Rechtspraak
Uitspraakdatum
14-12-2015
ECLI
ECLI:NL:TADRSGR:2015:350
Zaaknummer
15-302 DH
Inhoudsindicatie
Nieuwe Advocatenwet. Klacht over advocaat wederpartij. Grote mate van vrijheid. Naar het oordeel van de raad is sprake van handelen of nalaten dat een behoorlijk advocaat niet betaamt door een beschikking te laten betekenen die zijn kracht verloren had. Verweerder was gehouden te controleren en heeft dat nagelaten. Dat geldt temeer nu werd geëxecuteerd door middel van bankbeslag. Klacht gegrond. Berisping. Veroordeling tot betaling griffierecht ad € 50,- aan klager en tot betaling van de kosten van de behandeling van de klacht ad € 1.000,- aan de Nederlandse Orde van Advocaten.
Uitspraak
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij brief van 13 april 2015 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden, hierna: de deken, een klacht ingediend tegen verweerder.
1.2 Bij brief aan de raad van 24 augustus 2015, door de raad ontvangen op 26 augustus 2015, heeft de deken de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.3 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 26 oktober 2015 in aanwezigheid van klager en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.4 De raad heeft kennisgenomen van de processtukken, bedoeld in artikel 49, lid 2 Advocatenwet.
2 FEITEN
2.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.
2.2 Verweerder heeft de ex-echtgenote van klager bijgestaan in de echtscheiding.
2.3 In de procedure tussen klager en zijn ex-echtgenote zijn bij beschikking d.d. 21 januari 1999 voorlopige voorzieningen getroffen.
2.4 Bij beschikking d.d. 21 januari 2000 is tussen klager en zijn ex-echtgenote de echtscheiding uitgesproken. Daarbij is ten laste van klager kinderalimentatie vastgesteld. Deze beschikking is tijdig ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
2.5 Bij beschikking d.d. 1 juni 2011 heeft de rechtbank Den Haag de kinderalimentatie op nihil gesteld.
2.6 Verweerder heeft in 2015 de beschikking d.d. 21 januari 1999 aan klager laten betekenen en heeft op basis van die beschikking op 31 maart 2015 beslag op de bankrekening van klager laten leggen. Als gevolg van dit beslag kon klager niet over zijn geld beschikken.
2.7 Bij brief d.d. 13 april 2015 heeft klager zich over verweerder beklaagd.
3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij een voorlopige voorzieningen beschikking van 21 januari 1999 heeft laten betekenen, terwijl deze door inschrijving van de echtscheidingsbeschikking van 21 januari 2000 was komen te vervallen, althans als gevolg waarvan de voorlopige voorzieningen hun kracht hebben verloren.
3.2 Klager stelt dat verweerder wist en had moeten weten dat de voorlopige voorzieningen hun kracht hadden verloren en tevens dat klager alle verschuldigde kinderalimentatie had voldaan. Voor zover er al een vordering uit hoofde van kinderalimentatie zou zijn is die volgens klager verjaard, hetgeen verweerder naar zijn mening ook zou moeten weten. Bovendien heeft de rechter op 1 juni 2011 bepaald dat klager geen kinderalimentatie meer verschuldigd is.
4 VERWEER
4.1 Verweerder heeft zich tegen de klacht verweerd, op welk verweer de raad hierna waar nodig zal ingaan.
5 BEOORDELING
5.1 De klacht van klager ziet op het optreden van verweerder als advocaat van de wederpartij. De raad stelt dan ook voorop dat bij de beoordeling van de klacht ervan uit moet worden gegaan dat aan verweerder een grote mate van vrijheid toekwam om de belangen van zijn cliënte te behartigen op een wijze die hem – in overleg met zijn cliënte – passend voorkwam. Slechts in uitzonderingsgevallen kan een partij over de wijze van belangenbehartiging door de advocaat van de wederpartij klagen. Ter beoordeling van de raad staat slechts de vraag of verweerder zich bij de behartiging van de belangen van zijn cliënte jegens klager schuldig heeft gemaakt aan enig handelen of nalaten dat een behoorlijk advocaat niet betaamt.
5.2 De raad stelt voorts voorop dat een advocaat gehouden is zowel tegenover zijn cliënt als tegenover zijn wederpartij nauwgezet en zorgvuldig te werk te gaan.
5.3 Naar het oordeel van de raad heeft verweerder deze zorgvuldigheidsverplichting jegens klager geschonden door een beschikking te laten beteken die zijn kracht verloren had. Dat hij naar zijn zeggen per abuis de voorlopige voorzieningenbeschikking in plaats van de echtscheidingsbeschikking heeft laten betekenen, maakt dat niet anders. Het had op zijn weg gelegen en hij was daar ook toe gehouden, te controleren welke stukken hij aan de deurwaarder zond. Dat geldt temeer nu de beschikking in kwestie door middel van bankbeslag werd geëxecuteerd. Verweerder heeft jegens klager derhalve tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld. Daarbij neemt de raad tevens in aanmerking het feit dat niet is gebleken dat verweerder zelf voldoende heeft ondernomen om een oplossing te vinden voor het als gevolg van het bankbeslag door klager ondervonden ongemak.
6 MAATREGEL
6.1 Gelet op de aard en ernst van de gegrond bevonden klacht, alsmede op het tuchtrechtelijk verleden van verweerder, zal de raad de maatregel van berisping opleggen.
6.2 Omdat de klacht gegrond is, zal de raad verweerder op grond van artikel 46e, lid 4 Advocatenwet veroordelen om het door klager betaalde griffierecht ten bedrage van € 50,- aan klager te vergoeden.
6.3 De raad zal verweerder overeenkomstig artikel 48 lid 6 Advocatenwet voorts veroordelen in de kosten die ten laste komen van de Nederlandse Orde van Advocaten in verband met de behandeling van de zaak. Deze kosten worden begroot op € 1.000,- en dienen binnen één maand nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden aan de Nederlandse Orde van Advocaten te worden betaald. Dit bedrag kan worden betaald op rekeningnummer IBAN: NL85 INGB 0000 079000, BIC: INGBNL2A, t.n.v. Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag.
BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart de klacht gegrond;
- legt aan verweerder als maatregel op een berisping;
- veroordeelt verweerder tot betaling van het griffierecht van € 50,-aan klager binnen één maand nadat de onderhavige beslissing onherroepelijk is geworden;
- veroordeelt verweerder om de kosten van behandeling van de klacht, begroot op een bedrag van € 1.000,-, binnen één maand nadat onderhavige beslissing onherroepelijk is geworden over te maken op bankrekeningnummer NL85 INGB 0000 079000, BIC: INGBNL2A t.n.v. van de Nederlandse Orde van Advocaten onder vermelding van “Raad van Discipline in het ressort Den Haag, beslissing 15-302 DH”.
Aldus gewezen door mr. G.A.F.M. Wouters, voorzitter, mrs. M.G. van den Boogerd, P.J.E.M. Nuiten, T. Hordijk en P.S. Kamminga, leden, bijgestaan door mr. M.M.C. van der Sanden als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 14 december 2015.
Griffier Voorzitter
UITGEGEVEN VOOR GROSSE
De griffier van de
Raad van Discipline in het ressort Den Haag
Deze beslissing is in afschrift op 15 december 2015 per aangetekende brief verzonden aan:
- klager
- verweerder
- de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten
- het College van Toezicht van de Nederlandse Orde van Advocaten
Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:
- verweerder
- de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.
Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.
De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.
Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:
a. Per post
Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:
Postbus 85452, 2508 CD Den Haag.
b. Bezorging
De griffie is gevestigd aan het adres Kneuterdijk 1, 2514 EM Den Haag.
Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.
c. Per fax
Het faxnummer van het Hof van Discipline is 088-2053707. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.
Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof
088-2053777 of griffie@hofvandiscipline.nl.
Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl