Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

25-06-2018

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2018:135

Zaaknummer

17-769/DH/DH

Inhoudsindicatie

Beslissing op verzet. Verzet ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag

van 25 juni 2018

in de zaak 17-769/DH/DH

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van

21 november 2017 op de klacht van:

 

klaagster

 

tegen:

 

verweerder

 

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief van 19 januari 2017 heeft klaagster bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.

1.2    Bij brief aan de raad van 20 september 2017 met kenmerk K026 2017 dk/mk, door de raad op diezelfde datum ontvangen, heeft de deken de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3    Bij beslissing van 21 november 2017 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna: de voorzitter) de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 21 november 2017 is verzonden aan klaagster.

1.4    Bij e-mail van 21 december 2017, door de raad op diezelfde datum ontvangen, heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.5    Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 30 april 2017 in aanwezigheid van klaagster en verweerder.

1.6    De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede van het verzetschrift van klaagster van 21 december 2017.

 

2    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht en het verzet wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan.

Opdrachtbevestiging

2.1    Bij e-mail van 26 juli 2016  heeft verweerder klaagster en haar (thans) ex-echtgenoot als volgt bericht:

“(…) Geachte [ex-echtgenoot van klaagster], geachte [klaagster],

(…) Ik leg voorts vast, dat ik u heb medegedeeld, dat ik bereid ben om uw zaak te behartigen op basis van het gebruikelijke uurtarief (…). [Ex-echtgenoot van klaagster] heeft uitdrukkelijk aangegeven, bereid te zijn om de kosten van de procedure voor zijn rekening te nemen.

(…) Ik leg voorts vast, dat u bij mij in behandeling heeft gegeven een strafzaak van [klaagster]. Deze dient op 2 september aanstaande. Ik ben bereid om mevrouw hierbij bij te staan. Zulks onder dezelfde voorwaarden. Ik zal in die zaak het Openbaar Ministerie en de rechtbank laten weten dat ik voor mevrouw optreed. (…)

U heeft mij medegedeeld, dat u op het moment dat de politie binnenviel en de kinderen meenam niet op de hoogte was van enig besluit op grond waarvan de kinderen bij u weggehaald zouden kunnen worden. Vandaar dat u zich heeft verzet. (…)”

Verweer tegen uithuisplaatsing en ondertoezichtstelling

2.2    Bij beschikking van 18 juli 2016 heeft de kinderrechter in de rechtbank Den Haag (hierna: de kinderrechter) de minderjarige kinderen van klaagster en haar ex-echtgenoot tot 28 juli 2016 voorlopig onder toezicht gesteld en is een machtiging verleend de kinderen voor de duur van de voorlopige ondertoezichtstelling uit huis te plaatsen in een voorziening voor pleegzorg. De behandeling van het verzoek is voor het overige aangehouden tot de terechtzitting van 27 juli 2016, teneinde de belanghebbenden omtrent het verzoek te horen.

2.3    Op 27 juli 2016 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld. Klaagster en haar ex-echtgenoot zijn op die zitting verschenen, bijgestaan door verweerder.

2.4    Bij beschikking van 27 juli 2016 heeft de kinderrechter de kinderen van 28 juli 2016 tot 18 oktober 2016 voorlopig onder toezicht gesteld en de behandeling van het verzoek tot ondertoezichtstelling voor het overige aangehouden.

2.5    Bij brief van 7 september 2016 heeft de griffier van de rechtbank Den Haag verweerder opgeroepen voor de voortgezette behandeling op 11 oktober 2016. Klaagster, haar ex-echtgenoot en verweerder waren op die zitting aanwezig.

2.6    Bij beschikking van 11 oktober 2016 heeft de kinderrechter de kinderen van 11 oktober 2016 tot 11 oktober 2017 onder toezicht gesteld. In die beschikking wordt verweerder genoemd als advocaat van klaagster en haar ex-echtgenoot.

Verweer in de strafzaak

2.7    Op 18 oktober 2016 is in een jegens klaagster aanhangig gemaakte strafzaak haar ex-echtgenoot als getuige gehoord door de rechter-commissaris in de rechtbank Den Haag. Uit het proces-verbaal van dat getuigenverhoor blijkt dat verweerder tijdens dat verhoor optrad als raadsman van klaagster.

Klacht

2.8    Bij brief van 19 januari 2017 heeft klaagster bij de deken een klacht ingediend over verweerder.

 

3    KLACHT EN VERZET

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a)    hij in twee zaken is opgetreden als advocaat van klaagster, zonder dat zij daarvoor toestemming heeft gegeven;

b)    hij de belangen van klaagster in de twee zaken niet goed heeft behartigd en mogelijk zelfs heeft geschaad.

3.2    Klaagster heeft haar klacht als volgt toegelicht. De ex-echtgenoot van klaagster wilde haar schade berokkenen en heeft daarvoor de hulp van verweerder ingeschakeld. Klaagster beheerst de Nederlandse taal niet goed en haar ex-echtgenoot juist wel. In de eerste zaak heeft verweerder opgetreden in het belang van de ex-echtgenoot van klaagster, om de kinderen terug te halen nadat zij waren meegenomen door de Kinderbescherming. De tweede zaak betreft een strafzaak waarin klaagster verdachte was. Verweerder heeft haar verdedigd zonder dat klaagster daarvan op de hoogte was - totdat zij het vonnis zag. Verweerder had meer contact met klaagster moeten zoeken in plaats van louter met haar ex-echtgenoot te spreken, met wie zij geen goede verstandhouding heeft.

3.3    De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in dat klaagster zich niet kan verenigen met de beslissing van de voorzitter en de gronden waarop deze berust.

 

4    VERWEER

4.1    Verweerder heeft zich gemotiveerd tegen de klacht en het verzet verweerd. Het verweer komt hierna – waar nodig – aan de orde bij de beoordeling.

 

5    BEOORDELING

5.1    De raad is van oordeel dat de voorzitter bij de beoordeling van de klacht de juiste maatstaf heeft toegepast en alle relevante omstandigheden van het geval bij zijn oordeel heeft betrokken. Klaagster heeft in het verzet geen feiten of omstandigheden aangevoerd die tot een ander oordeel zouden moeten leiden. De voorzitter heeft de klacht terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond verklaard. Het verzet moet daarom ongegrond worden verklaard.

 

BESLISSING

De raad van discipline:

-    verklaart het verzet ongegrond.

 

Aldus beslist door mr. M.P.J.G. Göbbels, voorzitter, mrs. M.G. van den Boogerd en P.J.E.M. Nuiten, leden, bijgestaan door mr. N.M. van Trijp als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 25 juni 2018.