Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

14-12-2015

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2015:349

Zaaknummer

R. 4800/15.110b

Inhoudsindicatie

Klacht over kwaliteit dienstverlening en kosten. Advocaat is in relatie tot zijn client dominus litis. Uit de opdrachtbevestiging blijkt dat een procedure in de ogen van verweerster weinig kans van slagen had en dat zij klaagster op de mogelijkheden heeft gewezen. Dat stond haar vrij. Het stond klaagster vrij om als zij zich daarmee niet kon verenigen, een second opinion te vragen. Dat heeft zij niet gedaan. Geschillen over de hoogte van de declaratie behoren niet tot de bevoegdheid van de tuchtrechter. Klacht ongegrond.

Uitspraak

 

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de raad van 4 juni 2015 met kenmerk K247 2014 bm/ak, door de raad ontvangen op 5 juni 2015 heeft de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 26 oktober 2015 in aanwezigheid van klaagster en verweerster. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van de stukken die op grond van artikel 49 lid 2 Advocatenwet ten kantore van de griffier ter inzage hebben gelegen alsmede van de volgende nagekomen stukken:

- een brief van verweerster d.d. 21 oktober 2015 met daarbij gevoegd de aan klaagster verzonden declaraties en bijbehorende urenoverzichten, betalingsherinneringen alsmede het GIW-certificaat van klaagster;

- een e-mailbericht van klaagster d.d. 21 oktober 2015 met daarbij de door haar ontvangen facturen met bijbehorende urenoverzichten en een rapportage van Bouwkundig Adviesbureau L.;

- een e-mailbericht van klaagster d.d. 21 oktober 2015 met daarbij gevoegd een e-mailbericht van verweerster d.d. 9 juli 2014;

- een brief van mr. D. (mede-verweerster) d.d. 22 oktober 2015.

 

2 FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2 Klaagster heeft zich in 2011 tot mr. D. gewend in verband met lekkage aan het dak van haar woning.

2.3 Mr. D. heeft klaagster tijdens het eerste gesprek met haar op 15 december 2011, gevraagd naar het GIW-certificaat van haar woning. Klaagster hoeft toen te kennen gegeven dat kwijt te zijn.

2.4 In augustus 2012 is de behandeling van de zaak op initiatief van het kantoor van verweerster overgedragen aan een kantoorgenote van verweerster, mr. R.

2.5 Het GIW-certificaat van de woning van klaagster is door mr. R. ontvangen op 27 februari 2014.

2.6 Vanwege het vertrek van mr. R. van het kantoor waar zij werkzaam was, heeft verweerster in juli 2014 de behandeling van de zaak overgenomen.

2.7 Bij brief van 9 juli 2014 heeft verweerster aan klaagster te kennen gegeven dat zij de kans op een geslaagd beroep op de GIW-garantie gering achtte en dat zij het deskundigenrapport van Bouwkundig Adviesbureau Loomans ondeugdelijk en derhalve onbruikbaar vond voor een eventuele procedure. Verweerster heeft klaagster twee opties voorgehouden waarover klaagster zou nadenken. In de tussentijd zou verweerster geen werkzaamheden voor klaagster verrichten.

2.8 Naar aanleiding van een e-mail van klaagster d.d. 14 augustus 2014 heeft verweerster nogmaals haar brief van 9 juli 2014 aan klaagster toegezonden, omdat zij het idee had dat klaagster deze niet had gelezen. Daarop ontving verweerster dezelfde dag een e-mail van klaagster, waarin zij verzocht arbitrage aan te vragen, zoals mr. R. had toegezegd.

2.9 Naar aanleiding van deze mail heeft verweerster contact opgenomen met mr. R. en haar verzocht de behandeling van het dossier van haar over te nemen, hetgeen mr. R. op 15 september 2014 heeft gedaan.

2.10 Bij brief van 8 december 2014 heeft klaagster zich bij de deken beklaagd over verweerster.

 

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Meer concreet verwijt klaagster verweerster dat zij tekort is geschoten in de behartiging van haar belangen doordat zij het dossier niet heeft gelezen, te veel kosten in rekening heeft gebracht en te kennen heeft gegeven geen reële mogelijkheid te zien om tegen Bouwfonds te procederen.

 

4 VERWEER

4.1 Verweerster voert gemotiveerd verweer tegen de klacht, op welk verweer de raad hierna zo nodig zal ingaan.

 

5 BEOORDELING

5.1 De nieuwe Advocatenwet is van toepassing op klachten die op of na 1 januari 2015 zijn ingediend bij de deken. De onderhavige klacht is voor 1 januari 2015 ingediend bij de deken en wordt door de raad van discipline derhalve behandeld en beoordeeld op grond van de oude Advocatenwet, zoals die tot 1 januari 2015 gold. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de oude Advocatenwet bedoeld.

5.2 Uit de stukken in het dossier leidt de raad af dat de klacht van klaagsters er met name op is gericht dat zij door drie opeenvolgende advocaten is bijgestaan in de periode vanaf december 2011 zonder dat daarbij enig resultaat is bereikt en dat het klaagster bevreemdt dat alle drie de advocaten een andere visie op haar zaak hadden.

5.3 De raad stelt voorop dat een advocaat in relatie tot zijn of haar cliënt dominus litis is, hetgeen betekent dat de advocaat volledige verantwoording voor de behandeling van de zaak draagt en een eigen afweging maakt of hij of zij mogelijkheden ziet in de behandeling van een zaak. Dit kan tot gevolg hebben dat verschillende advocaten een andere visie hebben op dezelfde zaak, maar ook dat een advocaat op basis van de informatie die hem of haar bij aanvang van de werkzaamheden ter beschikking is gesteld mogelijkheden ziet maar na bestudering van het volledige dossier daar toch anders over denkt en alsnog van behandeling van de zaak afziet. Een advocaat kan niet gedwongen worden een zaak te behandelen waar hij of zij niets in ziet.

5.4 Uit de opdrachtbevestiging van verweerster van 9 juli 2014 leidt de raad af dat zij klaagster te kennen heeft gegeven dat een procedure in haar ogen weinig kans van slagen had, waarbij zij heeft gewezen op de mogelijkheden. Dat stond verweerster vanwege haar hoedanigheid van advocaat vrij. Indien klaagster zich met het standpunt van verweerster niet kon verenigen, stond het haar op haar beurt vrij een second opinion te vragen. Dat heeft zij niet gedaan. Het enkele feit dat mr. R. aan klaagster zou hebben toegezegd een arbitrageprocedure te starten, heeft niet tot gevolg dat verweerster daartoe na overname van het dossier gehouden zou zijn. In zoverre heeft zij naar het oordeel van de raad dan ook niet tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld.

5.5 Uit de stukken in het dossier leidt de raad voorts af dat verweerster het dossier van klaagster in juni 2014 heeft bestudeerd en naar aanleiding daarvan nadere informatie heeft ingewonnen. Op haar brief d.d. 9 juli 2014 is door klaagster pas na ruim een maand gereageerd, waarna het dossier is overgedragen aan mr. R. Naar het oordeel van de raad levert deze handelwijze evenmin een tuchtrechtelijk verwijt op.

5.6 Ten aanzien van de kosten die verweerster bij klaagster in rekening heeft gebracht, merkt de raad op dat geschillen over de hoogte van de declaratie niet tot de bevoegdheid van de tuchtrechter behoren, behoudens het geval dat sprake is van excessief declareren. Daarvan is naar het oordeel van de raad geen sprake.

5.7 Al met al acht de raad de klacht ongegrond.

 

BESLISSING

De Raad van Discipline:

- verklaart de klacht ongegrond.

 

Aldus gewezen door mr. G.A.F.M. Wouters, voorzitter, mrs. M.G. van den Boogerd, P.J.E.M. Nuiten, T. Hordijk en P.S. Kamminga, leden, bijgestaan door mr. M.M.C. van der Sanden als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 14 december 2015.

Griffier Voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 15 december 2015 per aangetekende brief verzonden aan:

- klaagster

- verweerster

- de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden     

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

- klaagster 

- de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.  Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 85452, 2508 CD Den Haag.

b. Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Kneuterdijk 1, 2514 EM Den Haag.

Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.

c.  Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 088-2053707. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

088-2053777 of griffie@hofvandiscipline.nl.

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl