Rechtspraak
Uitspraakdatum
02-12-2015
ECLI
ECLI:NL:TADRSGR:2015:326
Zaaknummer
15-477 DH/RO
Inhoudsindicatie
Klager maakt verweerder ernstige verwijten, maar heeft de juistheid van deze verwijten op geen enkele wijze aangetoond. Indien tussen een advocaat en zijn cliënt verschil van mening bestaat over de wijze waarop de zaak moet worden behandeld en dit geschil niet in onderling overleg kan worden opgelost, dient de advocaat zich terug te trekken. Nu er wederzijds geen vertrouwen meer was, heeft verweerder zich terecht teruggetrokken uit de zaak. Gelet op de stukken heeft verweerder dit op een zorgvuldige wijze gedaan. Verweerder heeft hiermee niet tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld.
Inhoudsindicatie
Klacht kennelijk ongegrond verklaren.
Uitspraak
De plaatsvervangend voorzitter van de Raad van Discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennis genomen van de brief van 16 oktober 2015 van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam met kenmerk R 2015/95 cij, door de raad ontvangen op 22 oktober 2015, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.
1 FEITEN
1.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.
1.2 Klager is begin 2012 door het Juridisch Loket verwezen naar verweerder om te worden bijgestaan in een strafzaak.
1.3 Bij brief van 8 maart 2012 heeft verweerder klager laten weten zijn bijstand voor klager te beëindigen.
1.4 Op 13 maart 2012 heeft een zitting plaatsgevonden bij de politierechter.
1.5 Verweerder heeft op 29 februari 2012 een brief aan de politierechter gestuurd met een aantal producties, maar heeft klager niet meer bijgestaan ter zitting van 13 maart 2012.
1.6 Klager heeft reeds eerder op 18 januari 2013 een klacht ingediend tegen verweerder.
1.7 Naar aanleiding van deze klacht heeft de voormalig deken klager uitgenodigd voor een bespreking om zijn klacht nader toe te lichten.
1.8 De deken heeft klager bij brief van 5 februari 2013 gevraagd of de klacht in behandeling moest worden genomen.
1.9 Klager heeft daarop niet meer gereageerd.
1.10 Op 13 mei 2015 heeft klager de deken verzocht zijn klacht onmiddellijk door te geleiden naar de Raad van Discipline.
1.11 De deken heeft klager bij brief van 18 mei 2015 laten weten dat de klacht niet door hem was onderzocht.
1.12 Op 11 juni 2015 heeft bij de deken een bespreking plaatsgevonden waarin is afgesproken dat klager de klacht nader zou motiveren en zou toesturen.
1.13 Bij brief van 15 juni 2015 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerder.
2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Meer in het bijzonder verwijt klager verweerder dat hij:
a. een 7-tal producties heeft verduisterd met de bedoeling gezagdragers te dekken en klager ten onrechte te laten veroordelen;
b. een complot heeft gesmeed met het openbaar ministerie;
c. willens en wetens een door de zaakofficier van justitie gepleegd ambtsmisdrijf heeft verzwegen, hetgeen strafbaar is;
d. de rechtsgang heeft geschonden. Verweerder heeft willens en wetens de rechter misleid;
e. klagers verdediging in zeer ernstige mate heeft geschaad;
f. de Advocatenwet heeft geschonden.
Klager is ten onrechte veroordeeld door de gedragingen van verweerder. Hij is daardoor ernstig in zijn persoonlijke levenssfeer en zijn rechtsgevoel aangetast. Klager heeft een trauma aandoening opgelopen door de gedraging/misdraging van verweerder.
3 VERWEER
3.1 Verweerder heeft aangegeven dat hij klager in 2012 voor een korte periode heeft bijgestaan in een strafzaak waarbij door de officier van justitie te Rotterdam aangifte is gedaan, onder meer wegens belaging.
3.2 Verweerder heeft op een gegeven moment besloten zijn verdediging voor klager neer te leggen omdat er wederzijds geen vertrouwen (meer) was.
3.3 Verweerder heeft betwist dat hij stukken zou hebben achtergehouden.
3.4 Verweerder heeft verwezen naar pagina 5, proces-verbaal van de terechtzitting van 13 maart 2012, waaruit volgt dat de politierechter constateert dat verweerder geen producties heeft verduisterd.
4 BEOORDELING
4.1 De voorzitter ziet aanleiding de klachtonderdelen gezamenlijk en in onderlinge samenhang te beoordelen. Klager heeft op 18 januari 2013 een klacht tegen verweerder ingediend, maar aan deze klacht twee jaar geen gevolg gegeven, ook niet nadat de toenmalig deken hem om een standpuntbepaling had verzocht. Klager heeft zijn klacht opnieuw ingediend op 15 juni 2015. De voorzitter zal deze laatste datum aanhouden als het moment waarop het onderzoek naar de klacht is aangevangen.
4.2 Gelet op de stukken kan niet worden vastgesteld dat verweerder 7 producties heeft verduisterd. Verweerder heeft tegen dit klachtonderdeel gemotiveerd verweer gevoerd en verwezen naar het proces-verbaal van 13 maart 2012 van de politierechter, waarin de politierechter verklaart dat de betreffende brief met bijlagen volledig is.
4.3 Van een complot tussen verweerder en het openbaar ministerie is op basis van de stukken niet gebleken. Klager heeft de juistheid van dit verwijt niet aannemelijk gemaakt. Evenmin zijn er aanwijzingen, waaruit zou moeten volgen dat verweerder andere belangen heeft behartigd dan die van klager in de korte periode dat hij klager als advocaat heeft bijgestaan.
4.4 Klager maakt verweerder ernstige verwijten, maar heeft de juistheid van deze verwijten op geen enkele wijze aangetoond. Indien tussen een advocaat en zijn cliënt verschil van mening bestaat over de wijze waarop de zaak moet worden behandeld en dit geschil niet in onderling overleg kan worden opgelost, dient de advocaat zich terug te trekken. Nu er wederzijds geen vertrouwen meer was, heeft verweerder zich terecht teruggetrokken uit de zaak. Gelet op de stukken heeft verweerder dit op een zorgvuldige wijze gedaan. Verweerder heeft hiermee niet tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld.
4.5 Gelet op het vorenstaande zal de voorzitter de klacht kennelijk ongegrond verklaren.
BESLISSING
De voorzitter verklaart de klacht kennelijk ongegrond.
Aldus gewezen door mr. C.H. van Breevoort-de Bruin, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. M. Boender-Radder als griffier op 2 december 2015.
griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 4 december 2015 per aangetekende post verzonden aan:
- klager
en per gewone post aan:
- klager
- verweerder
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam.
Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klager en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam binnen 30 dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort Den Haag, Postbus 85491, 2508 CD Den Haag (fax: 088-2053707). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 30 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de Raad van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.