Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

11-11-2015

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2015:168

Zaaknummer

15-93

Inhoudsindicatie

de raad oordeelt het verzet en de klacht gegrond wegens de inhoud van een alsnog overgelegde brief, waarin verweerder aan de notaris een ondubbelzinnige toezegging heeft gedaan tot doorbetaling van een bedrag op de derdengeldrekening van verweerder aan klaagster nadat zij aan een bepaalde voorwaarde heeft voldaan. Door na vervulling van die voorwaarde geen opdracht tot uitbetaling aan de stichting derdengelden te geven (vgl. artikel 6.23 lid 3 Voda en artikel 6 lid 4 Vafi (oud)) heeft verweerder niet gehandeld zoals een behoorlijk advocaat betaamt. Volledige eigen verantwoordelijkheid advocaat, ondanks ontbreken toestemming medebestuurder stichting derdengelden of andere instructies van zijn cliënt. Maatregel van een enkele waarschuwing.

Uitspraak

Beslissing van 11 november 2015

in de zaak 15-93

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van discipline van 17 juli 2015 op de klacht van:

mevrouw [naam]

[adres]

klaagster

tegen:

mr. [naam]

advocaat te [plaats]

verweerder

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief van 26 november 2014 heeft klaagster zich bij de deken beklaagd over verweerder.

1.2    Bij brief aan de raad van 18 juni 2015 met kenmerk RvT 14-0346, door de raad ontvangen op 19 juni 2015, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Midden-Nederland de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3    Bij beslissing van 17 juli 2015 heeft de voorzitter van de raad de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen, welke beslissing op 21 juli 2015 is verzonden aan klaagster.

1.4    Bij faxbericht van 3 augustus 2015, door de raad ontvangen op diezelfde datum, heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.5    Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 5 oktober 2015 in aanwezigheid van klaagster, haar echtgenoot de heer [naam], en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.6    De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede het verzetschrift van klaagster d.d. 3 augustus 2015 met bijlagen.

2    FEITEN

2.1    Voor een weergave van de vaststaande feiten en omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter. Tegen die weergave komt klaagster in verzet niet op. Voorts zijn de navolgende feiten gebleken.

2.2    Verweerder heeft bij faxbericht van 9 juli 2008 inzake [naam zaak] het volgende aan notaris mr. [naam] te [plaats] bericht:

“Geachte heer [naam],

Voor de goede orde bevestig ik dat na overschrijving van een bedrag ad € 100.000,00 op de derdenrekening van mijn kantoor afstand zal worden gedaan van het pandrecht op de assurantieportefeuille en dat cliënten in dit verband daartoe alle medewerking zullen verlenen.

Van het bedrag dat inmiddels door 2 assuradeuren is overgeschreven op de derdenrekening zal € 750,00 worden ingehouden als bijdrage ten gunste van mijn cliënten in de kosten van de executie; het restant zal worden overgeschreven naar een door u op te geven rekening. Ditzelfde geldt de bedragen welke eventueel nog op de derdenrekening zullen worden overgeschreven. Bij dit alles ga ik er van uit dat uiterlijk vrijdag a.s. bedoeld bedrag zal zijn overgeschreven op de derdenrekening van kantoor.”

2.3    Op 14 juli 2008 is door de notaris het bedrag van € 100.000,- op de derdengeldrekening van verweerder gestort.

3    KLACHT EN VERZET

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:

ondanks verschillende dringende verzoeken daartoe in gebreke te blijven om het bedrag van € 2.796,23 aan provisies dat door verweerder in opdracht van zijn cliënten van verschillende assurantiemaatschappijen is geïncasseerd op zijn derdengeldrekening aan klaagster door te betalen.

3.2    De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in dat:

uit de brief van verweerder van 9 juli 2008 aan het kantoor van [naam] notarissen overduidelijk blijkt dat na ontvangst van € 100.000,- op de derdengeldrekening van verweerder het tevens door verweerder op zijn derdengeldrekening ontvangen bedrag van € 2.796,23 door hem zou worden overgeboekt naar een door de notaris te noemen rekening, te weten de rekening van klaagster. Op het moment van de notariële akte op 14 juli 2008 had  het bedrijf van klaagster aan haar verplichtingen voldaan, zodat verweerder  laatstgenoemd bedrag direct aan klaagster had moeten doorbetalen. Subsidiair heeft klaagster bij gelegenheid van de mondelinge behandeling toegevoegd dat verweerder in ieder geval het bedrag van € 2.7963,23 minus € 750,00 had moeten doorbetalen aan klaagster. De ná 14 juli 2008 opgestarte juridische procedures tegen de cliënten van verweerder staan hier los van. Gelet op deze omstandigheden kan, anders dan de voorzitter heeft overwogen, niet worden volgehouden dat verweerder niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.

4    VERWEER

4.1    Verweerder handhaaft zijn eerder ingenomen verweer, waarop hierna, voor zover relevant, bij de beoordeling nader op wordt ingegaan.

5    BEOORDELING

5.1    De nieuwe Advocatenwet is van toepassing op klachten die op of na 1 januari 2015 zijn ingediend bij de deken. De onderhavige klacht is voor 1 januari 2015 ingediend bij de deken en wordt door de raad van discipline derhalve behandeld en beoordeeld op grond van de oude Advocatenwet, zoals die tot 1 januari 2015 gold. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de oude Advocatenwet bedoeld.

5.2    Allereerst zal de raad het verzet beoordelen. Naar het oordeel van de raad heeft de voorzitter het juiste criterium gehanteerd, maar eerst bij het verzetschrift is de onder 2.3 genoemde brief d.d. 9 juli 2008 van verweerder gevoegd. Gelet op de inhoud van die brief had de voorzitter niet tot het oordeel kunnen komen dat de klacht kennelijk ongegrond was en is nader onderzoek aangewezen.

5.3    De raad zal thans de klacht zelf beoordelen.

5.4    Naar het oordeel van de raad blijkt uit de brief van 9 juli 2008 dat verweerder ondubbelzinnig aan de notaris heeft toegezegd dat hij, nadat aan de in die brief genoemde voorwaarde was voldaan, het bedrag dat door twee assuradeuren op zijn derdengeldrekening was gestort, na aftrek van de gemaakte executiekosten van € 750,-, zou overschrijven op een nog door de notaris op te geven rekening van - zo staat thans vast - klaagster. Dit betekent dat nadat door klaagster aan de gestelde voorwaarde was voldaan, verweerder zijn toezegging moest nakomen door een daarmee overeenkomende opdracht aan de stichting derdengelden te geven (vgl. artikel 6.23 lid 3 Verordening op de advocatuur,  artikel 6 lid 4 Verordening op de administratieve en de financiële integriteit (oud)). Door dat niet te doen, heeft verweerder niet gehandeld zoals van een behoorlijk advocaat mag worden verwacht. Hij kan zich niet aan die verantwoordelijkheid onttrekken door te wijzen op het standpunt van zijn cliënten ter zake, omdat hij als advocaat de volledige verantwoordelijkheid draagt voor de behandeling van de zaak en genoemde toezegging zelf heeft gedaan (vgl. artikel 9 van de Gedragsregels). Dat voor de opdracht tot uitbetaling van de aan klaagster verschuldigde gelden tevens de medewerking van de medebestuurder nodig is, is een omstandigheid die voor rekening en risico van verweerder blijft. Op grond van het vorenstaande is de raad dan ook van oordeel dat de klacht gegrond is.

5.5    Ten overvloede merkt de raad op dat een “veroordeling tot nakoming” niet behoort bij de sancties die zij kan opleggen, maar dat zij ervan uitgaat dat de huidige beslissing van de raad voor verweerder aanleiding is zijn toezegging aanstonds uit te voeren.

6    MAATREGEL

6.1    Gelet op alle omstandigheden van het geval komt de raad tot onderstaande maatregel.

BESLISSING

De raad van discipline:

- oordeelt het verzet alsmede de klacht gegrond;

- legt verweerder de maatregel op van een enkele waarschuwing.

Aldus gewezen door mr. M.J. Grapperhaus, voorzitter, mrs. G.R.M. van den Assum, J.H. Brouwer, L.A.M.J. Pütz, E.J. Verster, leden en bijgestaan door mr. M.M. Goldhoorn als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 11 november 2015.

griffier    voorzitter