Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

15-12-2015

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2015:311

Zaaknummer

15-203A

Inhoudsindicatie

15-203A: Klacht tegen eigen advocaat. Verweerder is tekortgeschoten op het communicatieve vlak. Klachten deels gegrond. Waarschuwing.

Uitspraak

Beslissing van 15 december 2015

in de zaak 15-203A

naar aanleiding van de klacht van:

klagers

tegen:

verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de raad van 27 augustus 2015 met kenmerk 4014 0987, door de raad ontvangen op 31 augustus 2015, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 3 november 2015 in aanwezigheid van klager sub 4 en verweerder met zijn gemachtigde. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt. Ter zitting is aan partijen meegedeeld dat uitspraak zal worden gedaan op 21 december 2015. Partijen zijn er nadien van in kennis gesteld dat uitspraak zal worden gedaan op 15 december 2015.

1.3 De raad heeft kennis genomen van de in § 1.1 bedoelde brief van de deken aan de raad en van de stukken 1 tot en met 18 van de bij die brief gevoegde inventarislijst.

2 FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2 Klager sub 4 is directeur van klaagster sub 1. Klager sub 4 en klaagster sub 2 zijn echtgenoten. Klaagster sub 2 is eigenaresse van klaagster sub 3.

2.3 Verweerder heeft klaagster sub 1 en klager sub 4 vanaf juni 2013 bijgestaan in een geschil met de ABN AMRO Bank (hierna ABN AMRO), die van het ene op het andere moment de zakelijke rekening-courant van klaagster sub 1 had geblokkeerd.

2.4 Vanaf juli 2013 heeft verweerder klager sub 4 tevens bijgestaan in een kort geding dat tegen klager sub 4 was aangespannen door het Nederlands Loodswezen (hierna het Loodswezen), voor wie klager sub 4 een boek aan het schrijven was. De voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam heeft klager sub 4 in het ongelijk gesteld. Klager sub 4 is in hoger beroep gekomen van dit vonnis. Verweerder heeft mr. K., een auteursrechtspecialist, om bijstand gevraagd bij het opstellen van de memorie van grieven. In een e-mail van verweerder aan klager sub 4 van 19 november 2013 schrijft verweerder hierover: “Ik werk samen met [mr. K.] in het hoger beroep (IE specialist). Hij (…) heeft veel ervaring met uitgaverechten en auteursrechten.”

De kosten van mr. K. zijn door verweerder één op één doorbelast aan klager sub 4.

2.5 Verweerder heeft klaagster sub 3 vanaf maart 2014 bijgestaan in een geschil met de Centrale Huisartsendienst Drenthe.

2.6 Klager sub 4 heeft vanaf september 2013 steeds € 3.000,- per maand aan verweerder betaald voor diens werkzaamheden in de zaak tegen ABN AMRO en de zaak tegen het Loodswezen .

2.7 Op enig moment is wrevel ontstaan over de declaraties van verweerder. Bij e-mail van 10 april 2014 heeft (een kantoorgenote van) verweerder klager sub 4 het volgende geschreven:

“Op dit moment staat er een bedrag open van in totaal € 21.300,96 (…) Dit bedrag bestaat uit twee soorten declaraties:

- € 16.438,27 (= honorarium)

- €4.862,69 (= verschotten; griffierecht, deurwaarderskosten, notariële e/o advocaatkosten etc.)

Ons voorstel is dat u op het eerstgenoemde bedrag een korting krijgt ter hoogte van € 3.938,27. Dat betekent dat u in totaal nog (…) dient te voldoen € 17.362,69 (…)

Voor de betaling van de openstaande declaraties is u in een eerder stadium de mogelijkheid geboden deze in maandelijkse termijnen van € 3.000,- te voldoen. Deze regeling is wat ons betreft ook mogelijk voor betaling van het nog te betalen bedrag. Hierbij verzoek ik u vriendelijk op korte termijn aan te geven of u akkoord bent met bovengenoemd voorstel.”

2.8 Bij ongedateerde brief hebben klaagster sub 2 en klager sub 4 gereageerd op het voorstel van verweerder. In de brief staat, voor zover van belang, het volgende:

“We hebben een voorstel gezien voor een korting van 4000 euro op de declaraties tot nu toe.

Wat volgens goed koopmansgebruik gewoon is, is dat een prijsafspraak bindend is, en als er meerwerk is, dit besproken dient te worden. Jouw prijskaartje voor zowel de Abn Amro als de loodsen kort geding was 6000 euro per stuk, daar hebben we ja tegen gezegd. Bij 30.000 hadden we nee gezegd, we zijn technisch nog steeds bankroet.

(…)

Wij hebben geen enkele twijfel over je kwaliteit als advocaat, daar zijn we blij mee.

Wel hebben we een opmerking over je professionaliteit in houding, het nakomen van afspraken en het uitblijven van zelfreflectie. We willen dat dat verbetert. (…) Waar we naartoe willen is dat we je kunnen bellen als er iets is, we een prijsafspraak maken en dat het dan ook gebeurt. (…)”

2.9 In juni 2014, nadat zowel de zaak tegen ABN AMRO als de zaak tegen het Loodswezen voor vonnis/arrest stond, hebben verweerder en klager sub 4 afspraken gemaakt over de financiële afwikkeling van de zaak tegen het Loodswezen. Bij brief van 17 juni 2014 heeft verweerder klager sub 4 onder meer het volgende geschreven:

“Je hebt nog een bevestiging van onze gemaakte afspraken tegoed. Bij deze.

De hoogte van het honorarium bedraagt in totaal € 14.565,-. Wij spraken af dat ik voor beide zaken € 6.000,00 aan honorarium zou rekenen, ex btw, kantoorkosten en kosten derden. Derhalve zal op deze facturen € 2.565,00 (…) in mindering worden gebracht. Als dan is in totaal € 12.000,00 voor deze zaken verschuldigd.

In de periode voorafgaan aan het eerste kortgeding is getracht met de wederpartij tot een minnelijke oplossing te komen. Helaas is dit niet gelukt. Deze werkzaamheden zijn destijds uiteraard ook gedeclareerd en betreffen declaraties (…) Deze staan daar los van. Derhalve staat thans nog aan honorarium open een bedrag van € 3.813,87, ex btw en kantoorkosten

Op dit moment zijn er in totaal 44 uur door mij aan de zaak besteed die nog niet gedeclareerd zijn en derhalve door mij ook niet zullen worden gedeclareerd. Ik stel alleen wel voor dat als het hoger beroep tot een proceskostenveroordeling leidt aan de zijde van Het Loodswezen, dit bedrag ten belope van die proceskostenveroordeling alsnog kan worden gedeclareerd. (…)

Al met al resteert derhalve nog te voldoen een bedrag van in totaal € 17.633,29.”

2.10 Bij e-mail van 29 september 2014 heeft klager sub 4 verweerder, voor zover relevant, het volgende meegedeeld:

“In ieder geval is de laatste rekening van [mr. K.] ook boven tafel. Daaruit blijkt dat hij ongeveer 10.000 ex btw rekent. Da had met mij besproken moeten worden. Op het moment dat we een deal maakten, jij 6000 plus externe kosten, ging ik er niet vanuit dat dit bedrag zo hoog zou zijn. Die laatste rekening betaal ik derhalve niet (…) Wrs kunnen we eind november alle rekeningen betalen.”

2.11 In december 2014 is de maandelijkse betaling van € 3.000,- niet voldaan. Bij e-mail van 8 december 2014 heeft klager sub 4 (de financieel medewerker van het kantoor van) verweerder meegedeeld dat het klopt dat is gestopt met de maandelijkse betalingen, aangezien het dossier ABN AMRO ter beoordeling is neergelegd bij een andere advocaat en de maandelijkse betalingen zijn opgeschort totdat duidelijk is wat de rechtbank oordeelt. Tevens heeft klager sub 4 verweerder aansprakelijk gesteld voor alle schade die voortvloeit uit de zaak tegen ABN AMRO.

2.12 Verweerder heeft klager sub 4 hierop aangeboden de betalingen inzake ABN AMRO op te schorten, onder de voorwaarde dat de andere zaken betaald zouden blijven worden in maandelijkse termijnen van € 3.000,-. Klager sub 4 heeft dit voorstel niet geaccepteerd. Verweerder heeft daarop zijn werkzaamheden gestaakt en de zaken overgedragen aan de nieuwe advocaat van klagers, mr. V.

