Rechtspraak
Uitspraakdatum
09-11-2015
ECLI
ECLI:NL:TADRSGR:2015:285
Zaaknummer
R. 4715/15.25
Inhoudsindicatie
Verweerder is schakel geweest tussen klager als zijn cliënt en een in Turkije werkzame advocaat die aldaar belangen van klager heeft behartigd. Klachten over de kwaliteit van de dienstverlening van verweerder, excessieve declaraties van verweerder en onvoldoende informatievoorziening. Voorts houdt klager verweerder ervoor verantwoordelijk dat gelden van bankrekeningen in Turkije buiten klagers beschikkingsmacht zijn geplaatst.
Inhoudsindicatie
De voorzitter verklaart de klacht in alle onderdelen ongegrond. De raad acht het verzet gedeeltelijk gegrond, omdat de voorzitter het laatstgenoemde verwijt niet heeft beoordeeld. De raad verklaart dat klachtonderdeel ongegrond omdat de advocaat tuchtrechtelijk slechts verantwoordelijk is voor zijn eigen gedragingen en behandeling van een zaak. Verweerder is niet tuchtrechtelijk verantwoordelijk voor de werkzaamheden van de in Turkije werkzame advocaat. Klager wordt in dat onderdeel niet-ontvankelijk verklaard. Voor het overige verklaart de raad het verzet ongegrond.
Uitspraak
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Ter gelegenheid van een bemiddelingsgesprek bij de Deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam heeft klager een aangevangen bemiddeling omgezet in een klacht tegen verweerder.
1.2 Bij brief van 26 januari 2015, door de raad ontvangen op 27 januari 2015, heeft de deken het dossier aan de raad toegezonden.
1.3 Bij beslissing van 18 februari 2015 heeft de voorzitter van de raad de klacht kennelijk ongegrond verklaard. De beslissing is verzonden op 19 februari 2015.
1.4 Bij brief van 26 februari 2015, door de raad ontvangen op 27 februari 2015, heeft klager verzet ingesteld.
1.5 Bij brief van 14 augustus 2015 heeft verweerder een productie in het geding gebracht.
1.6 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 14 september 2015. Ter zitting is klager verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.7 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede van het verzetschrift van klager van 26 februari 2015.
2 FEITEN
2.1 Voor de beoordeling van de klacht en het verzet wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:
2.2 Verweerder heeft klager bijgestaan in verband met het afwikkelen van het Turkse deel van de nalatenschap van de overleden vader van klager.
2.3 De communicatie tussen klager en verweerder vond plaats in de Nederlandse taal. Verweerder beheerst de Turkse taal, klager niet.
2.4 Bij aanvang van de zaak heeft klager op verzoek van verweerder enkele in de Turkse taal gestelde documenten getekend.
2.5 Voor de werkzaamheden die in Turkije moesten worden verricht heeft verweerder mr. G, advocaat te Istanbul, ingeschakeld.
2.6 Klager heeft bij brief van 17 maart 2014 de bemiddeling van de deken ingeroepen in verband met onvrede over de wijze waarop door mr. G de Turkse bankrekeningen werden afgewikkeld. In de loop van het bemiddelingstraject heeft klager vragen over het handelen en nalaten van verweerder geformuleerd, waarvan klagers advocaat in een brief van 3 september 2014 heeft bevestigd dat deze als klacht bedoeld waren.
3 KLACHT EN VERZET
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager is ontevreden over de kwaliteit van de dienstverlening van verweerder. Klager vindt dat de declaraties van verweerder excessief zijn en dat de informatievoorziening onvoldoende is, alsmede dat verweerder ervoor verantwoordelijk is dat gelden van bankrekeningen in Turkije buiten klagers beschikkingsmacht zijn geplaatst.
3.2 In het verzet heeft klager zijn bezwaren tegen het handelen van verweerder gehandhaafd. Klager stelt dat de voorzitter nauwelijks tot geen aandacht heeft geschonken aan de uitvoerige en onderbouwde klacht over het gebrek in de dienstverlening. Klager acht de motivering van de beslissing van de voorzitter gebrekkig. Klager stelt voorts dat uit de begrotingsprocedure naar voren komt dat verweerder excessief heeft gedeclareerd.
4 VERWEER
4.1 Verweerder heeft zich tegen de klacht verweerd, op welk verweer de raad hierna waar nodig zal ingaan.
5 BEOORDELING
5.1 De nieuwe Advocatenwet is van toepassing op klachten die op of na 1 januari 2015 zijn ingediend bij de deken. De onderhavige klacht is voor 1 januari 2015 ingediend bij de deken en wordt door de raad van discipline derhalve behandeld en beoordeeld op grond van de oude Advocatenwet, zoals die tot 1 januari 2015 gold. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de oude Advocatenwet bedoeld.
5.2 De raad onderschrijft de uitgangspunten voor de beoordeling van de klacht, door de voorzitter vermeld in de randnummers 4.1 en 4.2 van de bestreden beslissing.
