Rechtspraak
Uitspraakdatum
11-11-2015
ECLI
ECLI:NL:TADRSGR:2015:287
Zaaknummer
15-405 DH/RO
Inhoudsindicatie
Verweerder heeft onbetwist gesteld dat hij niet is opgeroepen voor de zitting. Voor de juistheid van klagers stellingen dat verweerder hem willens en wetens heeft laten zitten en verraden en/of een complot heeft gesmeed met het OM, zijn geen aanknopingspunten in de stukken gevonden.
Inhoudsindicatie
Hierbij komt dat niet valt in te zien op welke wijze klager in zijn verdediging zou zijn geschaad. Klager is direct na de voorgeleiding immers op vrije voeten gesteld.
Inhoudsindicatie
Klacht kennelijk ongegrond.
Uitspraak
De plaatsvervangend voorzitter van de Raad van Discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennis genomen van de brief van 21 september 2015 van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam met kenmerk R 2015/90, door de raad ontvangen op 23 september 2015, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.
1 FEITEN
1.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.
1.2 Verweerder heeft als piketadvocaat op 18 maart 2015 klager bezocht op het politiebureau, nadat deze was aangehouden in een lopende zaak op verdenking van schending van opgelegde schorsingsvoorwaarden ten aanzien van het reclasseringstoezicht.
1.3 Op 19 maart 2015 heeft de voorgeleiding van klager bij de rechter plaatsgevonden, zonder dat verweerder daarbij aanwezig was.
1.4 Op 20 maart 2015 heeft klager verweerder gebeld om te zeggen dat hij was voorgeleid zonder dat verweerder daarbij aanwezig was en dat hij weer was vrijgekomen.
1.5 Op 27 maart 2015 heeft klager verweerder op zijn kantoor gesproken.
1.6 Verweerder heeft klager aangeboden hem verder als advocaat bij te staan, maar dat aanbod heeft klager afgewezen.
1.7 Mr. J is klagers huidige advocaat.
1.8 Bij brief van 13 mei 2015 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerder.
2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Meer in het bijzonder verwijt klager verweerder dat doordat verweerder niet aanwezig was bij zijn voorgeleiding aan de raadkamer/rechter-commissaris op 19 maart 2015 hij in ernstige mate is geschaad in zijn verdediging bij de behandeling van zijn zaak.
3 VERWEER
3.1 Verweerder heeft aangevoerd dat klager onjuiste en onvolledige feiten aan de klacht ten grondslag heeft gelegd. Verweerder heeft gesteld dat hij klager op verzoek van een collega in het kader van de piketdienst op 18 maart 2015 omstreeks 20.00 uur heeft bezocht op het politiebureau.
3.2 Verweerder geeft aan dat hij klager vervolgens een half uur heeft gesproken en dat het toen nog niet duidelijk was of klager zou worden heengezonden of zou worden voorgeleid. Verweerder heeft klager zijn visitekaartje met mobiele telefoonnummer gegeven, zodat klager hem kon bellen. Verweerder heeft gesteld dat hij op zijn mobiel altijd bereikbaar is.
3.3 Verweerder heeft namens klager aan de bewakers heeft verzocht om afgifte van de schriftelijke bewijzen, die klager had moeten afgeven bij zijn aanhouding en die in de fouilleerzak terecht waren gekomen.
3.4 Verweerder heeft gesteld dat hij, toen klager hem op 20 maart 2015 belde om te zeggen dat hij in vrijheid was gesteld, hem heeft medegedeeld dat hij geen oproep van de rechtbank had gekregen. Verweerder heeft deze mededeling op klagers verzoek in een e-mail bevestigd. Verweerder geeft aan dat hij direct daarna telefonisch contact heeft opgenomen met de afdeling raadkamerzittingen en heeft aangegeven dat zijn cliënt was voorgeleid zonder dat hij was opgeroepen. De medewerker van de raadkamer heeft dit uitgezocht en aan verweerder medegedeeld dat klager zelf had aangegeven geen advocaat te hebben. Bovendien bleek de naam van verweerder niet bekend bij de raadkamer, aldus de medewerker.
3.5 Verweerder betreurt het dat hij door een ongelukkige samenloop van omstandigheden niet op de hoogte is gesteld van klagers voorgeleiding. Hij kan klagers teleurstelling daarover goed begrijpen. Verweerder is echter van mening dat hij jegens klager zorgvuldig heeft gehandeld en dat zijn bijstand aan klager op het politiebureau en zijn instructie aan klager hebben geleid tot een directe vrijlating van klagers mondelinge verweren.
3.6 Verweerder heeft voorts gesteld dat hij, voor zover sprake was van enige tekortkoming jegens klager, heeft getracht deze direct te corrigeren door klager aan te bieden zich voor hem als advocaat te stellen. Dat aanbod heeft klager niet geaccepteerd. Verweerder betwist dat klager door zijn toedoen in zijn verdediging is geschaad.
4 BEOORDELING
4.1 Vast staat dat verweerder niet aanwezig is geweest bij klagers voorgeleiding op 19 maart 2015. Vast staat voorts dat klager direct na de voorgeleiding in vrijheid is gesteld.
4.2 Verweerder heeft onbetwist gesteld dat hij niet is opgeroepen voor de zitting. Voor de juistheid van klagers stellingen dat verweerder hem willens en wetens heeft laten zitten en verraden en/of een complot heeft gesmeed met het OM, zijn geen aanknopingspunten in de stukken gevonden. Klagers stelling dat verweerder op 19 maart 2015 op de rechtbank aanwezig was en dat zijn naam tot drie keer is afgeroepen, is door verweerder uitdrukkelijk betwist. Verweerder heeft daarbij nog terecht opgemerkt dat dit standpunt van klager niet logisch voorkomt, omdat indien hij er wel geweest zou zijn, er geen reden was om te vertrekken en klager niet bij te staan, omdat een raadkamerzitting hooguit 10 minuten tijd vergt.
4.3 Hierbij komt dat niet valt in te zien op welke wijze klager in zijn verdediging zou zijn geschaad. Klager is direct na de voorgeleiding immers op vrije voeten gesteld.
4.4 Gelet op het vorenstaande zal de voorzitter de klacht kennelijk ongegrond verklaren.
BESLISSING
De voorzitter verklaart de klacht kennelijk ongegrond.
Aldus gewezen door mr. C.H. van Breevoort-de Bruin, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. M. Boender-Radder als griffier op 11 november 2015.
griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 12 november 2015 per aangetekende post verzonden aan:
- klager
en per gewone post aan:
- klager
- verweerder
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam.
Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klager en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam binnen 30 dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort Den Haag, Postbus 85491, 2508 CD Den Haag (fax: 088-2053707). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 30 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de Raad van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.