Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

16-11-2015

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2015:323

Zaaknummer

R.4739/15.49

Inhoudsindicatie

Verzetzaak.

Inhoudsindicatie

De raad onderschrijft de beoordeling van de voorzitter en maakt deze tot de zijne. Het verzet is ongegrond.

Uitspraak

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief van 17 december 2014 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerder.

1.2 Bij brief aan de raad van 26 februari 2015 met kenmerk R2015/21, door de raad ontvangen op 27 februari 2015, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3 Bij beslissing van 19 maart 2015 heeft de voorzitter van de raad  (hierna: de voorzitter) de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 20 maart 2015 is verzonden aan klager.

1.4 Bij brief van 30 maart 2015. door de raad ontvangen op 1 april 2015, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.5 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 21 september 2015 in aanwezigheid van klager en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.6 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede van het verzetschrift van klager van 30 maart 2015.

 

2 FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht en het verzet wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan:

2.2 Klager is sinds 7 juli 1993 bij F in dienst. Laatstelijk vervulde klager bij F een functie in de buitendienst.

2.3 Tussen partijen is een arbeidsconflict ontstaan. Klager is sinds 29 juli 2011 arbeidsongeschikt. Met ingang van 29 juli 2013 betaalt F geen salaris meer aan klager en is klager een WIA-uitkering toegekend.

2.4 Op 4 juli 2013 heeft F het UWV verzocht om toestemming om de arbeidsovereenkomst met klager op te zeggen.

2.5 Verweerder heeft namens F bij dagvaarding van 1 november 2013 een voorziening gevorderd om klager te verbieden om voor of namens F op te treden, dan wel in haar naam werkzaamheden te verrichten, om medewerkers en leden van F te bezoeken en/of te benaderen, op welke wijze dan ook, alles op verbeurte van een dwangsom.

2.6 Bij kort gedingvonnis van 20 november 2013 heeft de kantonrechter in de Rechtbank Noord-Holland de vordering van de cliënt van verweerder toegewezen.

2.7 Het dienstverband van klager is op 1 maart 2014 na het verkrijgen  van een ontslagvergunning van het UWV en met inachtneming van de opzegtermijn beëindigd.

2.8 Bij brief van 17 december 2014 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerder.

 

3 KLACHT EN VERZET

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a. hij een e-mail heeft “gefingeerd”, althans klager betwijfelt  de echtheid van een e-mail van zijn advocaat, mr. V,  en

b. hij heeft getracht de rechtsgang te verstoren door een valse verklaring af te geven;

c. hij zich schuldig heeft gemaakt aan smaad en laster;

d. hij de privacywetgeving overtreedt.

   3.2  De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in dat de werkgever van klager en verweerder selectieve en onjuiste informatie hebben gegeven.

 

4 VERWEER

4.1 Verweerder heeft zich tegen de klacht verweerd, op welk verweer de raad hierna waar nodig zal ingaan.

 

5 BEOORDELING

5.1 De nieuwe Advocatenwet is van toepassing op klachten die op of na 1 januari 2015 zijn ingediend bij de deken. De onderhavige klacht is voor 1 januari 2015 ingediend bij de deken en wordt door de raad van discipline derhalve behandeld en beoordeeld op grond van de oude Advocatenwet, zoals die tot 1 januari 2015 gold. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de oude Advocatenwet bedoeld.

5.2 In het verzet is niet gebleken van relevante feiten of omstandigheden die de voorzitter ten tijde van het geven van de bestreden beslissing niet bekend waren. 

5.3 De raad onderschrijft de beoordeling van de klachtonderdelen door de voorzitter en maakt die tot de zijne. 

Hetgeen klager in het verzet heeft aangevoerd leidt niet tot een ander oordeel.

5.4 Het verzet is derhalve ongegrond.

 

6.     BESLISSING

De raad van discipline:

- verklaart het verzet ongegrond.

 

Aldus gewezen door mr. M.F. Baaij, voorzitter, mrs. P.O.M. van Boven-de Groot, J.G. Colombijn-Broersma, J.J. van der Gouw, R. de Haan, leden, bijgestaan door mr. A.H. van Haga als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 16 november 2015.

griffier   voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 18 november 2015 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Op grond van artikel 46h lid 4 Advocatenwet kan van deze beslissing geen hoger beroep worden ingesteld.