2.13 Bij brief van 22 december 2014 hebben klagers zich bij de deken beklaagd over verweerder.

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij:

a) in de zaak van klaagster sub 1 en klager sub 4 tegen ABN AMRO vooraf onvoldoende inzicht heeft gegeven in de verhouding tussen de verwachte kosten en de te verwachten netto opbrengst c.q. de haalbaarheid van de zaak en daarbij ook onvoldoende de kosten heeft beheerst;

b) in eerste aanleg de belangen van klager sub 4 in de zaak tegen het Loodswezen onvoldoende heeft behartigd door pas de nacht voordat een stuk zou moeten worden ingediend met een concept te komen, alsmede door niet over noodzakelijke auteursrechtelijke kennis te beschikken;

c) de inzet van mr. K. niet vooraf met klager sub 4 heeft besproken en ook niet met klager sub 4 heeft besproken of de kosten van de inzet van mr. K. door verweerder aan klager sub 4 zouden worden doorberekend en wat die kosten zouden zijn;

d) klager sub 4 vier ongespecificeerde rekeningen voor de inzet van mr. K. heeft gestuurd en niet heeft gereageerd op verzoeken van klager sub 4 om een specificatie;

e) geweigerd heeft, ondanks verzoeken daartoe van klaagster sub 2 en klager sub 4, de declaraties op naam van klaagster sub 1 respectievelijk klaagster sub 3 te zetten;

f) niet redelijk heeft gedeclareerd.

3.2 Uit de toelichting op de klachten tegen verweerder blijkt dat klagers in essentie verweerder verwijten dat hij de kosten in de aan hem opgedragen zaken niet heeft beheerst en de proportionaliteit tussen de kosten en het resultaat uit het oog heeft verloren, dit terwijl verweerder bij aanvang van de zaken heeft voorgespiegeld dat deze ongeveer € 3.000,-- zouden gaan kosten.

4 VERWEER

4.1 Verweerder voert aan dat de uitkomst van de zaak tegen ABN AMRO van meet af aan onzeker was, omdat de door klaagster sub 1 en klager sub 4 geleden schade moeilijk te becijferen en te bewijzen valt. Verweerder heeft klager sub 4 vanaf het begin voorgehouden dat hij de schade met behulp van (stukken van) zijn accountant diende te onderbouwen. Een advies van verweerder in juli 2013 heeft klager sub 4 van de hand gewezen. Ook in latere pogingen om tot een goede schadeopstelling te komen, bleek dat de schade moeilijk te becijferen was. Nimmer heeft echter ter discussie gestaan dat de geleden schade de kosten van de procedure niet voldoende zou overtreffen. De discussie zag er juist op dat klager sub 4 meende miljoenen aan schade te hebben geleden, terwijl de ingeschakelde deskundigen uitkwamen op een aanzienlijk lager bedrag, maar nog steeds meer dan genoeg om proceskosten voor te maken. Dat klager sub 4 zich nu als volledig onwetende voordoet, die zonder enig benul uitsluitend op advies van verweerder advocaat- en proceskosten maakt, doet geen recht aan de feitelijke gang van zaken.

4.2 Verweerder betwist voorts dat hij geen oog voor de zaak van klager sub 4 tegen het Loodswezen heeft gehad. Verweerder heeft in een zeer kort tijdsbestek een zeer omvangrijke conclusie van antwoord in de kort gedingprocedure ingebracht. Het feit dat verweerder vier dagen voor de zitting ’s nachts nog een concept daarvan aan klager sub 4 heeft gezonden, geeft blijk van een onverminderde inzet van verweerder ten behoeve van klager sub 4. Wat betreft de kennis van verweerder over het auteursrecht geldt dat in de kort gedingprocedure in eerste instantie is gekozen voor een contractenrechtelijke benadering van het geschil, welke benadering destijds ook werd onderschreven door de bevriende advocaat van klager sub 4. Verweerder is door de voorzieningenrechter ook niet aangesproken op zijn gebrek aan kennis van het auteursrecht. Pas in hoger beroep is gekozen voor een auteursrechtelijke benadering. Verweerder heeft er toen voor gekozen een auteursrechtspecialist in te schakelen, mr. K. Klager sub 4 is hierover van tevoren ingelicht en heeft daaraan zijn zegen gegeven. Klager sub 4 heeft nimmer gevraagd om specificaties van mr. K. Verweerder is echter bereid deze alsnog bij mr. K. op te vragen en aan klager sub 4 te verstrekken.

4.3 Verweerder betwist verder dat klagers hem hebben verzocht de declaraties op naam van klaagster sub 1 respectievelijk klaagster sub 3 te stellen. Klaagster sub 2 en klager sub 4 zijn (ook) in privé procespartij, reden waarom verweerder de declaraties (ook) op naam van klaagster sub 2 respectievelijk klager sub 4 heeft gesteld. Het verzoek van klagers is overigens irrelevant, aangezien de accountant van klagers de declaraties – voor zover deze een zakelijk karakter hebben – kan onderbrengen bij de juiste vennootschap. Daarvoor is een wijziging van de tenaamstelling niet nodig.

4.4 Dat verweerder blijk zou hebben gegeven van een gebrek aan verantwoordelijkheid ten aanzien van de kosten is onjuist, althans hetgeen klagers hierover stellen doet afbreuk aan de feitelijke gang van zaken. Met klager sub 4 is geen vaste prijsafspraak gemaakt. Evenmin is een indicatie gegeven wat de behandeling van de zaken hem in totaal zou kunnen gaan kosten. Omdat klager sub 4 aangaf dat zijn liquide middelen vast zaten, heeft hij verweerder verzocht of hij een regeling kon treffen waarbij hij middels automatische incasso maandelijks € 3.000,- zou betalen voor de behandeling van de zaak tegen ABN AMRO en de zaak tegen het Loodswezen. Deze afspraak is gemaakt op 2 september 2014. Op dat moment was het voor klager sub 4 meer dan duidelijk dat de werkzaamheden in deze twee zaken een veelvoud zouden gaan bedragen van de door klagers thans in hun klacht uiteengezette “afgesproken vaste bedragen”. Klager sub 4 heeft ook niet eerder dan in 2014 geklaagd over de (hoogte van de) declaraties. Met klaagster sub 2 is steeds per stap besproken of deze gezet zou worden of niet.

4.5 Verweerder heeft de belangen van klagers naar eer en geweten gediend en hij heeft deze belangen ook steeds in ogenschouw en overweging genomen. Verweerder valt dan ook tuchtrechtelijk niets te verwijten, aldus steeds verweerder.

5 BEOORDELING

5.1 De Advocatenwet is met ingang van 1 januari 2015 gewijzigd. Op klachten die tegen advocaten zijn ingediend vóór 1 januari 2015 blijven echter ingevolge artikel IVA van de Wet positie en toezicht advocatuur de paragrafen 4, 4a en 4b van de oude Advocatenwet, zoals deze luidden tot 1 januari 2015, van toepassing. De onderhavige klacht is bij de deken ingediend vóór 1 januari 2015 en wordt daarom door de raad van discipline behandeld en beoordeeld op grond van de oude Advocatenwet. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de oude Advocatenwet bedoeld.

Ad klachtonderdeel a)

5.2 Dit klachtonderdeel ziet op de zaak van klaagster sub 1 en klager sub 4 tegen ABN AMRO. Het verwijt dat verweerder wordt gemaakt is dat hij niet vooraf met klager sub 4 heeft besproken wat de kansen en de risico’s zijn en niet de te maken kosten heeft afgezet tegen de te verwachten netto-opbrengt (schadevergoeding).

5.3 De raad stelt bij de beoordeling van dit klachtonderdeel voorop dat een advocaat gehouden is een hem verleende opdracht, alsmede de daarvoor geldende voorwaarden schriftelijk te bevestigen. De achtergrond daarvan is dat onduidelijkheden en misverstanden over wat er tussen advocaat en cliënt is afgesproken zoveel mogelijk dienen te worden voorkomen. Voorts heeft te gelden dat de advocaat belangrijke afspraken, gezamenlijk genomen beslissingen en soms ook een gegeven advies of informatie, schriftelijk dient te vast te leggen. Indien de advocaat dit verzuimt en er is onduidelijkheid, dan komt dat voor zijn rekening en risico.

5.4 De raad overweegt als volgt. Er zijn geen aanwijzingen dat verweerder inhoudelijk steken heeft laten vallen bij de behandeling van de zaak van klaagster sub 1 en klager sub 4 tegen ABN AMRO. Verweerder heeft ter zitting duidelijk toegelicht hoe hij de zaak heeft aangepakt en welke strategie hij daarbij heeft gevolgd, te weten eerst de onrechtmatigheid van het handelen van ABN AMRO laten vaststellen en dan vervolgens in een schadestaatprocedure de schade van klaagster sub 1 te vorderen. Dat verweerder daarbij tuchtrechtelijk iets te verwijten valt, hebben klaagster sub 1 en klager sub 4 ook niet onderbouwd. Wel kan worden vastgesteld dat verweerder de met klager sub 4 gemaakte afspraken over de (strategie en aanpak en kosten van de) zaak tegen ABN AMRO niet schriftelijk heeft vastgelegd. Verweerder heeft dit ter zitting ook erkend. Verweerder heeft ter zitting tevens erkend dat hij niet vooraf met klager sub 4 heeft besproken wat de kansen en de risico’s van de zaak waren. Een redelijk handelend en redelijk bekwaam advocaat had in een zaak als deze een analyse gemaakt (ook van de te maken kosten) en met zijn cliënten besproken, Daarna had hij een en ander schriftelijk aan zijn cliënten bevestigd. Verweerder heeft dit echter niet gedaan. Dat klager sub 4 een ervaren organisatieadviseur is en heeft aangegeven dat verweerder zijn werkzaamheden mocht factureren, doet aan de eigen verantwoordelijkheid van verweerder niet af belangrijke afspraken schriftelijk vast te leggen. Klachtonderdeel a) is derhalve gegrond.

Ad klachtonderdeel b)

5.5 In dit klachtonderdeel verwijt klager sub 4 verweerder, kort gezegd, in eerste aanleg onvoldoende oog te hebben gehad voor de zaak van klager sub 4 tegen het Loodswezen.

5.6 De raad is van oordeel dat, gelet op de gemotiveerde betwisting daarvan door verweerder, klager sub 4 onvoldoende concreet heeft onderbouwd op welke punten verweerder steken heeft laten vallen. Uit de enkele omstandigheid dat verweerder een dag voor de zitting nog bezig was met de zaak kan niet worden afgeleid dat verweerder onvoldoende zorg voor de zaak heeft gehad. Verweerder heeft onweersproken aangevoerd dat hij een omvangrijke conclusie van antwoord heeft genomen en voorafgaand aan de procedure heeft getracht een minnelijke regeling te treffen. Ook hetgeen klager sub 4 heeft gesteld over het niet adequate optreden ter zitting van verweerder wordt niet nader onderbouwd. De door hem overgelegde e-mail van 8 oktober 2013 aan verweerder kan daartoe niet dienen, nu in die e-mail enkel het optreden van de rechter wordt becommentarieerd. Klachtonderdeel b) is dan ook ongegrond.

Ad klachtonderdelen c) en d)

5.7 Deze klachtonderdelen lenen zich voor gezamenlijke bespreking en zien op de inzet van mr. K. in het hoger beroep tegen het vonnis van de voorzieningenrechter in de zaak van klager sub 4 tegen het Loodswezen. Klager sub 4 verwijt verweerder dat hij hem niet vooraf heeft geïnformeerd over de inzet van mr. K. en hem ook niet heeft geïnformeerd of de kosten daarvan aan klager sub 4 zouden worden doorberekend en wat die kosten zouden zijn. Ook klaagt klager sub 4 over de ongespecificeerde declaraties van mr. K.

5.8 De raad overweegt als volgt. Bij de gedingstukken zit een e-mail van verweerder aan klager sub 4 van 19 november 2013 (zie §2.4), waarin verweerder klager sub 4 meedeelt dat hij in het hoger beroep samenwerkt met mr. K. Gesteld noch gebleken is dat verweerder klager sub 4 hierover eerder heeft geïnformeerd. Verweerder heeft klager sub 4 pas op de hoogte gesteld van de inzet van mr. K., nadat verweerder mr. K. had ingehuurd. De klacht van klager sub 4 dat verweerder hem niet vooraf heeft geïnformeerd over de inzet van mr. K. is dan ook terecht. Evenmin is gebleken dat verweerder klager sub 4 vooraf heeft geïnformeerd over de kosten van mr. K. Ook deze klacht is dus terecht. Klachtonderdeel c) is derhalve gegrond.

5.9 Wat betreft klachtonderdeel d) is de raad van oordeel dat klager sub 4, tegenover de betwisting daarvan door verweerder, niet heeft onderbouwd dat hij verweerder heeft verzocht om specificaties van de declaraties van mr. K. Klachtonderdeel d) is derhalve ongegrond. Verweerder heeft overigens aangeboden de specificaties alsnog bij mr. K. op te vragen en aan klager sub 4 te verstrekken, indien dat wordt gewenst.

Ad klachtonderdeel e)

5.10 In dit klachtonderdeel verwijten klagers verweerder de declaraties op naam van klaagster sub 2 respectievelijk klager sub 4 te hebben gesteld, ondanks verzoeken om de declaraties op naam van klaagster sub 1 respectievelijk klaagster sub 3 te stellen.

5.11 De raad overweegt als volgt. Daargelaten de vraag of klagers verweerder hebben verzocht de declaraties op naam van klaagster sub 1 respectievelijk klaagster sub 3 te stellen, hetgeen verweerder ter zitting heeft betwist, heeft verweerder gemotiveerd uiteengezet dat de declaraties op naam van klaagster sub 2 respectievelijk klager sub 4 zijn gesteld, omdat zij in privé partij zijn bij de verschillende geschillen waarin verweerder hen bijstand heeft verleend. Verweerder heeft er ter zitting terecht op gewezen, dat het niet geoorloofd is om werkzaamheden voor een privé persoon, die de btw niet kan verrekenen, te declareren op naam van een zakelijke partij die dat wel kan, alsof deze werkzaamheden voor haar zijn verricht. Klachtonderdeel e) is derhalve ongegrond. Overigens heeft verweerder – onweersproken – toegelicht dat de accountant van klagers de declaraties – voor zover deze een zakelijk karakter hebben – kan onderbrengen bij de juiste vennootschap en dat daarvoor een wijziging van de tenaamstelling niet nodig is.

Ad klachtonderdeel f)

5.12 Dit klachtonderdeel ziet op de (hoogte van de) declaraties van verweerder.

5.13 De raad stelt bij de beoordeling van dit klachtonderdeel voorop dat volgens vaste rechtspraak van het Hof van Discipline de tuchtrechter niet gaat over declaratiegeschillen en dat een klacht alleen gegrond kan worden verklaard als sprake is van excessief declareren. Dat daarvan sprake is hebben klagers, gelet op de gemotiveerde betwisting daarvan door verweerder, onvoldoende onderbouwd. Het enkele feit dat de door verweerder gemaakte kosten mogelijk niet in verhouding staan tot het bereikte resultaat brengt nog niet mee dat er onredelijk of excessief is gedeclareerd. Klachtonderdeel f) is derhalve eveneens ongegrond.

6 MAATREGEL

6.1 Verweerder heeft klaagster sub 1 en klager sub 4 onvoldoende geïnformeerd over de kansen, risico’s en kosten van de zaak tegen ABN AMRO en de gemaakte afspraken niet schriftelijk vastgelegd. Tevens heeft verweerder klager sub 4 onvoldoende geïnformeerd over de (kosten van de) inzet van mr. K. Dat zijn wezenlijke tekortkomingen in de kwaliteit van de dienstverlening van verweerder. Gelet hierop acht de raad de maatregel van een enkele waarschuwing passend en geboden.

BESLISSING

De raad van discipline:

- verklaart klachtonderdelen a) en c) gegrond;

- legt aan verweerder de maatregel van een waarschuwing op;

- verklaart klachtonderdelen b), d), e) en f) ongegrond.

Aldus gewezen door mr. J. Blokland, voorzitter, mrs. E.C. Gelok, S. van Andel, P. van Lingen en B.J. Sol, leden, bijgestaan door mr. S. van Excel als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 15 december 2015.

Griffier Voorzitter

 

Deze beslissing is in afschrift op 15 december 2015 per aangetekende brief verzonden aan:

- klagers

- verweerder

en per gewone post aan:

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan, ten aanzien van de klachtonderdelen b), d) e) en f)        hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

- klagers 

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Van deze beslissing kan, ten aanzien van de klachtonderdelen a) en c) hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

- verweerder

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a. Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 85452, 2508 CD Den Haag

b. Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Kneuterdijk 1, 2514 EM Den Haag.

Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.

c. Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 088 - 205 3701. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

088 - 205 3777 of griffie@hofvandiscipline.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl