Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

26-10-2015

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2015:352

Zaaknummer

R. 4811/15.121

Inhoudsindicatie

Wrakingsverzoek. Geen sprake van onpartijdigheid of vooringenomenheid. Wrakingsverzoek afgewezen.

Uitspraak

 

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij e-mails van 26, 27 en 29 november 2014 heeft de E. een klacht tegen mr.B., advocaat te Rotterdam, ingediend.

1.2 Bij beslissing van 20 juli 2015 is de klacht kennelijk ongegrond verklaard. Verzoeker heeft van deze beslissing tijdig verzet ingesteld. De behandeling van het verzet is bepaald op 12 oktober 2015.

1.3 Ter zitting van 12 oktober 2015 heeft verzoeker de plaatsvervangend voorzitter van de raad mr. G., gewraakt. Van deze zitting is een proces-verbaal opgemaakt.

1.4 Naar aanleiding van het wrakingsverzoek is een wrakingskamer samengesteld, bestaande uit de plaatsvervangend voorzitter mr. G.A.F.M. Wouters en de leden mrs. M.G. van den Boogerd, P.S. Kamminga, T. Hordijk en H.E. Meerman.

1.5 Verzoeker en de gewraakte plaatsvervangend voorzitter zijn schriftelijk opgeroepen voor de behandeling van het wrakingsverzoek op 26 oktober 2015.

1.6 De gewraakte plaatsvervangend voorzitter is in de gelegenheid gesteld te reageren op het wrakingsverzoek. Zij heeft daarvan bij e-mail van 22 oktober 2015 gebruik gemaakt. De gewraakte plaatsvervangend voorzitter meent dat het wrakingsverzoek dient te worden afgewezen nu uit de door verzoeker gestelde feiten en omstandigheden niet blijkt dat de rechterlijke onpartijdigheid schade heeft geleden of zou kunnen lijden. In haar mail geeft de gewraakte plaatsvervangend voorzitter tevens aan dat zij niet aanwezig zal zijn bij de behandeling van het wrakingsverzoek.

1.7 De behandeling van het wrakingsverzoek tegen de gewraakte plaatsvervangend voorzitter heeft plaatsgevonden op 26 oktober 2015.

1.8 Ter zitting van de wrakingskamer van 26 oktober 2015 is verzoeker – hoewel behoorlijk opgeroepen - niet verschenen.

 

2 HET WRAKINGSVERZOEK

2.1 In het proces-verbaal van de zitting van 12 oktober 2015 is de door verzoeker aangevoerde grond voor wraking van de voorzitter als volgt weergegeven:

“De voorzitter heeft meegedeeld dat het haars inziens aan de beklaagde vrijstaat al dan niet op een specifieke klachtonderdelen nader in te gaan. Uit deze opmerking van de voorzitter maak ik op dat zij de schijn van partijdigheid op zich laadt. Uit mijn dossier blijkt dat dit deel van mijn klacht is overgeslagen door de deken en de plaatsvervangend voorzitter. Dat de voorzitter zich heeft uitgesproken over het instellen van beroep volgens de Ordinantie en over de 30 dagen termijn wekt de schijn van partijdigheid. In elke zaak moet rekening worden gehouden met ziekte.”

 

3 BEOORDELING

3.1 De gewraakte plaatsvervangend voorzitter heeft niet in de wraking berust.

3.2 Wraking is een middel dat partijen ten dienste staat om het hen, onder meer, ingevolge artikel 6 lid 1 van het Europees Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens (EVRM) toekomende recht op behandeling van hun zaak door (een) onpartijdige (tucht)rechter(s) af te dwingen.

3.3 Wraking is mogelijk op grond van feiten en omstandigheden waardoor de (tucht)rechtelijke onpartijdigheid schade zou lijden.

3.4 Van dergelijke feiten en omstandigheden kan in de eerste plaats sprake zijn door de subjectieve instelling van de tuchtrechter ten opzichte van een partij dan wel het voorliggende geschil. Wraking is voorts mogelijk als feiten en omstandigheden, los van de persoonlijke instelling van de tuchtrechter, aan partijen in objectieve zin grond geven te vrezen dat de tuchtrechter niet onpartijdig is, in welk kader van belang is dat ook de schijn van partijdigheid wordt gemeden.

3.5 Bij de beoordeling van een verzoek tot wraking dient voorop te staan dat de voorzitter en de leden van de Raad van Discipline (met inbegrip van hun plaatsvervangers) uit hoofde van hun aanstelling moeten worden vermoed onpartijdig te zijn tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat de leden jegens een partij enige vooringenomenheid koesteren althans dat de bij de partijen dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is. Daarvan is in het onderhavige geval naar het oordeel van de wrakingskamer geen sprake.

3.6 Voor zover het verzoek tot wraking is ingegeven door de vrees dat het de gewraakte plaatsvervangend voorzitter – in subjectieve zin – aan onpartijdigheid ontbreekt, is de wrakingskamer van oordeel dat feiten en omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat de gewraakte plaatsvervangend voorzitter jegens verzoeker enige vooringenomenheid koestert, haar niet zijn gebleken.

3.7 Het vorenstaande leidt ertoe dat het verzoek wordt afgewezen.

 

4 BESLISSING

De wrakingskamer :

- Verklaart het wrakingsverzoek van verzoeker van 12 oktober 2015 ongegrond.

Aldus gewezen door plaatsvervangend voorzitter mr. G.A.F.M. Wouters en de leden mrs. M.G. van den Boogerd, P.S. Kamminga, T. Hordijk en H.E. Meerman, bijgestaan door mr. M.M.C. van der Sanden als griffier. De beslissing is mondeling op de zitting van 26 oktober 2015 uitgesproken.

griffier voorzitter                     

 

 

Deze beslissing is in afschrift op 30 oktober 2015 per aangetekende brief verzonden aan:

- verzoeker

- de gewraakte plaatsvervangend voorzitter van de raad

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam

Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.