Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

08-10-2015

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2015:306

Zaaknummer

15-309 DH/DH

Inhoudsindicatie

Klacht tegen de advocaat van de wederpartij.

Inhoudsindicatie

Indien verweerster meent dat het niet in het belang van haar cliënte is of indien haar cliënte te kennen geeft dat niet te wensen, staat het verweerster vrij om op bepaalde brieven van klagers gemachtigde niet te reageren. Overigens kan uit de stukken worden afgeleid dat verweerster wel degelijk heeft gereageerd op  e-mails en brieven van klagers gemachtigde. Klagers stelling dat verweerster in het geheel niet heeft gereageerd is dan ook niet juist.

Inhoudsindicatie

Klacht kennelijk ongegrond.

Uitspraak

 

De voorzitter van de Raad van Discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennis genomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag van 24 augustus 2015 met kenmerk K068 2015 ak/ksl, door de raad ontvangen op 28 augustus 2015, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

 

1 FEITEN

1.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

1.2 Aan het huwelijk tussen klager en zijn voormalige echtgenote is in 2004 een einde gekomen. Tussen klager en zijn voormalige echtgenote zijn geschillen ontstaan over onder meer de omgang tussen klager en de zoon van partijen, de vakantieregeling, afgifte van reisdocumenten en over de behandeling van de zoon.

1.3 Verweerster behartigt de belangen van de voormalige echtgenote van klager in het kader van de afwikkeling van de gevolgen van de echtscheiding.

1.4 Op 17 juli 2014 heeft de advocaat van klager verweerster een e-mail gestuurd omtrent de vakantieregeling.

1.5 Op 28 juli 2014 heeft de advocaat van klager verweerster nogmaals een e-mail gestuurd.

1.6 Op 11 september 2014 heeft de opvolgend advocaat van klager, mr. R, verweerster een brief gestuurd met de vraag of verweersters cliënte mee wilde werken aan het traject “Ouderschap Blijft” alsmede met betrekking tot vakantieregeling.

1.7 Op 16 september 2014 heeft verweerster klager bericht dat haar cliënte ziek was en dat zij daarom nog niet op de brief had kunnen reageren.

1.8 Op 21 oktober 2014 heeft verweerster aan de advocaat van klager  medegedeeld, dat zij het verzoekschrift ter verkrijging van vervangende toestemming om te reizen en voor medische behandeling van het kind van had ontvangen en dat de zaak is doorverwezen naar de Rechtbank Rotterdam, omdat verweersters cliënte werkzaam is bij de Rechtbank Den Haag.

1.9 Op 4 november 2014 heeft  verweerster een e-mail van de advocaat van klager ontvangen met betrekking tot het voorgestelde mediationtraject.

1.10 Op 19 november 2014 heeft er een zitting plaatsgevonden bij de Rechtbank Rotterdam. Tijdens deze zitting hebben partijen overeenstemming bereikt. Deze overeenstemming is schriftelijk vastgelegd en aan het proces-verbaal van de zitting gehecht.

1.11 Klager heeft op 16 december 2014 aan zijn ex-echtgenote een concreet voorstel gestuurd omtrent de verdeling van de vakanties. Diezelfde dag heeft verweerster op dit voorstel gereageerd met een tegenvoorstel.

1.12 Op 18 december 2014 heeft de advocaat van klager verweerster een e-mail gestuurd met een voorstel voor een ouderschapsplan.

1.13 Op 23 februari 2015 heeft de advocaat van klager een reactie van verweerster op het voorstel ontvangen.

1.14 Op 24 februari 2015 heeft verweerster rechtstreeks telefonisch contact met klager opgenomen.

1.15 Bij brief van 26 februari 2015 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerster.

 

2 KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Meer in het bijzonder verwijt klager verweerster dat zij:

a. niet heeft gereageerd op brieven en e-mails van zijn voormalige gemachtigde en advocaat en telefonisch niet bereikbaar is;

b. geen minnelijke regeling nastreeft en de bodemprocedure nodeloos heeft gerekt;

c. klager emotioneel belast door de wijze waarop zij de belangen van haar cliënte behartigt;

d. rechtstreeks telefonisch contact met klager heeft opgenomen in plaats van met zijn advocaat waarbij zij klager, naar klagers zeggen, heeft geïntimideerd en bedreigd.

 

3 VERWEER

Ten aanzien van klachtonderdeel a

3.1 Verweerster heeft gesteld dat zij namens haar cliënte meerdere malen zowel telefonisch als per e-mail heeft gereageerd op klagers verzoeken toen hij nog werd bijgestaan door mr. S. Tijdens de vakantie van mr. S heeft verweerster gesproken met haar waarnemer, mr. C. Verweerster ontving vervolgens meerdere malen vragen of haar cliënte medewerking wilde verlenen aan een traject bij “Ouderschap Blijft”. Verweerster stelt dat haar cliënte daar al reeds op had geantwoord, maar dat klager daar geen genoegen mee nam. Verweerster heeft betwist dat zij (telefonisch) niet bereikbaar was.

 Ten aanzien van klachtonderdeel b

3.2 Al klagers voorstellen heeft verweerster doorgestuurd aan haar cliënte en met haar besproken, maar zij heeft alle voorstellen afgewezen. Verweerster is van mening dat het de keuze is van haar cliënte om wel of niet aan een traject mee te werken. Dat klager daar geen genoegen mee neemt, maakt volgens verweerster haar handelen niet tuchtrechtelijk verwijtbaar. Van onnodig rekken van de procedure is geen sprake geweest.

3.3 Op 16 september 2014 heeft verweerster klagers advocaat bericht dat haar cliënte ziek was, zodat zij nog geen reactie had ontvangen. Kort daarna is klager volgens verweerster overgegaan tot een verzoekschriftprocedure en een kort geding. Deze verzoeken zijn volgens verweerster zonder overleg en zonder het opvragen van haar verhinderdata ingediend bij de Rechtbank Den Haag. Een concept of kopie van de stukken heeft verweerster niet van klagers advocaat ontvangen, alleen van haar cliënte. Op 21 oktober 2014 heeft verweerster klagers advocaat bericht dat de procedure zou worden voortgezet in Rotterdam. Dat zij de procedure zou hebben gerekt is volgens verweerster niet juist. Klager wist dat haar cliënte werkzaam was bij de Rechtbank Den Haag. Het lag op de weg van klager dit aan zijn eigen advocaat te melden.

 Ten aanzien van klachtonderdeel c

3.4 Verweerster heeft gesteld dat alle contacten via klagers advocaat verliepen, behoudens het telefoongesprek vlak voor de voorjaarsvakantie.

Ten aanzien van klachtonderdeel d

3.5 Op verzoek van verweersters cliënte heeft zij de advocaat van klager een e-mail gestuurd over de verdeling van de voorjaarsvakantie. Hierop ontving verweerster geen reactie. Na meerdere malen gebeld te hebben met klagers advocaat kreeg verweerster van haar waarnemer te horen dat klager niet zou reageren op telefonische en schriftelijke berichten. Omdat onduidelijk was of klager nog wel bijgestaan wilde worden door zijn advocaat en er lang geen contact met klager mogelijk was, kreeg verweerster klagers telefoonnummer, zodat zij hem kon vragen of hij die dag zijn zoon zou komen ophalen. Volgens verweerster begon klager tijdens het telefoongesprek tegen haar te schreeuwen en gaf klager geen antwoord op verweersters vragen,waarna zij de verbinding heeft verbroken. Van intimidatie of bedreiging van haar kant is naar de mening van verweerster geen enkele sprake geweest.

 

4 BEOORDELING

4.1 Nu de klacht gericht is tegen de advocaat van klagers wederpartij geldt de door het Hof van Discipline gehanteerde maatstaf dat de advocaat van de wederpartij een grote mate van vrijheid toekomt de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem goeddunkt. Die vrijheid is niet onbeperkt; deze kan onder meer ingeperkt worden indien de advocaat (1) zich onnodig grievend uitlaat over de wederpartij, (2) feiten poneert waarvan hij weet of redelijkerwijs kan weten dat zij in strijd met de waarheid zijn, of indien (3) de advocaat (anderszins) bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij onnodig of onevenredig schaadt zonder dat daarmee een redelijk doel wordt gediend. Met betrekking tot de onder (2) genoemde beperking moet voorts in het oog worden gehouden dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid van dat feitenmateriaal en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. De voorzitter zal het optreden van verweerster derhalve aan de hand van deze maatstaf beoordelen.

Ten aanzien van klachtonderdelen a en b

4.2 Uit de stukken noch anderszins is komen vast te staan dat verweerster de hiervoor bedoelde haar toekomende ruime mate van vrijheid te buiten is gegaan dan wel zich in enig ander opzicht niet heeft gedragen zoals een behoorlijk advocaat betaamt. Indien verweerster meent dat het niet in het belang van haar cliënte is of indien haar cliënte te kennen geeft dat niet te wensen, staat het verweerster vrij om op bepaalde brieven van klagers gemachtigde niet te reageren. Overigens kan uit de stukken worden afgeleid dat verweerster wel degelijk heeft gereageerd op  e-mails en brieven van klagers gemachtigde. Klagers stelling dat verweerster in het geheel niet heeft gereageerd is dan ook niet juist.

4.3 Evenmin kan worden vastgesteld dat verweerster de procedures, dan wel de afwikkeling van de zaak nodeloos heeft vertraagd, noch dat door haar toedoen de zaak is geëscaleerd. Dat de Rechtbank Den Haag de zaak heeft verwezen naar de Rechtbank Rotterdam, naar aanleiding van het gerechtvaardigde verzoek daartoe, omdat de cliënte van verweerster werkzaam is bij de Rechtbank Den Haag, kan klager verweerster niet met succes verwijten. Aan verweerster kan evenmin verweten worden dat haar cliënte niet heeft willen meewerken aan een minnelijke regeling.

 Ten aanzien van klachtonderdeel c

4.4 Dat de procedure(s), waarin klager met de cliënte van verweerster is verwikkeld, hem emotioneel belasten is begrijpelijk, maar dit betekent niet dat verweerster door de wijze waarop zij de belangen van haar cliënte behartigt/heeft behartigd tuchtrechtelijk verwijtbaar jegens klager heeft gehandeld.

Ten aanzien van klachtonderdeel d

4.5 Een advocaat mag zich betreffende een aangelegenheid waarin de wederpartij naar hij weet door een advocaat wordt bijgestaan, niet anders in verbinding stellen dan door tussenkomst van die advocaat, tenzij deze laatste hem toestemming geeft zich rechtstreeks met die partij in verbinding te stellen. Verweerster heeft onweersproken gesteld dat zij van klagers advocaat klagers telefoonnummer heeft ontvangen, zodat zij zelf contact met klager kon opnemen. Niet valt in te zien welk tuchtrechtelijk verwijt verweerster gelet op deze omstandigheid kan worden gemaakt.

4.6 Met betrekking tot de wijze waarop het telefoongesprek op 24 februari 2015 heeft plaatsgevonden nemen klager en verweerster tegenstrijdige standpunten in, zonder dat vastgesteld kan worden dat het standpunt van klager juist is. Bij gebrek aan schriftelijke stukken althans een nadere onderbouwing van de zijde van klager kan niet worden vastgesteld het verwijt dat verweerster klager ten tijde van het telefoongesprek heeft geïntimideerd, dan wel heeft bedreigd.

4.7 Gelet op het vorenstaande zal de voorzitter de klacht kennelijk ongegrond verklaren.

 

BESLISSING

De voorzitter verklaart de klacht kennelijk ongegrond.

Aldus gewezen door mr. M.F. Baaij, voorzitter, met bijstand van mr. M. Boender-Radder als griffier op 8 oktober 2015. 

griffier  voorzitter

 

 

 

 

 

 

Deze beslissing is in afschrift op 9 oktober 2015 per aangetekende post verzonden aan:

- klager 

en per gewone post aan:

- klager

- verweerster

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag. 

Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klager en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag binnen dertig dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort Den Haag, Postbus 85491, 2508 CD Den Haag (fax: 088-2053707). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 30 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de Raad van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.