Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

26-10-2015

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2015:301

Zaaknummer

15-366 DH/RO

Inhoudsindicatie

Klacht kennelijk niet-ontvankelijk. Ne bis in idem

Uitspraak

De plaatsvervangend voorzitter van de Raad van Discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennis genomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam van 31 augustus 2015 met kenmerk R 2015/73 ml, door de raad ontvangen op 1 september 2015, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

 

1 FEITEN

1.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

1.2 In de periode 2009 – 2013 heeft verweerster diverse zaken voor klager in behandeling genomen.

1.3 Het betreft onder meer een klacht tegen niet-vervolging door het Openbaar Ministerie en een geschil tegen B GGZ.

1.4 De eerste kwestie zag op een voorval waarbij klager mishandeld is en waarbij de Officier van Justitie besloot af te zien van vervolging. Die beslissing zou verband houden met het oordeel van het Openbaar Ministerie dat sprake was van een familievete.

1.5 De kwestie met B GGZ zag op door klager ondergane opnames in 2002, 2004 en 2005. Tijdens die opnames heeft klager gedwongen medicatie moeten ondergaan. Klager wilde in verband hiermee een rechtszaak tegen B GGZ aanspannen.

1.6 Klager heeft eerder op 5 augustus 2013 een klacht ingediend tegen verweerster, naar aanleiding van de behandeling door haar van de hiervoor genoemde zaken.

1.7 Deze klacht is op 27 oktober 2014 door de Raad van Discipline ongegrond bevonden. Het Hof van Discipline heeft op 13 april 2015 de beslissing van de Raad bekrachtigd.

1.8 Op 15 april 2015 heeft klager opnieuw een klacht tegen verweerster ingediend.

 

2 KLACHT

De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Meer in het bijzonder verwijt klager verweerster dat zij zou hebben gefraudeerd en de Raad voor Rechtsbijstand zou hebben opgelicht in de zaken die zij voor klager heeft behandeld en waarvoor zij toevoegingen had aangevraagd.

 

3 VERWEER

3.1 Verweerster is van mening dat sprake is van een herhaalde klacht. Zij geeft aan dat misschien het woord fraude niet is genoemd in de beslissingen van de Raad en het Hof van Discipline, maar dat dat woord tijdens de behandeling ter zitting wel door klager is gebruikt.

3.2 Verweerster heeft als bijlagen diverse documenten overgelegd, waaruit blijkt welke dossiers zij van klager in behandeling heeft gehad en welke toevoegingen zij voor klager heeft aangevraagd. Ook heeft zij rekening en verantwoording afgelegd over de financiële kant van deze zaken.

3.3 Verweerster heeft voorts gesteld dat zij altijd op klagers klachten heeft gereageerd en haar medewerking heeft verleend aan de behandeling daarvan. Zij meent dan ook dat nu klagers klachten van de door haar behandelde zaken zijn afgerond door de Raad en het Hof van Discipline, klager niet weer opnieuw kan beginnen.

3.4 Verweerster meent dan ook dat klager niet-ontvankelijk is in zijn klacht.

 

4 BEOORDELING

4.1 Op basis van de stukken kan worden vastgesteld dat sprake is van een herhaalde klacht.

4.2 Verweerster heeft in haar verweer naar voren gebracht dat klagers beschuldigingen dat zij frauduleus (valse declaraties) zou hebben gehandeld wel degelijk in de eerdere klachtbehandeling is meegenomen door de Raad en het Hof van Discipline, maar dat het woord fraude niet in de beslissingen is opgenomen. Verweerster heeft er tevens op gewezen dat klager ook eerder in zijn brieven heeft geklaagd over onterechte declaraties.

4.3 Verweerster heeft in haar verweer nogmaals rekening en verantwoording afgelegd. Niet valt in te zien dat verweerster frauduleus heeft gehandeld. Afgezien daarvan is hier wel sprake van een herhaalde klacht. Zowel de Raad van Discipline als het Hof van Discipline hebben zich over de eerder ingediende klachten reeds uitgesproken.

4.4 Gelet op het vorenstaande zal de voorzitter de klacht kennelijk niet-ontvankelijk verklaren.

 

BESLISSING

De voorzitter verklaart de klacht kennelijk niet-ontvankelijk.

Aldus gewezen door mr. A.W. Beelaerts van Blokland, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. M. Boender-Radder als griffier op 26 oktober 2015.

griffier    voorzitter

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Deze beslissing is in afschrift op 29 oktober 2015 per aangetekende post verzonden aan:

- klager 

en per gewone post aan:

- klager

- verweerster

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam. 

Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klager en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam binnen 30 dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort Den Haag, Postbus 85491, 2508 CD Den Haag (fax: 088-2053707). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 30 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de Raad van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.