Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

23-11-2015

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2015:174

Zaaknummer

15-209

Inhoudsindicatie

Klacht tegen eigen advocaat, met name over de kwaliteit van de dienstverlening. Geen niet-ontvankelijkheid wegens het niet gebruik willen maken door klager van de klachtenregeling van het kantoor van verweerster. Gedeeltelijk onjuiste advisering door verweerster acht de raad tuchtrechtelijk verwijtbaar. Verweerster moest zich terugtrekken uit de echtscheidingsprocedure en heeft dat zorgvuldig afgewikkeld. De raad is voorts van oordeel dat, gelet op het jarenlang behandelen van de zaken van klager, terwijl de communicatie door klager in de loop van de tijd evolueert naar ontoelaatbare beledigingen - zoals die ook in de correspondentie met het kantoor van de deken voorkomen - volstaan kan worden met een enkele waarschuwing.

Uitspraak

Beslissing van 23 november 2015

in de zaak 15-209

naar aanleiding van de klacht van:

de heer [naam]

[adres]

klager

tegen

mr. [naam]

advocaat te [plaats]

verweerster

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brieven van 21 en 25 januari 2015, aangevuld bij brief van 19 februari 2015, heeft klager zich bij de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Gelderland beklaagd over verweerster.

1.2    Bij brief aan de raad van 13 juli 2015 met kenmerk K 15/07, door de raad ontvangen op 14 juli 2015, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Gelderland de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3    De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 5 oktober 2015 in aanwezigheid van verweerster, bijgestaan door mr. [naam]. Klager is,  met voorafgaand bericht, niet verschenen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.4    De raad heeft kennis genomen van de hiervoor onder 1.2 genoemde brief van de deken en van de stukken die zijn vermeld op de zich bij die brief bevindende inventarislijst (bijlagen 1 tot en met 17).

2    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.1    Verweerster heeft in een periode van ongeveer zes jaar tot 5 november 2014 in een groot aantal zaken als advocaat (hoofdzakelijk via DAS rechtsbijstand) de belangen van klager behartigd. Hierbij betrof het - onder meer – een procedure tegen familie over stamhouderschap van klager, een procedure tegen de Staat der Nederlanden op grond van artikel 591a Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv), een procedure tegen een bank en de invordering van een lening van klager aan de jongste zoon. Daarnaast behartigde verweerster de belangen van klager in zijn echtscheidingsprocedure en heeft zij loonbeslag ten laste van de ex-echtgenote van klager laten leggen.

2.2    Op 7 juni 2012 heeft klager een e-mail aan verweerster gezonden in verband met het verzoekschrift ex artikel 591 a Sv:

“Van [naam advocaat] mocht ik niets vernemen. Ik zal het bijzonder op prijs stellen indien jij nu het verzoekschrift ex art 591 a Sv wilt indienen. Voor de goede orde laat ik je weten dat het hier uitsluitend de teruggave van de advocaatkosten en de door mij gemaakte kosten betreft. (…)

Ik adviseer je vooraf met [naam advocaat] contact op te nemen. (…)”

2.3    Per e-mail van 5 december 2012 heeft klager, onder meer, aan verweerster bericht:

“Nu hebben wij van mijn zusters [naam] en [naam] een bericht ontvangen dat zij niet zullen getuigen omdat zij zich beroepen op het verschoningsrecht, dat in casu volgens mij niet opgaat. (…)”

Daarop heeft verweerster per e-mail van diezelfde datum als volgt gereageerd:

“Naar mijn mening kunnen ze zich inderdaad niet op het verschoningsrecht beroepen. Het zal zo gaan dat ik tijdens de zitting zal opmerken dat ik, bij niet verschijning, die persoon wil dagvaarden met als doel dat hij/zij een volgende datum alsnog verschijnt. (…) “

2.4    Per e-mail van 24 september 2014 heeft verweerster het volgende aan klager bericht:

 “Beste [naam],

Ik ben bereid je gratis bij te staan in de echtscheidingsprocedure, maar dat impliceert wel, zoals afgesproken, dat je geen klacht indient tegen mijn collega [naam].

Graag verneem ik dienaangaande jouw bevestiging. Daarna zal ik je snel een conceptbrief gericht aan de advocaat van [naam] sturen.”

2.5    Verweerster heeft zich eind oktober/ begin november 2014 wegens een vertrouwensbreuk met klager onttrokken als advocaat en alle via DAS lopende zaken (met uitzondering van de echtscheidingszaak) overgedragen aan een opvolgend raadsman. Ter bevestiging hiervan heeft de kantoorgenoot van verweerster, mr. [naam], op 3 november 2014 aan klager bericht:

2.6    “Dank voor uw reactie d.d. 31 oktober jl. te 19.36 uur.

