Rechtspraak
Uitspraakdatum
16-11-2015
ECLI
ECLI:NL:TADRSGR:2015:319
Zaaknummer
R. 4719/15.29a
Inhoudsindicatie
Klager heeft de behandeling van een strafzaak overgenomen van verweerder. Verweerder heeft het dossier niet op eerste verzoek aan klager toegestuurd. Dit ondanks het feit dat de zitting op korte termijn plaats zou vinden. Verweerder heeft daarmee niet gehandeld zoals een behoorlijk advocaat betaamt. Het klachtonderdeel is gegrond. Daarnaast heeft verweerder en niet klager, zoals te doen gebruikelijk is, de Raad voor Rechtsbijstand verzocht om de vergoeding vast te stellen. Bij het doen van zijn verzoek heeft verweerder geen rekening gehouden met de door klager verrichtte werkzaamheden. Door aldus te handelen heeft verweerder niet gehandeld zoals een behoorlijk advocaat betaamt. Er volgt gegrond verklaring van de klacht. Aan verweerder wordt de maatregel van enkele waarschuwing opgelegd.
Uitspraak
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij brief aan de raad van 29 januari 2015 met kenmerk R2015/12, door de raad ontvangen op 30 januari 2015, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 21 september 2015 in aanwezigheid van partijen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.3 De raad heeft kennis genomen van de stukken die op grond van artikel 49 lid 2 Advocatenwet ten kantore van de griffier ter inzage hebben gelegen.
2 FEITEN
2.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.
2.2 Klager heeft de behandeling van de strafzaak van mevrouw P, overgenomen van verweerder, die op zijn beurt de zaak had overgenomen van mr V.
2.3 Bij faxbrief van 11 juli 2013 heeft klager verweerder meegedeeld dat hij de behandeling van de zaak zou overnemen en verzocht het dossier en de originele last tot toevoeging en de toevoegingsbescheiden naar hem toe te sturen.
2.4 Bij faxbrief van 26 juli 2013 heeft klager verweerder nogmaals verzocht om toezending van het dossier in verband met de behandeling van de strafzaak van mevrouw P binnen twee weken.
2.5 Bij faxbrief van 30 juli 2013 heeft klager het schaduwdossier bij de rechtbank opgevraagd en zich gesteld als raadsman van mevrouw P.
2.6 Bij brief van 31 juli 2013 heeft verweerder klager meegedeeld het dossier toe te zullen sturen, dat de last tot toevoeging nog niet was gemuteerd en dat verweerder vijf uren aan de zaak besteed had.
2.7 Bij faxbrief van 27 augustus 2013 heeft klager de strafgriffie van de rechtbank een kopie van de originele last tot toevoeging gestuurd met het verzoek om deze last op zijn naam te muteren in verband met het feit dat verweerder geen gevolg gaf aan zijn toezegging om één en ander te regelen. Klager heeft verweerder een kopie van deze faxbrief toegestuurd.
2.8 Bij faxbrief van 28 augustus 2013 heeft klager verweerder onder meer geschreven:
"6. Ook voert u in totaal ruim 2,5 uur op aan werkzaamheden waar de toevoeging niet voor is bedoeld, te weten de overname en vervolgens overdracht van een dossier. Die kosten komen in geen geval voor vergoeding in aanmerking.
7. De enige kosten die in mijn optiek redelijkerwijs voor vergoeding in aanmerking zouden komen zijn kosten die verband houden met de inhoudelijke contacten met cliënte (waarvan cliënte betwist dat zij hebben plaatsgevonden in de mate die u stelt) en de kosten die zijn verbonden aan het bestuderen van de zaak.
8. Die kosten zal ik echter niet vergoeden omdat u, zoals gezegd, zelf in gebreke bent gebleven de griffie tijdig en op de juiste wijze te verzoeken de last te muteren, maar bovendien kosten op uw naam maakt, maar de last wenst te muteren - na mijn overname verzoek nota bene - op naam van X (kantoorgenoot verweerder), die blijkens uw specificatie geen werkzaamheden heeft verricht."
2.9 Bij brief van 30 augustus 2013 heeft verweerder de griffie van de rechtbank gevraagd de last tot toevoeging te muteren.
2.10 Bij faxbrief van 10 september 2013 heeft verweerder klager de op naam van verweerder gemuteerde last tot toevoeging gestuurd en een reactie gegeven op de door klager geuite kritiek omtrent de gang van zaken en de urenverantwoording.
2.11 Bij faxbrief van 11 september 2013 heeft klager verweerder laten weten dat hij niet zal voldoen aan het verzoek van verweerder om een deel van de vergoeding aan verweerder te betalen. Klager heeft verweerder onder meer geschreven:
“Voor het overige verwijs ik u naar mijn standpunten zoals verwoord in mijn brief van 27 augustus. Ik zal vandaag de toevoeging declareren en het dossier, na betaling door de Raad en verrekening met (de eerste advocaat van mr. P), archiveren."
2.12 Op 31 oktober 2013 heeft de Raad voor Rechtsbijstand op verzoek van verweerder de vergoeding vastgesteld. Bij het vaststellen van de vergoeding is geen rekening gehouden met de door klager verrichtte werkzaamheden.
2.13 Bij faxbrief van 16 januari 2014 heeft klager verweerder gevraagd of het juist is dat verweerder een verzoek tot vaststelling van de vergoeding heeft ingediend bij de Raad voor Rechtsbijstand.
2.14 Bij faxbrief van 23 februari 2014 heeft verweerder klager onder andere meegedeeld dat hij de toevoeging ter vaststelling van de vergoeding bij de Raad heeft ingediend, dat de vergoeding is vastgesteld doch dat verweerder bezwaar tegen deze vaststelling heeft gemaakt. Tevens heeft verweerder klager de vraag gesteld hoe deze kwestie dient te worden opgelost.
2.15 Bij faxbrief van 14 maart 2014 heeft klager een bemiddelingsverzoek bij de deken ingediend.
2.16 Op 27 juni 2014 heeft klager de deken verzocht om zijn brief van 14 maart 2014 aan te merken als een klacht tegen verweerder.
3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:
a) verweerder klager niet op eerste verzoek het dossier van mevrouw P heeft toegestuurd;
b) verweerder zonder enige vorm van overleg een toevoeging heeft aangevraagd en gedeclareerd terwijl hij wist dat klager al in de zaak aan het werk was op basis van dezelfde last tot toevoeging; en
c) hij vervolgens niet tot verrekening van de ontvangen vergoeding met klager heeft willen overgaan.
4 VERWEER
4.1 Verweerder acht klager niet ontvankelijk in zijn klacht aangezien klager in zijn klacht geen gedragsregels genoemd heeft.
4.2 Verweerder heeft de regie zelf in handen willen nemen gelet op het feit dat klager hem in brieven heeft meegedeeld dat hij niet van zins was om met verweerder af te rekenen.
4.3 Verweerder heeft het dossier aan klager toegestuurd bij brief van 31 juli 2013.
4.4 Voor zover de klacht ziet op het misleiden van de Raad voor Rechtsbijstand dient klager niet ontvankelijk verklaard te worden omdat niet klager maar de Raad voor Rechtsbijstand rechthebbende en/of belanghebbende zou zijn.
4.5 De ontvangen vergoeding komt verweerder gedeeltelijk toe omdat hij werkzaamheden heeft verricht in de zaak van mevrouw P. De vergoeding moet pro rato verdeeld worden over de eerste advocaat van mevrouw P, verweerder en klager.
4.6 De handelwijze van verweerder is een reactie op de mededeling van klager dat hij niet van zins is om met verweerder af te rekenen. Het stond klager niet vrij om de vergoeding geheel te willen behouden.
5 BEOORDELING
5.1 De nieuwe Advocatenwet is van toepassing op klachten die op of na 1 januari 2015 zijn ingediend bij de deken. De onderhavige klacht is voor 1 januari 2015 ingediend bij de deken en wordt door de raad van discipline derhalve behandeld en beoordeeld op grond van de oude Advocatenwet, zoals die tot 1 januari 2015 gold. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de oude Advocatenwet bedoeld.
Ontvankelijkheid
5.2 De Advocatenwet schrijft niet voor dat een klacht onderbouwd dient te worden met de gedragsregels die overschreden zouden zijn. De raad toetst aan de algemene regel van artikel 46 van de Advocatenwet. De gedragsregels zijn een uitwerking van de in artikel 46 genoemde maatstaven.
5.3 Klager is derhalve ontvankelijk.
Inhoudelijke beoordeling
5.4 Vast staat dat verweerder niet op eerste verzoek het dossier aan klager heeft gestuurd. Ook indien het dossier bij brief van 31 juli 2013 aan klager gestuurd is, heeft verweerder niet tijdig actie ondernomen, mede in aanmerking nemende dat de strafzaak binnen twee weken behandeld zou worden. Verweerder heeft niet gehandeld zoals een behoorlijk advocaat betaamt.
5.5 Het klachtonderdeel is gegrond.
Ad klachtonderdeel b en c
5.6 Zoals verweerder zelf tijdens de behandeling van de klacht ter zitting heeft meegedeeld, is het te doen gebruikelijk dat de laatste behandelende advocaat de toevoeging voor vaststelling van vergoeding aanbiedt aan de Raad voor Rechtsbijstand.
5.7 Het had derhalve op de weg van klager gelegen om de aanvraag vergoeding bij de Raad voor Rechtsbijstand in te dienen en niet die van verweerder.
5.8 De raad constateert voorts dat verweerder evenmin voortvarend gehandeld heeft om er voor te zorgen dat de last tot toevoeging op zijn naam gemuteerd zou worden, waarna de last gemuteerd had kunnen worden op naam van klager.
5.9 Het feit dat verweerder klager gepasseerd heeft bij het muteren van de toevoeging en het vaststellen van een vergoeding, waarbij verweerder, naar de raad is gebleken, geen rekening gehouden heeft met de door klager verrichte werkzaamheden in de zaak van mevrouw P, is in strijd met de tussen advocaten geldende onderlinge welwillendheid gehandeld en het vertrouwen in de advocatuur geschaad Verweerder heeft niet gehandeld zoals een behoorlijk advocaat betaamt.
5.10 De klachtonderdelen zijn gegrond.
6 MAATREGEL
6.1 Gelet op de gegrond bevonden klacht acht de Raad na te vermelden maatregel passend en geboden.
BESLISSING
De raad van discipline:
verklaart de klacht gegrond en legt verweerder de maatregel op van enkele waarschuwing.
Aldus gewezen door mr. M.F. Baaij, voorzitter, mrs. P.O.M. van Boven-de Groot, J.G. Colombijn-Broersma, J.J. van der Gouw, R. de Haan, leden, bijgestaan door mr. A.H. van Haga als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 16 november 2015.
griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 18 november 2015 per aangetekende brief verzonden aan:
- klager
- verweerder
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.
Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:
- verweerder
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.
Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.
De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.
Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:
a. Per post
Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:
Postbus 85452, 2508 CD Den Haag.
b. Bezorging
De griffie is gevestigd aan het adres Kneuterdijk 1, 2514 EM Den Haag.
Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.
c. Per fax
Het faxnummer van het Hof van Discipline is 088-2053707. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.
Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof
088-2053777 of griffie@hofvandiscipline.nl
Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl
a