Rechtspraak
Uitspraakdatum
29-10-2015
ECLI
ECLI:NL:TADRSGR:2015:297
Zaaknummer
15-391 DH/DH
Inhoudsindicatie
Klacht niet-ontvankelijk wegens het overschrijden van de driejaarstermijn als bedoeld in artikel 46g Advocatenwet.
Uitspraak
De plaatsvervangend voorzitter van de Raad van Discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennis genomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag van 11 september 2015 met kenmerk K139 2015 bm/jvo, door de raad ontvangen op 14 september 2015, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.
1 FEITEN
1.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.
1.2 Verweerder heeft klager in 2012 bijgestaan teneinde ontbinding van de huurovereenkomst van de woning waarin klager destijds woonachtig was te voorkomen.
1.3 Op 27 januari 2015 is door klager aan verweerder een bedrag van € 76,-- per kas betaald.
1.4 Op 6 maart 2012 is aan klager een toevoeging verstrekt.
1.5 De door klager te betalen eigen bijdrage is door de Raad voor Rechtsbijstand op een bedrag van € 76,-- vastgesteld.
1.6 Op 4 april 2012 heeft een zitting plaatsgevonden, waarna de rechtbank Den Haag op 18 april 2012 vonnis heeft gewezen.
1.7 Bij brief van 18 mei 2015 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerder.
2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager is van mening dat verweerder de eigen bijdrage ad € 76,-- aan hem dient terug te betalen, nu hij heeft verzuimd op 4 april 2012 ter zitting te verschijnen.
3 VERWEER
3.1 Verweerder is van mening dat klagers klacht niet-ontvankelijk verklaard dient te worden vanwege het feit dat tussen het indienen van de klacht en de datum waarop het vonnis is gewezen reeds meer dan drie jaren zijn verstreken, maar ook vanwege het feit dat verweerder klager bij brief van 7 maart 2012 te kennen heeft gegeven dat hij klagers belangen niet meer zou behartigen. Klager wist dan ook sinds 7 maart 2012 dat verweerder niet ter zitting zou verschijnen.
3.2 Verweerder heeft gesteld dat klager, tegen het advies van verweerder in, het geschil wenste voor te leggen aan de rechter en hem in een telefoongesprek onbeleefd te woord heeft gestaan. Dit was voor verweerder aanleiding om klager bij brief van 7 maart 2012 te berichten dat hij zich aan de zaak zou onttrekken. In diezelfde brief heeft verweerder klager geadviseerd spoedig een andere advocaat te raadplegen. Een opvolgend advocaat heeft zich echter nimmer bij verweerder gemeld.
3.3 Verweerder is van mening dat hij klagers opdracht op zorgvuldige wijze heeft neergelegd en ervoor heeft gezorgd dat klager zo min mogelijk nadeel heeft ondervonden van het beëindigen van zijn werkzaamheden. Uit het vonnis van 8 april 2012 kan worden afgeleid dat de dagvaarding op 23 maart 2012 aan klager is betekend, zodat klager nog voldoende gelegenheid had een opvolgend advocaat te benaderen.
3.4 Verweerder heeft nog opgemerkt dat klager, nadat hij de behandeling van de zaak had neergelegd, meerdere malen een bezoek heeft gebracht aan het kantoor van verweerder, waarbij klager op 27 juni 2013 de glazen voordeur van het kantoor van verweerder heeft ingetrapt. Verweerder heeft hiervan aangifte gedaan, hetgeen heeft geleid tot een veroordelen vonnis van 15 juli 2013. De door klager toegebrachte schade is nog altijd niet door hem vergoed.
4 BEOORDELING
4.1 Artikel 46g lid 1 Advocatenwet bepaalt dat een klacht door de voorzitter van de raad niet-ontvankelijk wordt verklaard indien het klaagschrift wordt ingediend na verloop van drie jaren na de dag waarop de klager heeft kennisgenomen of redelijkerwijs kennis heeft kunnen nemen van het handelen of nalaten van de advocaat waarop de klacht betrekking heeft.
4.2 Uit de stukken in het dossier kan worden afgeleid dat verweerder klager bij brief van 7 maart 2012 te kennen heeft gegeven dat hij zich terugtrok als advocaat. Klager wist dan ook al sinds 7 maart 2012 dat verweerder hem ten tijde van de zitting van 4 april 2012 niet zou bijstaan. Gesteld noch gebleken is dat deze brief klager niet zou hebben bereikt. Tussen het indienen van de klacht en de datum waarop verweerder zijn werkzaamheden voor klager heeft neergelegd waren reeds meer dan drie jaren verstreken en klager heeft op geen enkele wijze gemotiveerd aangegeven waarom hij meer dan drie jaar heeft gewacht met het indienen van deze klacht.
4.3 Gelet op het vorenstaande verklaart de voorzitter de klacht niet-ontvankelijk wegens het overschrijden van de driejaarstermijn als bedoeld in artikel 46g Advocatenwet.
BESLISSING
De voorzitter verklaart de klacht niet-ontvankelijk.
Aldus gewezen door mr. G.A.F.M. Wouters, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. M. Boender-Radder als griffier op 29 oktober 2015.
griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 30 oktober 2015 per aangetekende post verzonden aan:
- klager
en per gewone post aan:
- klager
- verweerder
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag.
Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klager en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag binnen 30 dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort Den Haag, Postbus 85491, 2508 CD Den Haag (fax: 088-2053707). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 30 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de Raad van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.