Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

25-06-2018

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2018:134

Zaaknummer

17-738/DH/RO

Inhoudsindicatie

Beslissing op verzet. Verzet ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag

van 25 juni 2018

in de zaak 17-738/DH/RO

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van

5 december 2017 op de klacht van:

 

klager

 

tegen:

 

verweerder

 

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief van brief van 7 december 2016 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.

1.2    Bij brief aan de raad van 11 september 2017 met kenmerk R 2017/79 cij/mb, door de raad ontvangen op 12 september 2017, heeft de deken de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3    Bij beslissing van 5 december 2017 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna: de voorzitter) de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 5 december 2017 is verzonden aan klager.

1.4    Bij faxbrief van 20 december 2017, door de raad op diezelfde datum ontvangen, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.5    Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 30 april 2018 in aanwezigheid van klager en verweerder.

1.6    De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede van het verzetschrift van klager van 20 december 2017.

 

2    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht en het verzet wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan.

2.1    Klager is c.q. was verwikkeld in een juridisch geschil met een voormalig kantoorgenote. Verweerder heeft namens die kantoorgenote een kort geding bij de rechtbank Rotterdam aanhangig gemaakt om door klager gelegde conservatoire beslagen op te heffen.

2.2    Bij brief van 7 december 2016 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerder.

2.3    Bij vonnis in kort geding van 30 december 2016 heeft de voorzieningenrechter in de rechtbank Rotterdam de vorderingen van de cliënte van verweerder afgewezen en haar, als de in het ongelijk gestelde partij, veroordeeld in de kosten van het geding.

 

3    KLACHT EN VERZET

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a)    hij in de door hem opgestelde dagvaarding diverse stellingen niet met bewijs heeft onderbouwd;

b)    hij in de door hem opgestelde dagvaarding onjuiste informatie heeft verstrekt;

c)    hij zich in de door hem opgestelde dagvaarding onnodig grievend over klager heeft uitgelaten;

d)    hij heeft nagelaten het exploot behorende bij de dagvaarding op een behoorlijke wijze in te vullen, zodat het een nietig exploot betreft;

e)    hij hetgeen onder randnummer 4 van de dagvaarding is opgenomen verkeerd geknipt en geplakt heeft;

f)    hij in het kort geding heeft nagelaten enige stelling deugdelijk te onderbouwen, zodat klager onnodige kosten heeft moeten maken voor een kansloze procedure.

3.2    De klachtonderdelen a) tot en met c) hebben specifiek betrekking op de punten c., d., h. en 18 uit de dagvaarding.

3.3    Volgens klager heeft verweerder in strijd gehandeld met de gedragsregels 1, 3, 17, 30 en 31.

3.4    De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in dat klager zich niet kan verenigen met de beslissing van de voorzitter en de gronden waarop deze berust. Volgens klager is de voorzittersbeslissing niet voorzien van een motivering zoals bedoeld in artikel 46j lid 2 Advocatenwet. Bovendien is de beslissing in strijd met de thans geldende jurisprudentie van de raad van discipline, aldus klager.

 

4    VERWEER

4.1    Verweerder heeft zich gemotiveerd tegen de klacht en het verzet verweerd. Het verweer komt hierna – waar nodig – aan de orde bij de beoordeling.

 

5    BEOORDELING

5.1    De raad volgt klager niet in zijn stelling dat de voorzitter haar beslissing niet, althans onvoldoende heeft gemotiveerd. Deze motivering is immers opgenomen bij randnummers 4.3, 4.4, 4.6 en 4.8 van de voorzittersbeslissing. De raad verenigt zich met deze motivering door de voorzitter. Naar het oordeel van de raad heeft de voorzitter bij de beoordeling van de klacht de juiste maatstaf toegepast en alle relevante omstandigheden van het geval bij haar oordeel betrokken. Klager heeft in het verzet geen feiten of omstandigheden aangevoerd die tot een ander oordeel zouden moeten leiden. De voorzitter heeft de klacht terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond verklaard. Het verzet moet daarom ongegrond worden verklaard.

 

BESLISSING

De raad van discipline:

-    verklaart het verzet ongegrond.

 

Aldus beslist door mr. M.P.J.G. Göbbels, voorzitter, mrs. M.G. van den Boogerd en P.J.E.M. Nuiten, leden, bijgestaan door mr. N.M. van Trijp als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 25 juni 2018.