuldigde bedrag betaalt op een door klager op te geven rekening;

- stelt daarnaast als bijzondere voorwaarde dat verweerster volledige medewerking verleent aan het verscherpte toezicht van de Orde van Advocaten (in het arrondissement Amsterdam) – en aldus door de orde gewenste informatie verstrekt, dwingend voorgeschreven instructies opvolgt en jaarstukken binnen de door de orde voorgeschreven termijnen verstrekt;

-  stelt als algemene voorwaarde dat verweerster zich binnen de hierna te melden proeftijd niet opnieuw schuldig maakt aan een in artikel 46 van de Advocatenwet bedoelde gedraging;

-  stelt de proeftijd op een periode van twee jaar, ingaande op de dag dat deze beslissing onherroepelijk wordt.

Aldus gewezen door mr. Q.R.M. Falger, voorzitter, mrs. A.S. Kamphuis, N.M.N. Klazinga, S. Wieberdink en C. Wiggers, leden, bijgestaan door mr. S.M. Balkema als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 15 december 2015.

Griffier Voorzitter

 

Deze beslissing is in afschrift op 15 december 2015 per aangetekende brief verzonden aan:

- klaagster

- verweerster

en per gewone post aan:

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

- verweerster

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a. Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 85452, 2508 CD Den Haag

b. Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Kneuterdijk 1, 2514 EM Den Haag.

Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.

c. Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 088 - 205 3701. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

088 - 205 3777 of griffie@hofvandiscipline.nl. Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl