Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

14-12-2015

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2015:333

Zaaknummer

R.4752/15.62

Inhoudsindicatie

Klachten van klager betreffende werkzaamheden van verweerder in strafzaken van klager in de periode 2006 t/m 2009 worden door de voorzitter kennelijk niet-ontvankelijk verklaard wegens tijdsverloop. De raad stelt in het verzet vast dat het verzetschrift van klager niet binnen de geldende verzettermijn is ontvangen, zodat het verzet niet-ontvankelijk is. De raad verklaart klager niet-ontvankelijk in het verzet.

Uitspraak

 

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief van 3 november 2014 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten Den Haag een klacht ingediend over verweerster.

1.2 Bij brief aan de raad van 25 maart 2015, door de raad ontvangen op 26 maart 2015, heeft de deken de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3 Bij beslissing van 24 april 2015 heeft de voorzitter van de raad de klacht in beide onderdelen kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. Een kopie van de beslissing is verzonden op 28 april 2015.

1.4 Bij brief van 11 mei 2015, bij de raad ontvangen op 13 mei 2015, heeft klager verzet ingesteld.

1.5 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 14 december 2015 in aanwezigheid van klager en verweerster. Klager werd bijgestaan door G. Titel, verweerster door mr. J.L. Plokker. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.  

1.6 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede van het verzetschrift van klager.

 

2 FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht en het verzet wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:

2.2 Verweerster heeft klager in de jaren 2006 tot en met 2009 bijgestaan in drie procedures, een strafzaak bij de politierechter van de Rechtbank Den Haag, in welke zaak op 12 september 2007 vonnis is gewezen, het hoger beroep tegen dit vonnis bij het Gerechtshof Den Haag,  waarin op 25 september 2008 arrest is gewezen en een beklagprocedure bij het Gerechtshof Den Haag waarin op 8 december 2009 de beschikking werd gegeven.

 

3 KLACHT EN VERZET

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a) zij tijdens de zitting bij het Gerechtshof Den Haag op 11 november 2009 heeft nagelaten foto’s te overleggen, waarop het letsel is te zien dat de politieagenten aan klager hebben toegebracht;

b) zij klager heeft geadviseerd geen cassatieberoep in te stellen tegen het arrest van het Gerechtshof Den Haag van 25 september 2008, vanwege het feit dat dit veel kosten voor klager mee zou brengen. Klager stelt dat er voldoende aanleiding was voor een geslaagd cassatieberoep, hetgeen verweerster volgens klager ook heeft toegegeven.

3.2 Klager verwijt verweerster tevens dat zij niet heeft meegewerkt aan voorlegging van klagers klacht aan een klachten- of geschillenregeling.

3.3 In het verzet heeft klager zijn bezwaren tegen het handelen van verweerster gehandhaafd. Klager stelt dat het feit dat verweerster het dossier niet meer kan opvragen niets aan haar handelen en de manier waarop zij met klager is omgegaan verandert. Ook verandert dit niets aan de feiten die zich gedurende de artikel 12 Sv-procedure bij het gerechtshof hebben afgespeeld.

 

4 VERWEER

4.1 Verweerster heeft zich tegen de klacht verweerd, op welk verweer de raad hierna waar nodig zal ingaan.

 

5 BEOORDELING

5.1 De nieuwe Advocatenwet is van toepassing op klachten die op of na 1 januari 2015 zijn ingediend bij de deken. De onderhavige klacht is voor 1 januari 2015 ingediend bij de deken en wordt door de raad van discipline derhalve behandeld en beoordeeld op grond van de oude Advocatenwet, zoals die tot 1 januari 2015 gold. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de oude Advocatenwet bedoeld.

5.2 Ten aanzien van de ontvankelijkheid van het verzet oordeelt de Raad als volgt.

5.3 Ingevolge artikel 46h Advocatenwet kan de klager binnen veertien dagen na de verzending van de beslissing van de (plaatsvervangend) voorzitter schriftelijk verzet doen bij de raad van discipline.

5.4 Het klachtdossier is door de Raad van Discipline ontvangen op 26 maart 2015. Daarvan is klager bij brief van 26 maart 2015 door de griffier op de hoogte gesteld. In die brief is door de griffier gewezen op de mogelijkheid dat de plaatsvervangend voorzitter van de raad binnen 30 dagen na ontvangst van het dossier bij de Raad van Discipline een beslissing zal nemen dat de klacht kennelijk niet-ontvankelijk, kennelijk ongegrond of van onvoldoende gewicht is. Voorts heeft de griffier erop gewezen dat daarvan schriftelijk bericht wordt gestuurd en dat tegen de beslissing van de (plaatsvervangend) voorzitter binnen veertien dagen na verzending verzet kan worden aangetekend.  

5.5 Een kopie van de beslissing van de voorzitter is blijkens het dossier aangetekend aan klager verzonden op 28 april 2015. In die brief is klager erop gewezen dat hij, indien hij zich met de beslissing niet kon verenigen, daartegen binnen veertien dagen na dagtekening van die brief, schriftelijk verzet kon aantekenen bij de raad van discipline aan het in die brief vermelde adres. Daarbij is tevens vermeld dat de eerste dag van de termijn van veertien dagen de dag is volgend op de dag van verzending van het afschrift en dat het verzetschrift uiterlijk op de veertiende dag in het bezit dient te zijn van de griffier van de raad van discipline. 

5.6 Aan het slot van de beslissing van de voorzitter is eveneens vermeld dat binnen veertien dagen na de verzending van de uitspraak verzet kan worden ingesteld, waarbij eveneens uitdrukkelijk is vermeld dat een verzetschrift uiterlijk op de veertiende dag na die verzending in het bezit dient te zijn van de griffier van de raad van discipline. 

5.7 Blijkens de stukken is het verzetschrift van klager ontvangen op 13 mei 2015. Het verzet is derhalve niet ingesteld binnen de vorenbedoelde termijn van veertien dagen. Het verzet is daarom niet-ontvankelijk, waarbij de raad opmerkt dat bij de behandeling van het verzet niet is gebleken van feiten of omstandigheden die tot een ander oordeel ten aanzien van de ontvankelijkheid nopen.

 

6 BESLISSING

De raad van discipline:

verklaart klager niet-ontvankelijk in het verzet.

 

Aldus gewezen door mr. G.A.F.M. Wouters, voorzitter, mrs. T. Hordijk, J.H.M. Nijhuis, L.Ph.J. baron van Utenhove en C.A. de Weerdt, leden, bijgestaan door mr. P. Rijpstra als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 14 december 2015.

 

Griffier Voorzitter

 

Deze beslissing is in afschrift op 22 december 2015 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- verweerster

- de deken van de Orde van Advocaten Den Haag

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Op grond van artikel 46h lid 7 Advocatenwet kan van deze beslissing geen hoger beroep worden ingesteld.