Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

15-12-2015

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2015:305

Zaaknummer

15-205A

Zaaknummer

15-206A(d)

Inhoudsindicatie

15-205A en 15-206A(d): Klacht en dekenbezwaar tegen eigen advocaat. Verweerster heeft tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld door het restant van het door klaagster betaalde voorschot niet terug te betalen. Verweerster heeft ook in strijd gehandeld met artikel 46 Advocatenwet doordat zij haar administratie en financiën onvoldoende op orde heeft. Voorwaardelijke schorsing.

Uitspraak

 

 

Beslissing van 15 december 2015

in de zaken 15-205A en 15-206A(d)

naar aanleiding van de klacht van:

klaagster

alsmede het dekenbezwaar van:

de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam

 

tegen:

verweerster

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de raad van 27 augustus 2015 met kenmerk 4014-0751 (klacht) en 4015-0457 (dekenbezwaar), door de raad ontvangen op 31 augustus 2015, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht en het dekenbezwaar ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 2 november 2015 in aanwezigheid van klaagster, haar gemachtigde, de deken en verweerster. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van:

- de genoemde brief van de deken aan de raad;

- de stukken 1 tot en met 15 genoemd in de bij die brief gevoegde inventarislijst;

- een brief van verweerster aan de deken van 13 oktober 2015 met daaraan gehecht een overzicht van aan klaagster verrichte betalingen;

- een brief van 19 oktober 2015 van verweerster aan de raad met daarbij gevoegd het (proces)dossier van klaagster.

1.4 De raad doet vervroegd uitspraak op 15 december 2015. Partijen zijn van die datum in kennis gesteld.

2 FEITEN

Ten aanzien van de klacht

2.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2 Klaagster heeft zich in november 2013 tot verweerster gewend met het verzoek haar bij te staan. Verweerster heeft de opdracht en haar uurtarief bij brief van 25 november 2013 bevestigd. Deze brief bevat de volgende passages:

“Ik bevestig hierbij dat u mij hebt verzocht u te adviseren en bij te staan als advocaat met betrekking tot enkele kwesties die gerezen zijn met uw voormalige echtgenoot de heer [K].

U heeft mij meegedeeld dat er een wijziging is opgetreden in de zorgregeling als gevolg van spanningen tussen uw dochters en uw voormalig echtgenoot. Zij verblijven thans niet meer om de week een week bij hem. Dat heeft ook financiële consequenties.

Wat de inhoud van de opdracht betreft hebben wij meer in het bijzonder afgesproken dat ik uw juridische situatie en uw financiële situatie zal inventariseren en u in een advies zal aangeven wat uw huidige situatie inhoudt op beide vlakken. Tevens zal ik u aangeven op welke wijze wij de ontstane praktische situatie kunnen formaliseren en ook een nieuwe financiële regeling kunnen bewerkstelligen. Tot slot zal ik u bijstaan als advocaat in het overleg en in eventuele juridische procedures.”

2.3 Klaagster heeft ter voldoening van voorschotnota’s een bedrag van € 9.680,-- aan verweerster betaald.

2.4 Klaagster heeft haar opdracht aan verweerster in mei 2014 ingetrokken. Verweerster had tot aan dat moment voor een bedrag van € 5.408,53 aan uren geschreven. Bij beëindiging van de opdracht diende verweerster klaagster aldus een bedrag van € 4.271,47 (verschil tussen € 9.680,-- en

€ 5.408,53) terug te betalen.

2.5 Een e-mail van 24 juni 2014 van verweerster aan klaagster luidt – voor zover relevant – als volgt:

“Het is nu helder welk bedrag aan u dient te worden geretourneerd. Het is echter niet mogelijk dat bedrag ineens aan u te voldoen omdat ik daar geen rekening mee heb gehouden, gelet op het verloop van onze contacten.

Ik heb vandaag een eerste bedrag aan u voldaan ter zake de afrekening in uw dossier en zal zorgen dat het gehele bedrag binnen afzienbare tijd aan u is voldaan.”

2.6 Verweerster heeft vervolgens bedragen van € 500,-- en € 200,-- aan klaagster betaald. Later – in 2015 – heeft verweerster in totaal nog een bedrag van

€ 1.500,-- aan klaagster betaald.

2.7 Bij brief van 10 oktober 2014 heeft de gemachtigde van klaagster zich namens klaagster bij de deken beklaagd over verweerster.

Ten aanzien van het dekenbezwaar

2.8 In januari 2014 heeft in opdracht van de deken Amsterdam een kantoorbezoek bij verweerster op kantoor plaatsgevonden. Op basis van de bevindingen is verweerster onder verscherpt toezicht van de zogenaamde unit ‘Financieel Toezicht Advocatuur’ van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam gesteld.

2.9 Verweerster heeft op een zeker moment een Besluit Bijstandsverlening Zelfstandigen (hierna: BBZ) krediet bij de gemeente aangevraagd. Verweerster tracht ook via BBZ tot een sanering van haar schulden te komen.

2.10 De deken heeft op 27 augustus 2015 een vergelijkbaar dekenbezwaar tegen verweerster ingediend dat bij de raad in behandeling is onder nummer 15-208A(d).

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a) verweerster in gebreke blijft het restantsaldo van door klaagster betaalde voorschotten aan klaagster terug te betalen;

b) de declaraties van verweerster excessief zijn.

4 DEKENBEZWAAR

4.1 Het bezwaar van de deken houdt, zakelijk weergegeven, het volgende in. Verweerster is niet in staat (geweest) de administratie van haar kantoor op orde te brengen waardoor de belangen van klaagster ernstig in het gedrang zijn gekomen. Door aldus te handelen heeft verweerster de norm van artikel 46 Advocatenwet geschonden, althans dreigt zij die te schenden.

5 VERWEER

5.1 Verweerster voert verweer tegen delen van de klacht en het bezwaar. Verweerster voert aan dat haar declaraties helder zijn gespecificeerd en niet bovenmatig zijn gelet op de werkzaamheden in het dossier. De voorschotten zijn in overeenstemming met de opdracht en het uurtarief is redelijk, aldus verweerster.

5.2 Verweerster erkent de vordering van klaagster.

6 BEOORDELING

6.1 De Advocatenwet is met ingang van 1 januari 2015 gewijzigd. Op klachten die tegen advocaten zijn ingediend vóór 1 januari 2015 blijven echter ingevolge artikel IVA van de Wet positie en toezicht advocatuur de paragrafen 4, 4a en 4b van de oude Advocatenwet, zoals deze luidden tot 1 januari 2015, van toepassing. De onderhavige klacht is bij de deken ingediend vóór 1 januari 2015 en wordt daarom door de raad behandeld en beoordeeld op grond van het oude recht. Het dekenbezwaar volgt de klacht en zal daarom ook op grond van het oude recht worden behandeld en beoordeeld. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de oude Advocatenwet bedoeld.

Klachtonderdeel a) en dekenbezwaar

6.2 Voorop staat dat de advocaat gehouden is tot nauwgezetheid en zorgvuldigheid in financiële aangelegenheden

6.3 Met de Verordening op de administratie en de financiële integriteit (thans neergelegd in Hoofdstuk 6, meer in het bijzonder Afdelingen 6.2, 6.5 en 6.6 Verordening op de Advocatuur), geldend in de hier relevante periode, stelt de Orde regels aangaande de administratie en de financiën van de advocaat met als doel de integriteit van advocaten op deze terreinen te bevorderen. Dit is van belang voor het goed functioneren van de beroepsgroep en voor het vertrouwen dat de samenleving in de advocatuur heeft. De integriteit van advocaten houdt onder andere in dat advocaten financieel integer handelen, dat zij de financiële administratie op orde hebben, dat zij verzekerd zijn voor de risico’s van beroepsaansprakelijkheid en dat zij geen gelden of goederen aannemen die niet functioneel zijn voor de dienst die zij verlenen.

6.4 De raad stelt vast dat niet in geschil is dat verweerster het restant van het door klaagster betaalde voorschot nog niet heeft terugbetaald. De raad is van oordeel dat deze handelwijze in strijd is met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwaam en redelijk handelend advocaat mag worden verwacht. De raad rekent het verweerster daarnaast aan dat zij in haar e-mail van 24 juni 2014 een betalingstoezegging aan klaagster heeft gedaan maar zich daaraan niet heeft gehouden. De raad ziet ook daarin een ernstige gedraging nu een cliënt op het woord van een advocaat moet kunnen afgaan. Klachtonderdeel a) is derhalve gegrond.

6.5 Met de deken, en naar de raad begrijpt: ook verweerster, stelt de raad vast dat de financiële administratie van het kantoor van verweerster onvoldoende stabiel en onvoldoende ordelijk is geweest. Verweerster heeft aldus niet voldaan aan de, hiervoor onder 6.3 aangehaalde, door de Algemene Raad gestelde, regels. Ter zitting heeft de deken in dit verband naar voren gebracht dat de financiële situatie nog steeds wankel is en dat allerminst zeker is of het door verweerster aangevraagde saneringstraject van de grond zal komen. Verweerster heeft dit niet bestreden. Verweerster heeft de deken en de raad weliswaar uitvoerig geïnformeerd over door haar genomen maatregelen om de financiële positie van haar kantoor te verbeteren maar ook daarvoor geldt dat niet zeker is dat die maatregelen voldoende soelaas zullen bieden zolang de bank en de fiscus niet mee willen in de sanering. Dientengevolge bestaat naar het oordeel van de raad een groot risico dat de belangen van cliënten gevaar (blijven) lopen. Verweerster kan van het ontstaan van die situatie een tuchtrechtelijk verwijt worden gemaakt.

6.6 Gezien het voorgaande zal de raad ook het dekenbezwaar gegrond verklaren.

Klachtonderdeel b)

6.7 Met klachtonderdeel b) verwijt klaagster verweerster excessief te hebben gedeclareerd. Volgens vaste jurisprudentie heeft de tuchtrechter niet de bevoegdheid om declaratiegeschillen te beslechten. Hiervoor dienen andere wegen te worden bewandeld zoals de civiele- of de geschillenprocedure. Wel beoordeelt de tuchtrechter of er sprake is van excessief declareren. Daarvan kan sprake zijn indien de hoogte van het tarief mede is gebaseerd op specialistische kennis terwijl een omvangrijk gedeelte van de gedeclareerde tijd is besteed aan studie van literatuur en jurisprudentie.

6.8 Dat in dit geval sprake zou zijn van excessief declareren is de raad niet gebleken. Zowel het tarief als het aantal gedeclareerde uren komt de raad – in verhouding tot de blijkens het door verweerster opgebouwde en door klaagster inhoudelijk niet bestreden dossier verrichte werkzaamheden – redelijk voor. Volgens klaagster heeft verweerster deels door haar niet gewilde werkzaamheden verricht, althans nagelaten een gerechtelijke procedure aanhangig te maken terwijl zij verweerster daar nou juist voor had ingeschakeld. Uit de opdrachtbevestiging echter, blijkt daarvan niet zodat de raad verweerster volgt in haar stelling dat de opdracht aan haar inhield dat en waarom een gerechtelijke procedure bij voorkeur zou worden voorkomen. Klachtonderdeel b) is derhalve ongegrond.

7 MAATREGEL

7.1 Met betrekking tot de aan verweerster op te leggen maatregel overweegt de raad als volgt. Het verwijt dat verweerster treft is een ernstig verwijt. Verweerster heeft in strijd gehandeld met artikel 46 Advocatenwet doordat zij haar administratie en financiën onvoldoende op orde heeft. Het baart de raad grote zorgen dat verweerster, door de manier waarop zij met voorschotten omgaat, in een situatie heeft kunnen geraken waarin zij door haar cliënte(n) betaalde voorschotten niet kan terugbetalen. De raad sluit evenwel niet uit dat verweerster – onder toezicht van de financiële unit van de Orde van Advocaten en – door middel van de aangevraagde sanering kan toegroeien naar een situatie waarin zij weer grip krijgt op de financiën en de administratie van haar kantoor. Daarnaast wordt het verweerster ernstig aangerekend dat zij van klaagster ontvangen gelden nog steeds niet heeft terugbetaald en haar toezeggingen daaromtrent niet gestand heeft gedaan.

7.2 De raad acht daarom een voorwaardelijke schorsing passend en geboden.

7.3 De raad zal de bijzondere voorwaarde stellen dat verweerster het door klaagster betaalde voorschot dient terug te betalen. Om het toezicht van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam niet te doorkruisen, laat de raad de bepaling van de betalingstermijn over aan de deken. De raad zal daarnaast de bijzondere voorwaarde stellen dat verweerster volledige medewerking dient te verlenen aan het verscherpte toezicht van de Orde van Advocaten (in het arrondissement Amsterdam) - en aldus door de orde gewenste informatie dient te verstrekken, dwingend voorgeschreven instructies dient op te volgen en jaarstukken binnen de door de orde voorgeschreven termijnen dient te verstrekken.

BESLISSING

De raad van discipline:

- verklaart klachtonderdeel a) en het dekenbezwaar gegrond;

- verklaart klachtonderdeel b) ongegrond;

- legt aan verweerster op de maatregel van schorsing in de uitoefening van de praktijk voor de duur van zes maanden;

-  bepaalt dat deze maatregel niet ten uitvoer zal worden gelegd tenzij de raad van discipline later anders mocht bepalen op de grond dat verweerster een of meer van de navolgende bijzondere of algemene voorwaarden niet heeft nageleefd;

- stelt als bijzondere voorwaarde dat verweerster binnen een door de deken Amsterdam te bepalen termijn na het onherroepelijk worden van deze uitspraak aan klaagster betaalt hetgeen zij aan haar nog verschuldigd is op een door klaagster op te geven rekening;

- stelt daarnaast als bijzondere voorwaarde dat verweerster volledige medewerking verleent aan het verscherpte toezicht van de Orde van Advocaten (in het arrondissement Amsterdam) - en aldus door de orde gewenste informatie verstrekt, dwingend voorgeschreven instructies opvolgt en jaarstukken binnen de door de orde voorgeschreven termijnen verstrekt;

-  stelt als algemene voorwaarde dat verweerster zich binnen de hierna te melden proeftijd niet opnieuw schuldig maakt aan een in artikel 46 van de Advocatenwet bedoelde gedraging;

-  stelt de proeftijd op een periode van twee jaar, ingaande op de dag dat deze beslissing onherroepelijk wordt.

Aldus gewezen door mr. Q.R.M. Falger, voorzitter, mrs. A.S. Kamphuis, N.M.N. Klazinga, S. Wieberdink en C. Wiggers, leden, bijgestaan door mr. S.M. Balkema als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 15 december 2015.

Griffier Voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 15 december 2015 per aangetekende brief verzonden aan:

- klaagster

- verweerster

en per gewone post aan:

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan, ten aanzien van de klachtonderdeel b),  hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

- klaagster 

- verweerster

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan, ten aanzien van het dekenbezwaar en klachtonderdeel a),  hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

- verweerster

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a. Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 85452, 2508 CD Den Haag

b. Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Kneuterdijk 1, 2514 EM Den Haag.

Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.

c. Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 088 - 205 3701. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

088 - 205 3777 of griffie@hofvandiscipline.nl. Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl