Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

14-12-2015

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2015:346

Zaaknummer

R. 4793/15.103

Inhoudsindicatie

Verzet. Klacht tegen deken. De raad verenigt zich met de beoordeling van de klacht door de voorzitter. Verzet ongegrond.

Uitspraak

 

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij e-mail van 26 september 2014 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerder.

1.2 Bij brief aan de raad van 22 mei 2015 met kenmerk R 2015/49 cij, door de raad ontvangen op 26 mei 2015, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3 Bij beslissing van 24 juni 2015 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad  (hierna: de voorzitter) de klacht kennelijk niet-ontvankelijk verklaard, welke beslissing op 25 juni 2015 is verzonden aan klager.

1.4 Bij e-mail van 9 juli 2015 heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.5 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 26 oktober 2015 in aanwezigheid van de huidig deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.6 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede van het verzetschrift van klager van 9 juli 2015 en zijn door hem als pleitnota bestempelde e-mail d.d. 23 oktober 2015.

 

2 FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht en het verzet wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2 Klager heeft eerder in juni 2011 en februari 2013 een klacht ingediend tegen verweerder in zijn hoedanigheid van deken.

2.3 De voorzitter van de Raad van Discipline heeft deze klachten als kennelijk ongegrond afgewezen.

2.4 Het door klager ingestelde verzet in de eerste zaak is door de Raad van Discipline ongegrond bevonden.

2.5 Klagers nieuwe klacht heeft betrekking op hetzelfde feitencomplex. Klager heeft mr. M. frauduleuze handelingen verweten in verband met een bedrag van € 72.500,- dat op zijn derdengeldenrekening is gestort.

2.6 Klager meende dat dat bedrag onder de notaris gestort had moeten worden.

2.7 Tegen verweerder heeft klager vervolgens geklaagd omdat deze, hoewel daar stelselmatig door klager om was gevraagd, weigerde in te grijpen in deze handelwijze van mr. M.

2.8 Bij e-mail van 26 september 2014 heeft klager zich bij de voorzitter van de Raad van Discipline beklaagd over verweerder.

 

3 KLACHT EN VERZET

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Meer in het bijzonder verwijt klager verweerder zijn weigering in te grijpen, alsmede verwaarlozing van het dekenaat, wanprestatie en onrechtmatige daad. Klager heeft de klacht als volgt toegelicht. Verweerder heeft de klacht, het geldelijk beroven van zijn klant door mr. M. en hem met onnodige kosten opzadelen, niet behandeld. Voorts heeft verweerder geen enkele actie ondernomen na klagers klachten over mr. M. Verweerder heeft geen enkele actie ondernomen toen klager hem er op wees, dat de klant van mr. M. werd beroofd van een bedrag van € 22.000,-. Klager heeft verweerder gewaarschuwd voor een dagvaarding van mr. M. En verweerder heeft mr. M. gefaciliteerd om willens en wetens, moedwillig een fout standpunt in te nemen met betrekking tot de terminologie ‘verdelen’. Het appartementsrecht was al verdeeld in 1986. Klager verwijt verweerder voorts grove nalatigheid, omdat onder zijn verantwoordelijkheid mr. M. twee jaar lang een zaak heeft weten te rekken om er 100 uur voor te declareren. Tot slot verwijt klager verweerder samenspanning en dat hij dit faciliteert en stimuleert.

3.2 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in dat klager zich met de beslissing van de voorzitter niet kan verenigen.

 

4 BEOORDELING

4.1 De nieuwe Advocatenwet is van toepassing op klachten die op of na 1 januari 2015 zijn ingediend bij de deken. De onderhavige klacht is voor 1 januari 2015 ingediend bij de deken en wordt door de raad van discipline derhalve behandeld en beoordeeld op grond van de oude Advocatenwet, zoals die tot 1 januari 2015 gold. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de oude Advocatenwet bedoeld.

4.2 De raad is van oordeel dat de voorzitter bij zijn beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en voorts acht heeft geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval. Naar het oordeel van de raad kunnen de door klager aangevoerde gronden niet slagen en heeft de voorzitter de klacht terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden.

4.3 Nu het verzet van klager tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.

 

BESLISSING

De Raad van Discipline:

- verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gewezen door mr. G.A.F.M. Wouters, voorzitter, mrs. M.G. van den Boogerd, P.J.E.M. Nuiten, T. Hordijk en P.S. Kamminga, leden, bijgestaan door mr. M.M.C. van der Sanden als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 14 december 2015.

Griffier Voorzitter

 

Deze beslissing is in afschrift op 15 december 2015 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Op grond van artikel 46h lid 4 Advocatenwet kan van deze beslissing geen hoger beroep worden ingesteld.