Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

23-11-2015

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2015:337

Zaaknummer

R. 4681/14.265

Inhoudsindicatie

Verzet. Klacht over weigering cassatieberoep in te stellen. De raad verenigt zich met de beoordeling van de klacht door de voorzitter. Verzet ongegrond.

Uitspraak

 

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief van 19 juli 2014 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerder.

1.2 Bij brief aan de raad van 1 december 2014 met kenmerk K200 2014 bm/sh, door de raad ontvangen op 2 december 2014, heeft de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3 Bij beslissing van 31 december 2014 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna: de voorzitter) de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 6 januari 2015 is verzonden aan klager.

1.4 Bij brief van 14 januari 2015, door de raad ontvangen op 21 januari 2015, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.5 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 28 september 2015 in aanwezigheid van klager en de gemachtigde (tevens kantoorgenote) van verweerster mr. D. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.6 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede van het verzetschrift van klager van 14 januari 2015, van het proces-verbaal van de zitting van deze raad in een andere samenstelling van 18 mei 2015 en van klager’s e-mail van 25 juni 2015.

 

2 FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht en het verzet wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2 Bij e-mailberichten 10 en 16 juni 2014 heeft mr. G. namens klager verweerster verzocht cassatieadvies te geven naar aanleiding van het arrest van het Gerechtshof Den Haag van 25 maart 2014, gewezen in het huurgeding tussen A. en de Stichting W.

2.3 Voor zover in deze relevant heeft mr. G. aan verweerster in de e-mail van 16 juni 2014 geschreven:

“Mocht de behandelend advocaat besluiten geen cassatie in te stellen, dan verzoek ik u mij dit te berichten, zodat ik het griffierecht kan retourneren aan cliënte.”

2.4 Bij brief van 17 juni 2014 heeft verweerster klager en A. een negatief cassatieadvies doen toekomen en heeft zij medegedeeld dat zij als gevolg van het negatieve advies geen cassatieberoep zou instellen.

2.5 Op 23 juni 2014 heeft klager het procesdossier meegekregen van de secretaresse van verweerster.

2.6 Bij brief van 19 juli 2014 heeft klager bij de deken een klacht tegen verweerster ingediend.

 

3 KLACHT EN VERZET

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat zij slechts een cassatieadvies heeft uitgebracht en heeft geweigerd cassatieberoep in te stellen, alsmede dat zij – desondanks – een toevoeging heeft aangevraagd en gedeclareerd.

3.2 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in dat klager zich met de beslissing van de voorzitter en de gronden waarop deze berust, niet kan verenigen.

 

4 BEOORDELING

4.1 De nieuwe Advocatenwet is van toepassing op klachten die op of na 1 januari 2015 zijn ingediend bij de deken. De onderhavige klacht is voor 1 januari 2015 ingediend bij de deken en wordt door de raad van discipline derhalve behandeld en beoordeeld op grond van de oude Advocatenwet, zoals die tot 1 januari 2015 gold. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de oude Advocatenwet bedoeld.

4.2 De raad is van oordeel dat de voorzitter bij zijn beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en voorts acht heeft geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval. Naar het oordeel van de raad kunnen de door klager aangevoerde gronden niet slagen en heeft de voorzitter de klacht terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden.

4.3 Nu het verzet van klager tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.

 

BESLISSING

De Raad van Discipline:

- verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gewezen door mr. jhr. mr. A.W. Beelaerts van Blokland, voorzitter, mrs. M.G. van den Boogerd, W.J. Hengeveld, P.J.E.M. Nuiten en P.C.M. van Schijndel, leden, bijgestaan door mr. M.M.C. van der Sanden als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 23 november 2015.

Griffier Voorzitter

 

Deze beslissing is in afschrift op 24 november 2015 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Op grond van artikel 46h lid 4 Advocatenwet kan van deze beslissing geen hoger beroep worden ingesteld.