[naam verweerster] heeft de behartiging van uw belangen gestaakt. Voor zover ik daarover op vrijdag jl. niet al volstrekt duidelijk ben geweest, expliciteer ik dat hierbij. De wijze waarop u u uitlaat over [naam verweerster] en haar dienstverlening geeft aan dat ieder vertrouwen in u beider relatie is komen te ontbreken. Zij zal (en kan) dus niet alsnog weer voor u gaan optreden.

Dat u recht hebt op bijstand van een kantoorgenoot van [naam verweerster], is een onjuiste uitleg van de overeenkomst van opdracht.

Mijn bemoeienis is slechts gericht geweest op een juiste behandeling van uw klacht over [naam verweerster], en op een correcte overdracht van uw echtscheidingsdossier aan een opvolgend advocaat. Ik herhaal dat u van de rechtbank een termijn van verweer kreeg tot en met 26 november 2014; het is van het grootste belang dat u een opvolgend advocaat benadert die tijdig namens u verweer kan voeren. Mogelijk kan DAS – en anders (het kantoor van) de deken – u behulpzaam zijn bij het vinden van een opvolgend advocaat.

(…) Ik verzoek u concreet aan te geven of u prijs stelt op een klachtbehandelingsgesprek met mrs. [naam] en [naam verweerster] (…)”

Klager heeft daarvan geen gebruik willen maken.

2.7    Op 5 november 2014 heeft verweerster zich door indiening van het zogenoemde F2 formulier bij de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, onttrokken als advocaat van klager in de echtscheidingsprocedure. In die procedure is geen opvolgend raadsman opgetreden omdat klager niet over middelen beschikte.

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweester tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:

1.    klager 70% procent van de werkzaamheden te laten verrichten, waardoor verweerster zich onvoldoende heeft ingespannen bij de behartiging van de belangen van klager;

2.    zich te presenteren als deskundig, maar door onvoldoende deskundig optreden alle aan haar toevertrouwde zaken te verliezen. Afspraken ter verbetering daarvan werden door verweerster niet nagekomen en klager was genoodzaakt e-mails van verweerster meermalen te verbeteren. Ook bij de overdracht van lopende zaken aan de opvolgend raadsman van klager is verweerster tekortgeschoten;

3.    zich in november 2014 terug te trekken uit de echtscheidingszaak ondanks haar toezegging om die zaak kosteloos te behandelen als compensatie voor problemen die waren gerezen tussen klager en een kantoorgenoot van verweerster. Verweerster wist dat klager hierdoor aanzienlijke schade zou lijden wegens het ontbreken van middelen om een opvolgend advocaat in te schakelen;

4.    zodanig laks te handelen dat klager aan de rand van een faillissement staat en nooit de vereiste initiatieven te nemen. De diefstal uit de woning van klager is mede een gevolg van het lakse optreden van verweerster;

5.    zodanig te handelen dat klager niet alert kon handelen en afspraken niet kon nakomen, hetgeen heeft geleid tot een schade van € 128.000,-. Verweerster liegt en bedriegt en tracht zich te onttrekken aan de gevolgen van haar gebrekkige optreden;

6.    zich terug te trekken uit de lopende echtscheidingszaak waarin klager daarna niet meer door een raadsman vertegenwoordigd kon worden. Bij gebreke van verdediging van klager is, zonder inachtneming van zijn standpunten, op 22 december 2014 vonnis gewezen, waardoor klager aanzienlijke schade heeft geleden;

7.    ondanks het ondeskundig optreden niet gematigd te declareren waardoor het budget bij DAS werd gebruikt zonder dat daar enig resultaat tegenover stond.

3.2    Ter onderbouwing van klachtonderdeel 2 ) voert klager aan dat door het ondeskundig optreden van verweerster de opvolgend raadsman hoger beroep heeft moeten instellen in de zaak tegen de Staat der Nederlanden. Slechts door gebruik te maken van gegevens uit een second opinion kon verweerster in de zaak tegen een bank - door haar aanvankelijk ingeschat als niet-kansrijk - enig resultaat boeken. Dat verweerster ondeskundig is blijkt ook uit het feit dat zij ten onrechte verwachtingen bij klager had gewekt in de zaak [naam] door voorbij te gaan aan het verschoningsrecht van familieleden als getuigen. In die zaak bleek bij overdracht dat het dossier niet meer bij verweerster aanwezig was. Ook heeft verweerster in een zaak het OM aangesproken in plaats van de Staat der Nederlanden, vonnissen nimmer toegelicht en, ondanks het uitdrukkelijk verzoek van klager, nagelaten om een klacht tegen een advocaat in te dienen.

4    VERWEER

4.1    Verweerster heeft gemotiveerd verweer gevoerd en stelt dat haar geen tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt.

4.2    Haar meest verstrekkende verweer is dat klager a) geen gebruik heeft gemaakt van de klachtenregeling van haar kantoor met betrekking tot zijn bezwaren tegen verweerster en b) een groot aantal bezwaren zien op gedragingen die gebeurtenissen betreffen van minstens drie jaar geleden zodat die bezwaren inmiddels zijn verjaard. Voorts verweert verweerster zich als volgt:

4.3    Op uitdrukkelijk verzoek van klager werd de behandeling van diens zaken in goed onderling overleg met hem afgestemd, waarbij klager ook werkzaamheden heeft verricht. Verweerster heeft klager daarbij steeds bekwaam en deskundig bijgestaan en daarin haar verantwoordelijkheid genomen. Zij betwist te hebben gefaald, beroepsfouten te hebben gemaakt of laks te zijn geweest in de door klager genoemde zaken. Alhoewel de zaak van klager tegen een bank door DAS als kansloos was gekwalificeerd, heeft verweerster daarin gepaste en deskundige inbreng gehad. Vonnissen werden met klager besproken. Klager gaf aan zelf een tuchtklacht tegen een andere advocaat in te willen dienen.

4.4    Haar kantoorgenoot heeft de procedure van klager in het kader van artikel 591a Sv, als opvolger van mr. [naam], in hoger beroep naar behoren behartigd. Dat geen artikel 89 Sv procedure is opgestart, kan verweerster niet worden verweten.

4.5    Verweerster heeft kosteloos voor klager in zijn echtscheidingszaak willen optreden omdat zij te doen had met hem vanwege zijn financiële situatie. Doordat klager verweerster echter het werken in de echtscheidingszaak onmogelijk maakte en het vereiste vertrouwen tussen hen ontbrak, was verweerster genoodzaakt om zich in november 2014 volledig terug te trekken als advocaat, ook uit de echtscheidingszaak. Klager is nadrukkelijk en schriftelijk op de gevolgen van het onttrekken gewezen. Zijn bezwaren zijn naar behoren behandeld door verweerster en haar kantoorgenoten. Dat klager daardoor schade heeft geleden is niet gebleken.

4.6    Klager heeft vóór eind oktober 2014 niet van enige ontevredenheid jegens verweerster doen blijken. Na haar onttrekking als advocaat heeft verweerster alle dossiers correct overgedragen aan de opvolgend advocaat. Enkele met koffievlekken beschadigde pagina’s in de zaak [naam], zijn aangevuld met kopieën van stukken van klager.

4.7    In de betreffende zaken is door verweerster aan DAS gedeclareerd volgens het gebruikelijke vaste tarief. Er was geen aanleiding om anders te declareren.

5    BEOORDELING

Ontvankelijkheid

5.1    Ten aanzien van het verweer dat klager niet-ontvankelijk zou zijn in zijn klacht overweegt de raad als volgt.

5.2    Het verweer ter zake de verjaring wordt door de raad gepasseerd. Verweerster heeft daartoe onvoldoende gespecificeerd ten aanzien van welke specifieke handelingen sprake is van niet-ontvankelijkheid.

5.3    Of sprake is van niet-ontvankelijkheid vanwege het niet gebruik maken van een kantoor klachtenregeling staat ter beslissing van de raad. De raad is van oordeel dat, gelet op de inhoud en de toonzetting van de gevoerde correspondentie tussen klager enerzijds en verweerster en haar kantoorgenoten anderzijds, klager niet kan worden tegengeworpen dat hij eerst de klachtenprocedure binnen het kantoor had moeten doorlopen. Naar het oordeel van de raad was dat weinig vruchtbaar geweest. Dit verweer wordt dan ook gepasseerd.

ad klachtonderdeel 1.

5.4    In de regel draagt de advocaat de volledige verantwoordelijkheid voor de behandeling van de zaak en kan de advocaat zich niet aan deze verantwoordelijkheid onttrekken met een beroep op de van zijn cliënt verkregen opdracht. Daartegenover staat dat hij geen handelingen mag verrichten tegen de kennelijke wil van zijn cliënt. Naar het oordeel van de raad staat niets eraan in de weg dat een advocaat en de cliënt afspreken om werkzaamheden onderling te verdelen, zeker niet in een situatie als de onderhavige waarbij klager als jurist ook zelf kennis van zaken heeft. Dat wijst (op zichzelf) niet op onvoldoende inspanning van verweerster, zodat dit niet tuchtrechtelijk verwijtbaar is. Daarmee acht de raad dit onderdeel ongegrond.

ad klachtonderdelen 2., 4.,5. en 7.

5.5    Deze klachtonderdelen lenen zich gelet op hun samenhang voor gezamenlijke behandeling.

5.6    Klager verwijt verweerster dat zij onvoldoende deskundig is gebleken. De raad stelt vast dat verweerster met betrekking tot haar standpunt dat naaste familieleden als getuigen zich niet kunnen beroepen op het verschoningsrecht klager onjuist heeft geadviseerd. Zij is daarmee jegens klager tekortgeschoten. Of dit verder gevolgen voor klager heeft gehad kan de raad niet vaststellen.

5.7    Volgens klager blijkt de ondeskundigheid van verweerster ook daaruit dat zij heeft nagelaten om gelijktijdig met het artikel 591a Sv verzoek een artikel 89 Sv verzoek te doen. Ter zitting is namens verweerster betoogd dat niet tussen haar en klager aan de orde is geweest dat zij dat schadeverzoek zou indienen, zodat zij er vanuit ging dat dat niet speelde. De raad volgt verweerster niet in dit standpunt. Naar het oordeel van de raad lag het op de weg van verweerster, die klager ook als hoofdbehandelaar bijstond in het artikel 591a Sv verzoek, om te verifiëren of klager naast het artikel 591a Sv verzoek reeds een artikel 89 Sv verzoek had ingediend of zou willen indienen. Dit voorgaande klemt temeer omdat uit de overgelegde correspondentie, in het bijzonder de e-mail van klager d.d. 7 juni 2012 aan verweerster, blijkt dat klager tijdig voor het verstrijken van de termijn had laten weten dat hij belang had bij het artikel 89 Sv verzoek. Dat artikel 89 Sv verzoek is in ieder geval niet ingediend. Naar het oordeel van de raad heeft verweerster daardoor niet gehandeld als een behoorlijk advocaat betaamt en heeft in dat opzicht jegens klager tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld.

5.8    Voor het overige verwerpt de raad de inhoudelijke klachten over verweersters optreden omdat niet is komen vast te staan dat sprake is van feiten die met haar optreden verband houden (de diefstal uit de woning van klager, de schade van € 128.000, het bijna faillissement van klager), het onjuist handelen onvoldoende is geconcretiseerd (het laks handelen van verweerster, geen initiatief nemen, het niet toelichten van vonnissen) of de gestelde fouten gemotiveerd zijn weerlegd door verweerster (het zoekmaken van het dossier [naam] of dossiers niet zorgvuldig genoeg overdragen). Ook de klacht over de declaratie aan DAS is onvoldoende concreet. Het enkele feit dat geen resultaat is geboekt, zoals door klager wordt gesteld, betekent niet dat onterecht is gedeclareerd door verweerster.

5.9    Het voorgaande betekent dat klachtonderdeel 2. gegrond is voor zover dat ziet op de onjuiste handelwijze van verweerster bij de advisering van klager over het verschoningsrecht van naaste familieleden en over een artikel 89 Sv verzoek. Voor het overige zijn de klachtonderdelen 2., 4., 5. en 7. ongegrond.

ad klachtonderdelen 3. en 6.

5.10    Ook deze onderdelen lenen zich voor gezamenlijke behandeling. Klager verwijt verweerster hierin dat zij zich heeft onttrokken als advocaat in zijn echtscheidingsprocedure terwijl afspraken waren gemaakt over kosteloze bijstand door verweerster.

5.11    Naar het oordeel van de raad kan verweerster niet worden verweten dat zij zich eind oktober/ begin november 2014 heeft teruggetrokken uit de echtscheidingszaak van klager. De toonzetting van de correspondentie van klager was zodanig dat verweerster zich wel móest terugtrekken. Dat geen van haar kantoorgenoten die zaak overnam, is niet onbegrijpelijk gelet op de voorgeschiedenis van het kantoor met klager en mede gelet op het taalgebruik van klager richting de kantoorgenoten in het kader van de klachtenregeling. Dat klager hierdoor schade heeft geleden, kan de raad bij gebreke van concrete feiten, niet vaststellen. Deze klachtonderdelen zijn dan ook ongegrond.

6    MAATREGEL

De raad is van oordeel dat, gelet op het jarenlang behandelen van de zaken van klager, terwijl de communicatie door klager in de loop van de tijd evolueert naar ontoelaatbare beledigingen - zoals die ook in de correspondentie met het kantoor van de deken voorkomen - volstaan kan worden met een enkele waarschuwing.

BESLISSING

De raad van discipline:

-    verklaart klachtonderdeel 2. gegrond voor zover overwogen en voor het overige ongegrond;

-    verklaart klachtonderdelen 1., 3. tot en met 7. ongegrond;

-    legt aan verweerster ter zake van het gegrond verklaarde klachtonderdeel 2. de maatregel van een enkele waarschuwing op;

Aldus gewezen door mr. M.J. Grapperhaus, voorzitter, mrs. P.J.F.M. de Kerf, J.H. Brouwer, L.A.M.J. Pütz, E.J. Verster, leden en bijgestaan door mr. M.M. Goldhoorn als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 23 november 2015.

Griffier    Voorzitter