Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

23-11-2015

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2015:339

Zaaknummer

R. 4740/15.50

Inhoudsindicatie

Verzet. Klacht over kwaliteit dienstverlening en schending zorgvuldigheidsverplichting. De raad verenigt zich met de beoordeling van de klacht door de voorzitter. Verzet ongegrond.

Uitspraak

 

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief van 4 november 2014 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerster.

1.2 Bij brief aan de raad van 4 maart 2015 met kenmerk K314 2015 bm/ksl, door de raad ontvangen op 5 maart 2015, heeft de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3 Bij beslissing van 20 maart 2015 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna: de voorzitter) de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 20 maart 2015 is verzonden aan klager.

1.4 Bij brief van 22 maart 2015 door de raad ontvangen op 22 en 24 maart 2015, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.5 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 28 september 2015 in aanwezigheid van klager en verweerster. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt

1.6 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede van het verzetschrift van klager van 22 maart 2015, alsmede van brieven en e-mails van klager van 27 maart 2015 (met reactie van verweerster van 2 april 2015), 20 april 2015 (met reactie van verweerster van 23 april 2015), 3 mei 2015 en 7 september 2015 met bijlagen.

2 FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht en het verzet wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:

2.2 Op 1 augustus 2011 heeft klager een klacht ingediend tegen verweerster. De Raad van Discipline heeft deze klacht bij beslissing van 5 november 2012 in alle onderdelen ongegrond verklaard. Bij beslissing van 26 augustus 2013 heeft het Hof van Discipline de beslissing van de Raad van Discipline bekrachtigd.

2.3 Op 6 januari 2014 heeft klager wederom een klacht ingediend tegen verweerster. De plaatsvervangend voorzitter van de Raad van Discipline heeft deze klacht als kennelijk niet-ontvankelijk afgewezen. Bij brief van 28 februari 2014 heeft klager verzet ingesteld tegen deze beslissing. De Raad van Discipline heeft dit verzet op 8 december 2014 ongegrond verklaard.

2.4 Bij brief van 4 november 2014 heeft klager zich wederom bij de deken beklaagd over verweerster.

 

3 KLACHT EN VERZET

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat zij ter zitting van de Raad van Discipline op 3 september 2012 heeft medegedeeld contact te hebben opgenomen met de advocaat van klagers voormalig werkgever. Klager is zeer verbolgen over het feit dat verweerster zonder overleg met zijn nieuwe advocaat contact heeft opgenomen met de wederpartij. De vaststellingsovereenkomst tussen klager en zijn voormalig werkgever was nog niet gesloten, zodat verweerster niet kon weten welke discussies tussen klager en de wederpartij werden gevoerd omtrent deze vaststellingsovereenkomst.

3.2 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in dat klager zich met de beslissing van de voorzitter en de gronden waarop die berust, niet kan verenigen.

 

4 BEOORDELING

4.1 De nieuwe Advocatenwet is van toepassing op klachten die op of na 1 januari 2015 zijn ingediend bij de deken. De onderhavige klacht is voor 1 januari 2015 ingediend bij de deken en wordt door de raad van discipline derhalve behandeld en beoordeeld op grond van de oude Advocatenwet, zoals die tot 1 januari 2015 gold. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de oude Advocatenwet bedoeld.

4.2 De raad is van oordeel dat de voorzitter bij haar beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en voorts acht heeft geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval. Naar het oordeel van de raad kunnen de door klager aangevoerde gronden niet slagen en heeft de voorzitter de klacht terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden.

4.3 Nu het verzet van klager tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.

 

BESLISSING

De Raad van Discipline:

Verklaart het verzet ongegrond.

 

Aldus gewezen door mr. jhr. mr. A.W. Beelaerts van Blokland, voorzitter, mrs. M.G. van den Boogerd, W.J. Hengeveld, P.J.E.M. Nuiten en P.C.M. van Schijndel, leden, bijgestaan door mr. M.M.C. van der Sanden als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 23 november 2015

Griffier Voorzitter

 

Deze beslissing is in afschrift op 24 november 2015 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- verweerster

- de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Op grond van artikel 46h lid 4 Advocatenwet kan van deze beslissing geen hoger beroep worden ingesteld.