Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

02-11-2015

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2015:311

Zaaknummer

R. 4660/14.245

Inhoudsindicatie

Kwaliteit dienstverlening van de advocaat. Klacht gegrond voor zover deze ziet op de communicatie over proceskansen en de beëindiging van de bijstand en legt ter zake aan verweerder de maatregel van een enkele waarschuwing op. Voor het overige klacht ongegrond.

Uitspraak

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief van 6 november 2014 aan de raad met kenmerk R 2014/94, door de raad ontvangen op 7 november 2014, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van 7 september 2015 van de raad in aanwezigheid van klager en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van de stukken die op grond van artikel 49 lid 2 Advocatenwet ten kantore van de griffier ter inzage hebben gelegen.

 

2 FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2 Klager is voorzitter geweest van de RIV. Nadat met een deel van het bestuur een conflict was ontstaan, heeft klager zich gewend tot verweerder. Verweerder heeft klagers belangen, alsmede die van de vereniging, behartigd in een aantal procedures. Meer concreet heeft verweerder klager (samen met diverse anderen) bijgestaan in een kortgedingprocedure bij de Voorzieningenrechter te Rotterdam. Daarnaast heeft hij de RIV bijgestaan in een andere kort gedingprocedure bij de Voorzieningenrechter te Rotterdam, alsmede in een hoger beroepsprocedure bij het Hof Den Haag gericht tegen het oordeel van de voorzieningenrechter in de hiervoor bedoelde procedure.

2.3 Het hof heeft uiteindelijk, in een arrest van 24 december 2013, geoordeeld dat RIV niet-ontvankelijk diende te worden verklaard in het ingestelde hoger beroep. RIV is daarbij ook veroordeeld in de kosten van dat hoger beroep.

2.4 Bij deze niet-ontvankelijkverklaring heeft het hof geoordeeld dat RIV niet rechtsgeldig was vertegenwoordigd, nu het beroep slechts zou kunnen worden ingesteld namens het bestuur zoals dat bestond tot de vergadering van 28 oktober 2011. Dat bestuur bestond uit een aantal van klagers “tegenstanders”.

2.5 Na het teleurstellende arrest van het Hof heeft klager verweerder aansprakelijk gesteld in januari 2014. Verweerder heeft de ontvangst van klagers aansprakelijkstelling bevestigd en daarna gezorgd voor doorzending aan de verzekeraar van zijn kantoor. Enkele maanden nadien heeft de verzekeraar de aansprakelijkheid afgewezen. Daarbij heeft de verzekeraar overwogen dat enerzijds geen sprake zou zijn van een beroepsfout en anderzijds niet zou zijn gebleken van schade aan de zijde van klager.

2.6 Bij brief van 19 mei 2014 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerder.

 

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij beroepsfouten zou hebben gemaakt, ten gevolge waarvan RIV niet-ontvankelijk is verklaard. Ook zou klager deze beroepsfout niet hebben willen erkennen en verzaakt hebben in de communicatie daaromtrent nadat klager hem schriftelijk aansprakelijk had gesteld. Klager voelt zich aan zijn lot overgelaten na de niet-ontvankelijkheidverklaring en acht het, tot slot, onjuist dat hij niet terstond “de spelregels” heeft ontvangen die gelden bij klachten bij het kantoor van verweerder.

 

4 VERWEER

4.1 Verweerder geeft aan dat de rechtsgeldigheid van het bestuur (althans: de samenstelling daarvan) steeds als een twistpunt bekend is geweest. Verweerder verwijst naar zijn brief van 6 november 2012 aan klager, waarin wordt geschetst dat ook bepaalde onzekerheden bestaan.

4.2 Verweerder betreurt het dat het hof tot het gevormde oordeel is gekomen, maar meent dat daarmee niet is gebleken van enige beroepsfout. Hij wijst er daarbij op dat ook zijn aansprakelijkheidsverzekeraar dit standpunt heeft ingenomen.

4.3 Verweerder verwoordt dat hij met klager heeft gesproken over de mogelijke vervolgstappen. Daarbij heeft hij concreet aangegeven geen mogelijkheden te zien voor een (succesvol) cassatieberoep, maar dat wel mogelijkheden bestaan om de kwestie die door het Hof is beslist, in een bodemprocedure aan de orde te stellen. Klager heeft daar echter niet voor gevoeld, aldus verweerder, omdat klager de kosten die daarmee verband zouden houden, niet meer wilde dragen.

4.4 Verweerder wijst erop dat klager hem van beroepsfouten heeft beticht en dat klager hem aansprakelijk heeft gesteld. Klager had daarna niet kunnen verwachten dat door verweerder nog verdergaande rechtsbijstand zou worden verleend. In de fase voor de aansprakelijkstelling heeft verweerder klager geattendeerd op de resterende juridische mogelijkheden.

4.5 Dat de communicatie na de aansprakelijkstelling beperkt is gebleven, wordt veroorzaakt door het feit dat de verzekeraar de behandeling van klagers claim voor haar rekening diende te nemen. Het is gebruikelijk dat advocaten dan niet meer inhoudelijk met cliënten discussiëren. Verweerder heeft de ontvangst van klagers aansprakelijkheidstelling bevestigd en gezorgd voor doorzending aan de verzekeraar. Het was de verzekeraar die nadien de contacten met klager onderhield.

 

5 BEOORDELING

5.1 Voorop dient te staan dat de tuchtrechter gezien het bepaalde in artikel 46 Advocatenwet mede tot taak heeft de kwaliteit van de dienstverlening aan een cliënt te beoordelen indien deze daar over klaagt. Wel zal de tuchtrechter rekening hebben te houden met de vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en met de keuzes – zoals over procesrisico en kostenrisico – waar de advocaat bij de behandeling van de zaak voor kan komen te staan. De vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en de keuzes waar hij voor kan komen te staan, zijn niet onbeperkt, maar worden begrensd door de eisen die aan de advocaat als opdrachtnemer in de uitvoering van die opdracht mogen worden gesteld en die met zich brengen dat zijn werk dient te voldoen aan datgene wat binnen de beroepsgroep als professionele standaard geldt.

5.2 Tot die professionele standaard behoort het inschatten van de slagingskans van een aanhangig te maken procedure en het informeren van de cliënt daarover. De cliënt dient er door de advocaat op gewezen te worden wat in zijn zaak de proceskansen zijn en wat het kostenrisico is. Voorts dienen processtukken te voldoen aan de redelijkerwijs daar aan te stellen eisen.

5.3 De raad is van oordeel dat op basis van de stukken en het verhandelde ter zitting, en meer in het bijzonder de brief van verweerder aan klager van 6 november 2012, vaststaat dat verweerder niet de processtrategie heeft vastgelegd alsmede heeft nagelaten een afsluitende brief aan klager te sturen naar aanleiding van diens vragen na het arrest van het hof van 24 december 2013. De raad is evenwel van mening dat geen sprake is van een overduidelijke beroepsfout. In casu staat ter beoordeling van de raad de relatie tussen de advocaat en zijn cliënt en de onvolledigheid van verweerder in zijn afweging de kwade kansen schriftelijk aan klager te bevestigen. De raad acht de klacht gegrond voor zover deze ziet op de communicatie over proceskansen en de beëindiging van de bijstand. Voor het overige acht de raad de klacht ongegrond.

 

6 MAATREGEL

6.1 Gelet op de aard en de ernst van de begane overtreding acht de raad de maatregel van een enkele waarschuwing passend en geboden.

 

BESLISSING

De raad van discipline:

- verklaart de klacht gegrond voor zover deze ziet op de communicatie over proceskansen en de beëindiging van de bijstand en legt ter zake aan verweerder de maatregel van een enkele waarschuwing op. Voor het overige acht de raad de klacht ongegrond.

 

Aldus gewezen door mr. C.H. van Breevoort-de Bruin, plaatsvervangend voorzitter, mrs. M. Aukema, L.P.M. Eenens, J.H.M. Nijhuis en A.J.N. van Stigt, leden, bijgestaan door mr. M. Boender-Radder als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 2 november 2015.

griffier voorzitter

 

 

 

 

 

 

 

Deze beslissing is in afschrift op 4 november 2015 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam.     

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

- klager

- verweerder

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

- verweerder

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.  Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 85452, 2508 CD Den Haag.

b. Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Kneuterdijk 1, 2514 EM Den Haag.

Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.

c.  Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 088 – 205 37 01. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof:

Telefoon 088 – 205 37 77 of griffie@hofvandiscipline.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl