Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

11-11-2015

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2015:170

Zaaknummer

15-222

Inhoudsindicatie

Klacht tegen eigen advocaat over kwaliteit dienstverlening. Verweerder heeft ondanks veelvuldige verzoeken van klaagster om inlichtingen over de stand van zaken, daar niet of niet adequaat op gereageerd en onduidelijke en/of onjuiste informatie aan klaagster verstrekt. Voorts heeft verweerder, zonder instemming van klaagster vooraf, voorstellen aan de advocaat van de wederpartij gedaan, klaagster niet ingelicht over een schikkingsvoorstel van die advocaat noch ingelicht over een aantal belangrijke reactie-termijnen. Verweerder heeft zich laten schrappen van het tableau sinds 31 december 2013. Klacht gegrond: schorsing van één jaar met verkorting van de inzagetermijn tot 5 jaren.

Uitspraak

Beslissing van 11 november 2015

in de zaak 15-222

naar aanleiding van de klacht van:

mevrouw [naam]

[adres]

klaagster

tegen

mr. [naam]

tot [datum] advocaat te [plaats]

verweerder

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief aan de raad van 22 juli 2015 met kenmerk RvT 14-0312/TRC/ml, door de raad ontvangen op 23 juli 2015, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement  Midden-Nederland de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2    De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 5 oktober 2015 in aanwezigheid van klaagster. Verweerder is niet verschenen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3    De raad heeft kennis genomen van de onder 1.1 genoemde brief van de deken en van de in die brief genoemde bijlagen.

2    FEITEN

2.1    Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2    Verweerder heeft klaagster vanaf het voorjaar van 2012 bijgestaan in haar echtscheidingsprocedure.

2.3    Per e-mail van 30 augustus 2012 heeft verweerder aan klaagster bericht:

“Bijgaande brief zond ik naar de wederpartij. Naar de inhoud wil ik graag verwijzen. Ik wacht hun reactie een week af. Daarna zal ik de voorlopige voorzieningen in gang zetten.”

2.4    Bij brief van 26 oktober 2012 heeft verweerder aan de advocaat van de wederpartij onder meer bericht:

“(…) De gang naar de rechter is de enige die op dit moment tot een oplossing leidt. Met betrekking tot de alimentatie heb ik inmiddels voorlopige voorzieningen gestart.”

2.5    Klaagster heeft op 4 maart 2013 per e-mail onder meer het volgende aan verweerder laten weten:

“ Zoals net besproken even de puntjes onder elkaar.

•    Doorzetten aanvraag voorlopige voorzieningen ivm ontstaan van ernstige financiële problemen. Inmiddels al een lening van 15.000 euro bij mijn ouders die bijna op is…

Kortom, ik ben er volledig klaar mee en wil graag op korte termijn weten waar ik aan toe

ben.”

2.6    Op 18 juli 2013 heeft klaagster de volgende e-mail aan verweerder gezonden:

“Ik heb net je kantoor gebeld, maar die geven aan dat je er de rest van de dag niet bent. Ik wil zoals maandag in een sms aangegeven nog graag even contact met je hebben na het gesprek van 5 juli en aangezien ik vanaf vrijdag as op vakantie ben voor 3 weken baal ik er ontzettend van dat je me niet even gebeld hebt.

Ik wil graag de volgende gegevens van jou, per mail, zodat ik er ook in mijn vakantie even naar kan kijken.

•    Het voorstel van 5 juli op schrift en idem het tegenvoorstel van F..

•    Ik wil de stand van zaken weten wat betreft de aanvraag voorlopige voorziening die jij al maanden geleden gedaan hebt.

Ik vraag me af waarom het allemaal zo lang moet duren. Ik wil en kan niet meer bij mijn ouders lenen en kom daardoor steeds verder in de financiële problemen. (…)”

2.7    Bij e-mail van 7 oktober 2013 heeft klaagster aan verweerder, onder meer, het volgende laten weten:

“Ik begin me inmiddels ernstige zorgen te maken over de afwikkeling van mijn scheiding. Er zijn een aantal zaken m.b.t. het verloop die me niet lekker zitten en die ik bij deze wederom met je wil delen. Hieronder een opsomming:

Vanaf het moment dat ik jou in de arm heb genomen, is de communicatie niet bijzonder goed geweest. Je bent zeer slecht tot niet te bereiken en je assistente kan niets nakijken of controleren. Ze geeft, naar zeggen, aan je door dat ik gebeld heb, maar jij reageert niet etc.

Je hebt brieven aan de advocaat van F. verstuurd zonder die vooraf met mij te bespreken, ook nadat we hadden afgesproken dat je dit zou doen. Daardoor is er enorm veel kwaad bloed gezet wat de gehele afwikkeling en de communicatie tussen F. en mij geen goed heeft gedaan. (…)

In eerste instantie had je mij, in maart 2012, geadviseerd om een voorlopige voorziening aan te vragen. Dit wilde ik toen niet, omdat ik dat vervelend vond en me geïntimideerd voelde door F.. Aangezien ik inmiddels steeds dieper in de financiële problemen kwam en bij mijn ouders moest lenen om rond te komen, heb ik jou in juli 2012 gevraagd alsnog een voorlopige voorziening aan te vragen. Dit heb je blijkbaar verzuimd te doen, met als gevolg dat ik nog dieper in de financiële problemen terecht ben gekomen.

Op vrijdag 5 juli hebben we een gesprek gehad met advocaten en accountants van beide kanten, In dat overleg kwam duidelijk naar voren waar de struikelblokken lagen en na een onderonsje van jou met de advocaat van F. werd de zitting gestaakt en bleek jij namens mij een voorstel te hebben gedaan. Dit terwijl ik nergens vanaf wist. De advocaat van F. zou de maandag daarop een reactie geven op dit voorstel. Het voorstel dat je gedaan had was: partneralimentatie afzetten tegen de onderwaarde van het huis + 50000 in contanten. Over de kinderalimentatie was niets gezegd, want dat viel onder de nieuwe regeling. Ik gaf aan dat ik dat echt belachelijk vond waarop jij aangaf dat dat nu eenmaal zo was. En in de auto zei je, dat F. gek zou zijn als hij dit voorstel niet accepteerde. Vervolgens heb ik je meerdere malen per sms/app gevraagd wat de reactie van F. was, jij gaf toen mondeling aan dat het tegenvoorstel was 20000 in contanten ipv 50000.(…)

Ik heb je vervolgens gevraagd of je het voorstel schriftelijk had ontvangen daarop gaf je aan dat dat niet het geval was. Ik heb je gevraagd daar achteraan te zitten aangezien ik die vrijdag 19 juli voor 3 weken op vakantie zou gaan. Jij heb vervolgens niets meer van je laten horen, ook niet na sms verzoeken. Twee weken later op dinsdag 23 juli ontving ik van F. een sms waarin hij aangeeft dat er een deadline was op deze dag om te reageren op het voorstel van zijn advocaat aan mij. Dit voorstel had ik toen nog niet gezien. Hij heeft me vervolgens dit voorstel doorgestuurd en dat bleek jij op 8 juli al te hebben ontvangen. Ook bleek er bij de rechtbank een deadline te liggen op 25 juli waar jij mij niet van op de hoogte had gesteld.(…).

Eind augustus heb ik per sms contact met je gezocht of er al het een en ander bekend was. Vervolgens heb ik je op maandag 2 september gebeld met de vraag wat de status was. Jij gaf toen aan dat dat wel maanden kon duren en dat ik geduld moest hebben. Twee weken later hoorde ik in een bespreking met F. mbt de kinderen dat jouw reactie pas op 3 september was gegeven waardoor pas toen het verzoek naar de rechtbank is gegaan. Op donderdag 26 september ontving ik van F. het bericht dat de beschikking binnen was en dat jij daar een reactie op moest geven om het af te ronden. Zijn advocaat had jou inmiddels al meerdere keren geprobeerd te bereiken maar dat was haar niet gelukt. Ik heb je toen een sms gestuurd met het verzoek af te wikkelen. Jij sms’te terug dat de volgende dag, vrijdag 27 september, te doen. Dinsdag 01 oktober heb ik je, per sms, gevraagd wat de status was en hierop kreeg ik geen reactie. Ik heb vervolgens op woensdag 2 oktober je secretaresse gebeld met de vraag of jij er was, ik kreeg toen te horen dat je tot 1 november op vakantie bent. (…)”

2.8    Per e-mail van 15 oktober 2013 heeft klaagster onder meer aan verweerder laten weten, nu verweerder niet reageerde en derhalve een belangrijke uiterste termijn niet zou halen, de akte van berusting door een andere advocaat te laten verzorgen.

2.9    Bij brief van 22 oktober 2014 heeft klaagster zich bij de deken beklaagd over verweerder.

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:

a)    te verzuimen voorlopige voorzieningen te vragen, ondanks de opdracht van klaagster;

b)    niet of onvoldoende te communiceren met klaagster en met de advocaat van de wederpartij, slecht bereikbaar te zijn en niet terug te bellen en zonder overleg met klaagster voorstellen namens haar aan de advocaat van de wederpartij te doen;

c)    klaagster niet correct te informeren over de voortgang en afwikkeling van de echtscheiding.

3.2    Ter toelichting stelt klaagster dat door de onzorgvuldige handelwijze van verweerder de echtscheidingsprocedure onnodig lang heeft geduurd, met grote emotionele en financiële gevolgen voor klaagster.

4    VERWEER

4.1    Verweerder stelt dat hij nooit de opdracht van klaagster heeft gekregen om een verzoek voorlopige voorzieningen voor haar in te dienen, ondanks zijn advies om dat wel te doen.

4.2     Hij betwist dat hij oneerlijk over de stand van zaken is geweest.

4.3    Verweerder bevestigt dat de echtscheidingsprocedure lang heeft geduurd. De oorzaak daarvan lag deels bij hem, doordat hij de laatste maanden van de procedure door ziekte een lagere arbeidssnelheid had. Dat heeft alleen gevolgen gehad voor de verwerking van de verklaring non-appel/ verzoek tot inschrijving. Daarnaast hebben de twijfelende houding van klaagster en de negatieve opstelling van de wederpartij en zijn advocaat in de procedure voor vertraging gezorgd. Dat is hem niet tuchtrechtelijk te verwijten.

5    BEOORDELING

5.1    De nieuwe Advocatenwet is van toepassing op klachten die op of na 1 januari 2015 zijn ingediend bij de deken. De onderhavige klacht is voor 1 januari 2015 ingediend bij de deken en wordt door de raad van discipline derhalve behandeld en beoordeeld op grond van de oude Advocatenwet, zoals die tot 1 januari 2015 gold. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de oude Advocatenwet bedoeld.

5.2    De klachtonderdelen (a) tot en met (c) lenen zich voor gezamenlijke bespreking. Klaagster verwijt verweerder in die onderdelen dat hij is tekortgeschoten in de juridische dienstverlening aan haar.

5.3    Naar het oordeel van de raad worden de klachten ruimschoots ondersteund door de overgelegde stukken. De stellingen van verweerder daartegenover zijn onvoldoende overtuigend en worden bovendien weerlegd door diezelfde stukken. De raad overweegt hiertoe als volgt.

5.4    Uit de hiervoor onder 2.3 en 2.4 genoemde correspondentie van 30 augustus 2012 en van  26 oktober 2012 leidt de raad af dat klaagster, zoals zij stelt, aan verweerder de opdracht heeft gegeven om een voorlopige voorzieningen procedure te starten. Desondanks heeft verweerder geen voorlopige voorzieningen procedure voor klaagster gestart, ook niet (alsnog) na de dringende e-mails van klaagster daarover van 4 maart 2013 en 18 juli 2013, zoals weergegeven onder 2.5 en 2.6 hiervoor. Dat hierover tussen hen andere afspraken zijn gemaakt, zoals verweerder stelt, is niet aannemelijk geworden. Als dat zo was had het op de weg van verweerder gelegen, juist ter voorkoming van misverstand, onzekerheid of geschil ter zake, die afwijkende afspraak schriftelijk aan klaagster te bevestigen. Het is de raad niet gebleken dat verweerder dat heeft gedaan.

5.5    Van een redelijk handelend en redelijk bekwaam advocaat mag worden verwacht dat hij zijn cliënt actief op de hoogte brengt van belangrijke informatie, niet zonder instemming van zijn cliënt voorstellen aan de (gemachtigde van de) wederpartij doet en de hem opgedragen zaak zorgvuldig behandelt. Uit de overgelegde stukken, waaronder de tussen klaagster en verweerder gevoerde correspondentie, blijkt dat verweerder, ondanks veelvuldige verzoeken van klaagster om inlichtingen over de stand van zaken, daar niet of niet adequaat op heeft gereageerd en voorts dat hij onduidelijke en/of onjuiste informatie heeft verstrekt. Ook blijkt uit de hiervoor onder 2.7 - deels - opgenomen brief van klaagster van 7 oktober 2013 dat verweerder in de onderhandelingen op 5 juli 2013 namens haar voorstellen aan de advocaat van de wederpartij heeft gedaan zonder dat klaagster daarmee vooraf heeft ingestemd. Uit voornoemde e-mail van klaagster van 7 oktober 2013 blijkt voorts dat verweerder klaagster niet heeft geïnformeerd over het laatste schikkingsvoorstel van de advocaat van de ex-echtgenoot/wederpartij van 8 juli 2013 en evenmin over een aantal belangrijke reactie termijnen. Dit wordt nog bevestigd in de e-mail in het dossier van de ex-echtgenoot/wederpartij van 23 juli 2013 met de doorgestuurde e-mail van zijn advocaat van 19 juli 2013.

5.6    Onder de hiervoor geschetste omstandigheden, in onderling samenhang bezien, is de raad van oordeel dat verweerder zeer ernstig is tekort geschoten in zijn dienstverlening aan klaagster en daarmee jegens klaagster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Het voorgaande klemt temeer, nu tevens is gebleken dat verweerder niet, ook niet na veelvuldig aandringen door klaagster, heeft gezorgd voor een correcte afwikkeling van de zaak, waardoor klaagster noodgedwongen de akte van berusting door een andere advocaat heeft moeten laten verzorgen.

5.7    Het voorgaande betekent dat de klacht in al zijn onderdelen gegrond is.

6    MAATREGEL

6.1    Verweerder heeft zich laten schrappen van het tableau sinds 31 december 2013. Dit gegeven, in samenhang met veelvuldige tuchtzaken van - gelet op de sancties – toenemende ernst en de ernst van de onderhavige feiten rechtvaardigen een schorsing van één jaar met verkorting van de inzagetermijn als bedoeld in art. 8a lid 3 Advocatenwet(nieuw) tot 5 jaren. 

BESLISSING

De raad van discipline:

-    oordeelt de klacht gegrond;

-    legt aan verweerder op de maatregel van schorsing in de uitoefening van de praktijk voor de duur van één jaar;

-    bepaalt dat de schorsing ingaat 14 (veertien) dagen na het onherroepelijk worden van deze beslissing, met dien verstande dat de schorsing pas ingaat na afloop van alle eventueel eerder

onherroepelijk geworden schorsingen en dat deze niet ten uitvoer zal worden gelegd gedurende de tijd dat verweerster niet op het tableau staat ingeschreven;

-    bepaalt dat de inzagetermijn van artikel 8a lid 3 Advocatenwet (nieuw) wordt beperkt tot 5 jaren.

Aldus gewezen door mr. M.J. Grapperhaus, voorzitter, mrs. G.R.M. van den Assum,              J.H. Brouwer, L.A.M.J. Pütz, E.J. Verster, leden en bijgestaan door mr. M.M. Goldhoorn als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 11 november 2015.

griffier    voorzitter