5.3 Bij de behandeling van het verzet is gebleken dat de voorzitter de klacht niet volledig heeft weergegeven en beoordeeld. Klager heeft de klacht mede betrokken op het verwijt dat verweerder verantwoordelijk is voor het buiten de beschikkingsmacht van klager raken van gelden op de bankrekeningen in Turkije.
5.4 In zoverre als de voorzitter de klacht niet beoordeeld en daarop beslist heeft, is het verzet gegrond. De raad zal dit onderdeel van de klacht beoordelen.
5.5 Uit het dossier en de toelichting van klager volgt dat het verwijt dat gelden van de Turkse bankrekeningen buiten beschikkingsmacht van klager zijn geplaatst, betrekking heeft op gedragingen van mr. G, die door verweerder met instemming van klager is ingeschakeld om als advocaat werkzaamheden in Turkije te verrichten. Klager heeft daartoe een, in het Turks gestelde, volmacht ten behoeve van mr. G getekend.
In de toelichting op dit klachtonderdeel heeft klager voorts gesteld dat verweerder verantwoordelijk is voor de personen die hij inschakelt in de uitvoering van zijn opdracht.
5.6 Verweerder heeft aangevoerd dat hij niet voor mr. G verantwoordelijk is en dat het diens verantwoordelijkheid is hoe hij de rechtsbijstand verleent. Verweerder heeft contact met mr. G onderhouden, omdat klager geen rechtstreeks contact met hem wilde.
5.7 Volgens vaste rechtspraak van het Hof van Discipline is de advocaat slechts tuchtrechtelijk verantwoordelijk voor zijn eigen gedragingen en behandeling van een zaak. De advocaat is niet tuchtrechtelijk verantwoordelijk voor verrichtingen van andere advocaten, zoals kantoorgenoten of elders werkzame advocaten. Een uitzondering op voormelde regel kan zich voordoen in het, hier niet aan de orde zijnde geval, van fouten van personeel van de advocaat.
5.8 Het voorgaande brengt mee dat, wat er zij van de civielrechtelijke verhoudingen tussen klager, verweerder en mr. G, verweerder niet tuchtrechtelijk kan worden aangesproken terzake van handelen of nalaten van mr. G.
Dit leidt ertoe dat klager in zoverre niet-ontvankelijk is in zijn klacht.
5.9 Terzake van de door de voorzitter beoordeelde onderdelen van de klacht oordeelt de raad dat in de behandeling van het verzet niet is gebleken van feiten of omstandigheden die tot een andere beoordeling dan die van de voorzitter nopen. Bij de behandeling van het verzet heeft klager verwezen naar de brief van zijn gemachtigde van 19 augustus 2014 aan de deken (stuk A9 van het dossier). Volgens klager is in de bijlage bij die brief uitgebreid ingegaan op de door verweerder geschreven uren. Klager verbindt daaraan de conclusie dat de voorzitter ten onrechte heeft geoordeeld dat niet is gebleken dat verweerder excessief heeft gedeclareerd.
De raad oordeelt, anders dan klager heeft betoogd, dat uit de betreffende bijlage en brief niet blijkt dat verweerder excessief declareren kan worden verweten. De brief heeft betrekking op een ander betoog van klager dan kritiek op specifieke posten van een, niet bij de stukken gevoegde, declaratie of een specificatie daarvan. Een en ander brengt de raad ook op dit punt niet tot een ander oordeel dan dat van de voorzitter. Dit brengt mee dat de raad zich met het oordeel van de voorzitter verenigt en dat het verzet in zoverre ongegrond is.
6 BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart het verzet gegrond voor zover betrekking hebbende op het door de voorzitter niet beoordeelde klachtonderdeel dat verweerder ervoor verantwoordelijk is dat gelden van bankrekeningen in Turkije buiten klagers beschikkingsmacht zijn geplaatst;
- verklaart klager in dat klachtonderdeel niet-ontvankelijk;
- verklaart het verzet voor het overige ongegrond.
Aldus gewezen door mr. G.A.F.M. Wouters, voorzitter, mrs. T. Hordijk, J.H.M. Nijhuis, L.Ph.J. baron van Utenhove en C.A. de Weerdt, leden, bijgestaan door mr. P. Rijpstra als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 9 november 2015.
Griffier Voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 11 november 2015 per aangetekende brief verzonden aan:
- klager
- verweerder
- de deken van de Orde van Advocaten Den Haag
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.
Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:
- klager (voor zover het betreft de ongegrondverklaring)
- verweerder (voor zover het betreft de gegrondverklaring)
- de deken van de Orde van Advocaten Den Haag
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten
Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.
De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.
Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:
a. Per post
Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:
Postbus 85452, 2508 CD Den Haag.
b. Bezorging
De griffie is gevestigd aan het adres Kneuterdijk 1, 2514 EM Den Haag.
Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.
c. Per fax
Het faxnummer van het Hof van Discipline is 088-2053701. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.
Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof
088-2053777 of griffie@hofvandiscipline.nl. Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl.