Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

10-11-2015

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2015:293

Zaaknummer

15-403a DH/DH

Inhoudsindicatie

Van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen kan in casu eerst sprake zijn als verweerder onderhavige stelling heeft ingenomen, terwijl hij wist, althans behoorde te weten dat de stelling onjuist is. Voor het bewijs van die wetenschap is hetgeen klager ter onderbouwing daarvan heeft aangevoerd niet voldoende. Om die reden is niet gebleken dat verweerder de hiervoor bedoelde hem toekomende ruime mate van vrijheid te buiten is gegaan.

Inhoudsindicatie

Klacht kennelijk ongegrond.

Uitspraak

 

De voorzitter van de Raad van Discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennis genomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag van 18 september 2015 met kenmerk K117 2015 bm/cdk, door de raad ontvangen op 21 september 2015, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

 

1 FEITEN

1.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

1.2 Verweerder treedt op voor klagers wederpartij VOF B in diverse procedures.

1.3 Klager heeft reeds eerder klachten tegen verweerder ingediend.

1.4 In één klachtzaak waarin de voorzitter van de raad de klacht kennelijk niet-ontvankelijk heeft verklaard, is het door klager ingestelde verzet door de Raad van Discipline op 6 oktober 2014 ongegrond verklaard.

1.5 Thans loopt een verzetprocedure in een andere klachtzaak waarin de klachten van klager door de voorzitter van de raad deels kennelijk ongegrond en deels kennelijk niet-ontvankelijk zijn verklaard.

1.6 In deze laatste klachtprocedure heeft klager op 30 april 2015 een aanvullend klachtonderdeel aangevoerd welk onderdeel, omdat het onderzoek door de deken reeds was afgrond, als nieuwe klacht door de deken in behandeling is genomen.

 

2 KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Meer in het bijzonder verwijt klager verweerder dat hij in strijd met gedragsregel 30 heeft gehandeld en aldus de rechters heeft misleid. Verweerder heeft in zijn pleitnota tijdens een zitting van het Hof Amsterdam op 2 maart 2015 het volgende gesteld: “Door het laakbare en ernstige verwijtbare gedrag van klager (red.) is het bedrijf van VOF B (red.) ter ziele gegaan”.

 

3 VERWEER

3.1 Verweerder is van mening dat klager dit klachtonderdeel reeds eerder ter beoordeling aan de raad heeft voorgelegd. Dit klachtonderdeel is toen door de voorzitter van de Raad van Discipline bij beslissing van 12 mei 2015 deels kennelijk ongegrond en deels kennelijk niet ontvankelijk is verklaard.

3.2 Volgens verweerder dient klager exact dezelfde klacht in op basis van hetzelfde feitencomplex en dient hij derhalve niet-ontvankelijke verklaard te worden.

3.3 Verweerder handhaaft hetgeen hij eerder tegen de klacht heeft aangevoerd en is van mening dat de klacht ongegrond is.

3.4 Het kan en mag niet zo zijn dat in een tuchtrechtelijke procedure de civiele procedure nog eens wordt overgedaan. Klager heeft in de civiele procedure samen met zijn advocaat verweer kunnen voeren. Verweerder heeft de belangen van zijn cliënt behartigd en diens standpunt correct weergegeven.

 

4 BEOORDELING

4.1 Nu de klacht gericht is tegen de advocaat van klagers wederpartij heeft te gelden de door het Hof van Discipline gehanteerde maatstaf dat de advocaat van de wederpartij een grote mate van vrijheid toekomt de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem goeddunkt. Die vrijheid is niet onbeperkt; deze kan onder meer ingeperkt worden indien de advocaat (1) zich onnodig grievend uitlaat over de wederpartij, (2) feiten poneert waarvan hij weet of redelijkerwijs kan weten dat zij in strijd met de waarheid zijn, of indien (3) de advocaat (anderszins) bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij onnodig of onevenredig schaadt zonder dat daarmee een redelijk doel wordt gediend. Met betrekking tot de onder (2) genoemde beperking moet voorts in het oog worden gehouden dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid van dat feitenmateriaal en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. De voorzitter zal het optreden van verweerder derhalve aan de hand van deze maatstaf beoordelen.

4.2 Klager heeft reeds eerder geklaagd over het feit dat verweerder in de procedure(s) tussen klager en verweerders cliënte in strijd heeft gehandeld met het bepaalde in gedragsregel 30. Over de handelwijze van verweerder tijdens de zitting op 2 maart 2015 heeft klager nog niet eerder geklaagd. De klacht is dan ook ontvankelijk.

4.3 Het is niet aan de tuchtrechter om een oordeel te geven over de stellingen van partijen in een gerechtelijke procedure. Het oordeel daarover is voorbehouden aan de rechter in de desbetreffende procedure. Indien de stelling van verweerder onjuist is, had klager die stelling in de procedure bij het gerechtshof dienen te weerleggen.

4.4 Van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen kan in dit verband eerst sprake zijn als verweerder het voorgaande heeft gesteld, terwijl hij wist, althans behoorde te weten dat de stelling onjuist is. Voor het bewijs van die wetenschap is hetgeen klager ter onderbouwing daarvan heeft aangevoerd niet voldoende. Om die reden is niet gebleken dat verweerder de hiervoor bedoelde hem toekomende ruime mate van vrijheid te buiten is gegaan.

4.5 Evenmin is gebleken dat verweerder zich in enig ander opzicht niet heeft gedragen zoals een behoorlijk advocaat betaamt.

4.6 Gelet op het vorenstaande zal de voorzitter de klacht kennelijk ongegrond.

 

BESLISSING

De voorzitter verklaart de klacht kennelijk ongegrond.

 

Aldus gewezen door mr. M.F. Baaij, voorzitter, met bijstand van mr. M. Boender-Radder als griffier op 10 november 2015.

griffier     voorzitter

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Deze beslissing is in afschrift op 11 november 2015 per aangetekende post verzonden aan:

- klager 

en per gewone post aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag  

Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klager en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag binnen 30 dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort Den Haag, Postbus 85491, 2508 CD Den Haag (fax: 088-2053707). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 30 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de Raad van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.