Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

13-10-2015

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2015:302

Zaaknummer

15-397/DH/RO

Inhoudsindicatie

Klacht van client jegens advocaat.

Inhoudsindicatie

Klaagster verwijt verweerder dat hij onjuistheden heeft vermeld in het formulier “Voorstel verdeling en verrekenen”. Verweerder heeft gesteld dat hij dit formulier met klaagster heeft besproken en aan klaagster heeft toegestuurd. Uit de stukken kan niet worden vastgesteld dat verweerder onjuistheden zou hebben vermeld op het formulier. Dat de rechtbank in sommige gevallen een voor klaagster ongunstige beslissing neemt, kan klaagster verweerder niet verwijten. Verweerder heeft gemotiveerd gesteld dat hij niet wist dat klaagster de aandelen toebedeeld wilde krijgen en niet slechts de helft van de waarde ervan. Klaagster zou daar op de zitting ook niet over hebben gesproken.

Inhoudsindicatie

Klacht kennelijk ongegrond

Uitspraak

De voorzitter van de Raad van Discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennis genomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam van 17 september 2015 met kenmerk R 2015/88 cij, door de raad ontvangen op 19 september 2015, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

 

1 FEITEN

1.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

1.2 Klaagster is in een echtscheidingsprocedure in eerste aanleg bijgestaan door verweerder.

1.3 De behandeling van het verzoek tot echtscheiding heeft plaatsgevonden op 23 juni 2014.

1.4 Bij beschikking van 8 augustus 2014 heeft de Rechtbank Rotterdam de echtscheiding uitgesproken en heeft de rechtbank geoordeeld over de nevenverzoeken.

1.5 Bij brief van 25 december 2014 heeft klaagster zich bij de deken beklaagd over verweerder.

 

2 KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Meer in het bijzonder verwijt klaagster verweerder dat hij:

a. belangrijke documenten niet aan klaagster heeft toegestuurd of met aanzienlijke vertraging. Het verweerschrift gedateerd 2 mei 2014 is pas op 11 juni 2014 naar klaagster gestuurd, 11 dagen voor de zitting. Hierdoor had klaagster onvoldoende tijd om tijdig, grondig en inhoudelijk op het verweerschrift te kunnen reageren. Verweerder heeft klaagster niet tijdig het concept ouderschapsplan toegestuurd. Verweerder heeft klaagster niet geïnformeerd over de stukken die zijn ingediend door de wederpartij. De houding van verweerder heeft bijgedragen tot misverstanden;

b. stukken heeft ingediend die niet in het belang van klaagster zijn. In het door verweerder ingediende formulier “voorstel verdeling en verrekenen” staan onjuistheden vermeld. De rechtbank heeft haar beslissing gebaseerd op het ingediende formulier, hetgeen resulteerde in een onrechtvaardige beslissing;

c. niet duidelijk, niet consequent of overtuigend de situatie aan de rechtbank heeft uitgelegd met betrekking tot de huurrecht toedeling, de verbonden kostenvergoeding oplevering echtelijke woning en verhuiskosten. Volgens de uitspraak dient klaagster de huurrechten over te nemen en de opleveringskosten volledig alleen te betalen;

d. meerdere van klaagsters stellingen niet bij de rechtbank naar voren heeft gebracht en klaagsters verzoeken niet serieus heeft genomen en genegeerd. Klaagster heeft hierdoor schade geleden;

e. klaagster niet heeft gewezen op de mogelijkheid om een verzoek voorlopige voorzieningen in te dienen. Klaagster had verweerder op 20 januari 2014 geïnformeerd over de mogelijkheid om “voorlopige alimentatie aan te vragen”. Klaagster heeft op 28 februari 2014 gevraagd om een spoedprocedure te beginnen. Eerst op 15 april 2014 heeft klaagster van verweerder bericht ontvangen met de mededeling: “Ik zal het verzoekschrift voorlopige voorzieningen opstellen. Daar heb ik wel een paar dagen voor nodig …”. ;

f. haar onvoldoende heeft geïnformeerd over de begrippen “draagkracht”, “Hofnormen van 60%” en “levensbehoeften”;

g. documenten die vertaald moesten worden te laat naar het vertaalbureau heeft gestuurd, waardoor een belangrijk document niet op tijd was vertaald en één dag voor de zitting naar de rechtbank werd gestuurd. Als gevolg hiervan is dit document bij de beoordeling door de rechtbank niet meegenomen. De rechtbank heeft hierdoor een onjuiste overweging opgenomen in het vonnis. Als gevolg hiervan moest klaagster in hoger beroep komen;

h. klaagster niet voldoende, althans niet duidelijk genoeg heeft geïnformeerd over het Nederlands recht, de echtscheidingsprocedure en over haar kansen in een procedure. Klaagster had hierdoor emotionele stress en angst. Verweerder zou in een telefoongesprek tegen klaagster hebben gezegd dat hij voor een pro-deo advocaat hard genoeg heeft gewerkt.

 

3 VERWEER

3.1 Ten aanzien van klachtonderdeel a

Verweerder heeft gesteld dat hij zijn excuses aan klaagster heeft aangeboden voor het pas op 11 juni 2014 doorsturen van het verweerschrift. Dit werd veroorzaakt door een misverstand op het kantoor van verweerder. Op dit verweerschrift was geen nadere reactie van klaagster aan de rechtbank nodig. Verweerder heeft klaagster voorgehouden dat op de zitting de stellingen van de wederpartij konden worden weersproken. Klaagster heeft niet nader toegelicht waarom zij door de te late toezending in haar belang is getroffen. Het (concept-)ouderschapsplan heeft verweerder van klaagster ontvangen, zodat naar de mening van verweerder het verwijt van klaagster op dit punt niet terecht is.

3.2 Ten aanzien van klachtonderdeel b

Verweerder heeft gesteld dat hij het formulier “voorstel boedelverdeling/  verrekening” telefonisch met klaagster heeft besproken en dat hij het formulier op 10 maart 2014 aan haar heeft verstuurd. Overal is op het formulier aangegeven dat er tussen partijen geen overeenstemming bestond. Toedeling van bepaalde zaken betekent niet dat klaagster niet zou meedelen in de waarde ervan.

Verweerder heeft voorts gesteld dat hij niet bekend was met klaagsters wens de aandelen toebedeeld te krijgen en niet slechts de helft van de waarde van de aandelen. Klaagster heeft daar evenmin op de zitting over gesproken. Op de zitting heeft verweerder bepleit dat klaagsters woning in Moskou buiten de gemeenschap viel en daarom ook niet voor verrekening in aanmerking kam. Dat was ook de reden dat hij het onroerende goed niet in het formulier heeft opgenomen.

3.3 Ten aanzien van klachtonderdeel c

 Verweerder heeft gesteld dat klaagster steeds aan hem te kennen heeft gegeven, dat zij in de echtelijke woning wilde blijven wonen.

3.4 Ten aanzien van klachtonderdeel d.

 Verweerder heeft ten aanzien van dit klachtonderdeel gesteld dat hij namens klaagster de rechtbank heeft verzocht om vergoeding van de kosten van de orthodontistische behandeling. Voor wat betreft de alimentatie voor de hond en de herinrichting van de kamer van de zoon, heeft verweerder klaagster uitgelegd dat dat geen haalbare zaak was. Klaagster heeft zich daarbij naar de mening van verweerder neergelegd.

3.5 Ten aanzien van klachtonderdeel e

 Verweerder heeft aangevoerd dat hij klaagster meermaals heeft medegedeeld dat een voorlopige voorziening mogelijk was. Aanvankelijk schrok klaagster echter voor indiening terug, omdat haar (voormalige) echtgenoot haar nog steeds financieel ondersteunde. Uiteindelijk is het verzoekschrift ingediend, maar werd de behandeling ervan achterhaald doordat de rechtbank in de bodemprocedure een zitting bepaalde die nagenoeg samenviel met de zitting van de voorlopige voorzieningenprocedure.

3.6 Ten aanzien van klachtonderdeel f

 Verweerder heeft gesteld dat hij klaagster heeft getracht uit te leggen wat behoefte, draagkracht en Hofnorm te betekenen hadden. Verweerder heeft de hoogte van de verzochte partneralimentatie met klaagster afgestemd. Verweerder is van mening dat klaagster op geen enkele manier in haar belangen is geschaad.

3.7 Ten aanzien van klachtonderdeel g

 Verweerder heeft aangevoerd dat het vertaalbureau 17 door klaagster aangeleverde stukken kosteloos heeft vertaald. Daarvan zijn er 16 tijdig bij de rechtbank ingediend. Eén document bleek te zijn achtergebleven en is later alsnog door het vertaalbureau gestuurd en onmiddellijk aan de rechtbank doorgezonden. Tegen deze overlegging is noch door de advocaat van de wederpartij en evenmin door de rechtbank bezwaar gemaakt. Klaagster is hierdoor niet in haar verdediging geschaad. Bovendien is verweerder van mening dat een nalatigheid van het vertaalbureau niet aan hem kan worden verweten.

3.8 Ten aanzien van klachtonderdeel h

Verweerder is van mening dat dit verwijt te algemeen is gesteld. Verweerder heeft heel veel tijd aan klaagsters zaak besteed en heeft zich volledig voor haar ingezet. Verweerder heeft betwist de stelling van klaagster dat hij tegen haar gezegd zou hebben dat hij als pro-deo advocaat niet hard zou gaat lopen voor klaagster.

 

4 BEOORDELING

4.1 De nieuwe Advocatenwet is van toepassing op klachten die op of na 1 januari 2015 zijn ingediend bij de deken. De onderhavige klacht is voor 1 januari 2015 ingediend bij de deken en wordt door de (voorzitter van de) Raad van Discipline derhalve behandeld en beoordeeld op grond van de oude Advocatenwet, zoals die tot 1 januari 2015 gold. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de oude Advocatenwet bedoeld.

4.2 Ten aanzien van klachtonderdeel a

Uit de stukken volgt dat klaagster het verweerschrift 11 dagen voor de behandeling ter zitting heeft ontvangen. Op een dergelijk stuk kan en dient ter gelegenheid van de zitting worden gereageerd, waartoe klaagster ook de gelegenheid heeft gehad. Het verwijt van klaagster dat verweerder zich tijdens de zitting onvoldoende voor haar zou hebben ingezet, is door verweerder betwist en door klaagster niet nader onderbouwd, zodat de juistheid van dit verwijt niet kan worden vastgesteld. Verweerder heeft bovendien zijn excuses aangeboden voor de late toezending van het verweerschrift. Voor wat betreft het ouderschapsplan is waarschijnlijk sprake van een misverstand. De advocaat van de wederpartij heeft geen ouderschapsplan ingediend bij het verzoek tot echtscheiding. Dit blijkt uit de beschikking van de rechtbank. Verweerder heeft het klaagster dan ook niet toegestuurd. Verweerder heeft wel klaagster per mail gevraagd het ouderschapsplan toe te sturen, hetgeen klaagster ook heeft gedaan.

4.3 Ten aanzien van klachtonderdelen b, c en d

Klaagster verwijt verweerder dat hij onjuistheden heeft vermeld in het formulier “Voorstel verdeling en verrekenen”. Verweerder heeft gesteld dat hij dit formulier met klaagster heeft besproken en aan klaagster heeft toegestuurd. Uit de stukken kan niet worden vastgesteld dat verweerder onjuistheden zou hebben vermeld op het formulier. Dat de rechtbank in sommige gevallen een voor klaagster ongunstige beslissing neemt, kan klaagster verweerder niet verwijten. Verweerder heeft gemotiveerd gesteld dat hij niet wist dat klaagster de aandelen toebedeeld wilde krijgen en niet slechts de helft van de waarde ervan. Klaagster zou daar op de zitting ook niet over hebben gesproken. Op grond van de stukken kan niet worden vastgesteld dat verweerder van dit gegeven op de hoogte had moeten zijn. Klaagster heeft voorts gesteld dat verweerder de rechtbank over een aantal zaken onjuist heeft ingelicht. Verweerder heeft deze stelling betwist en is van mening dat hij de zaken voor klaagster heeft bepleit conform hetgeen klaagster wenste. Voor wat betreft het onroerend goed in het buitenland viel dat in de visie van verweerder buiten de verdeling, reden waarom verweerder de woning niet heeft opgenomen in het formulier.

Op basis van de verstrekte informatie kan niet worden vastgesteld dat verweerder onjuist heeft gehandeld. 

Voor zover klaagster meent dat zij door het handelen dan wel nalaten van verweerder schade heeft geleden, dien zij zich te wenden tot de civiele rechter. De tuchtrechter is niet bevoegd over een vordering tot schadevergoeding een oordeel te geven.

4.4 Ten aanzien van klachtonderdeel e

Uit de stukken volgt dat dit  verwijt onterecht is. Verweerder heeft onbetwist gesteld dat klaagster aanvankelijk terugschrok voor indiening van een voorlopige voorziening.

4.5 Ten aanzien van klachtonderdeel f

Op basis van de stukken en de tegenstrijdige standpunten van partijen kan niet worden vastgesteld dat verweerder klaagster onvoldoende heeft geïnformeerd over de begrippen “draagkracht”, “Hofnormen van 60%” en “behoefte”.

4.6 Ten aanzien van klachtonderdeel g

Het document waar het in casu om gaat, betreft het bewijsstuk van eigendom van het appartement in Moskou. Op basis van de stukken kan niet worden vastgesteld of klaagster in haar belangen is geschaad door de te late toezending van dit stuk. Het is juist dat het appartement niet in het formulier “verdelen en verrekenen” is opgenomen, waarmee de stelling van verweerder wordt bevestigd, dat hij het standpunt heeft ingenomen dat het appartement buiten de verdeling viel. Dat de Rechtbank hierover uiteindelijk anders heeft geoordeeld, kan verweerder niet worden verweten.

4.7 Ten aanzien van klachtonderdeel h

De feiten die klaagster aan dit klachtonderdeel ten grondslag heeft gelegd, zijn niet vast komen te staan, nu deze betwist worden door verweerder en klaagster dit klachtonderdeel niet nader heeft onderbouwd.

4.8 Gelet op het vorenstaande zal de voorzitter de klacht kennelijk ongegrond verklaren.

 

BESLISSING

De voorzitter verklaart de klacht kennelijk ongegrond.

 

Aldus gewezen door mr. M.F. Baaij, voorzitter, met bijstand van mr. M. Boender-Radder als griffier op 13 oktober 2015.

griffier     voorzitter

 

 

 

 

 

 

 

Deze beslissing is in afschrift op 15 oktober 2015 per aangetekende post verzonden aan:

- klaagster 

en per gewone post aan:

- klaagster

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam

Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klager en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort Den Haag, Postbus 85491, 2508 CD Den Haag (fax: 088-2053707). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de Raad van Discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet mogelijk.